van Nassau begraven liggen is in 1860 door Cuypers en Stolzenberg te Roermond hersteld. Die herstelling is een vernieuwing geweest, zoodat men alleen over de ordonnantie van het geheel, doch niet over het karakter van het beeldhouwwerk kan oordeelen. Tusschen twee zuilen van het koor geplaatst vertoont dit gedenkteeken een Laat Gothische nis door een zoogenaamden Tudorboog gedekt en door rijke pinakels bekroond. In de nis is een beeld van Maria geplaatst, aan beide zijden waarvan Jan, Engelbrecht, hunne vrouwen en patroonheiligen zijn aangebracht.
Een meesterstuk van smidskunst is het ijzeren hek, dat het gedenkteeken omgeeft. Door zijn eigenaardige samenstelling doet het aan vlechtwerk denken.
De noordelijke kapel van het koor bevat de beroemde tombe van Engelbrecht II, die in 1504 stierf, terwijl zijn vader in 1475 was overleden.
Men ziet Engelbrecht, die een vermaard krijgsoverste in dienst van keizer Maximiliaan was, naast zijn in 1500 overleden gemalin Limburga van Baden op een mat als lijken uitgestrekt liggen, met de handen kruiselings over elkander. Beiden zijn in een doodskleed gehuld. Op de hoeken van het lage zwart marmeren voetstuk, waarop deze in albast uitgevoerde beelden liggen, knielen vier levensgroote figuren, die een zwart marmeren zerk dragen, waarop de wapenrusting van Engelbrecht is geplaatst. Drie dezer albasten beelden hebben een rijk versierde wapenrusting aan, de vierde is alleen in een draperie gehuld. Men meent, dat de beeldhouwer Julius Caesar, Hannibal, Philips van Macedonië en Marcus Attilius Regulus heeft willen voorstellen.
Merkwaardig is, dat elke toespeling op het Christelijk geloof ontbreekt. Alleen de vergankelijkheid der aardsche grootheid is in tegenstelling gebracht met den roem, dien de overledene door zijn veldheerstalenten had verworven.
muurschildering der lieve-vrouwekerk te breda (beschadigd).
Een jaartal komt op het gedenkteeken niet voor, dat Hendrik van Nassau, in 1538 gestorven, heeft doen maken.
Dat Michelangelo de vervaardiger zou zijn, wordt wel beweerd, doch is onwaarschijnlijk. Met meer recht zou men Vincenzo da Bologna of Pietro Torrigiani kunnen noemen, die, uit de school van Michelangelo voortgekomen, in Vlaanderen werkzaam zijn geweest.
Dat Engelbrecht en zijn gemalin in hun doodsgewaad als lijken op een mat uitgestrekt liggen, zou doen vermoeden, dat de vervaardiger zich door het grafteeken voor Lodewijk XII te Saint-Denis heeft laten inspireeren. Zulke realistische voorstellingen der vergankelijkheid waren een lief hebberij van de beginnende zestiende eeuw.
Door een fraaigesneden eikenhouten hek wordt de kapel, waarin dit monument geplaatst is, van de kerk afgesloten.
De graftombe van Jan van Polanen II, aan de noordzijde van het koor, is uit het