Populaire kunsthistorie.
Collection des Grands Artistes des Pays-Bas. G. van Oest & Cie., Bruxelles.
Ik geloof niet, dat wij de verschillende auteurs onrecht aan doen, nòch de uitgave der heeren G. van Oest & Cie. kleineeren, wanneer wij, beoordeelende de reeds verschenen deeltjes, deze serie aanduiden als bijdragen tot populaire kunsthistorie.
Wij toch willen hiermede geenszins een minderwaardigheid bedoelen, doch er slechts mede aanduiden, dat hier niet gezocht is, voor het meerendeel ten minste niet (het boekje over Quintijn Metsys maakte er misschien een uitzondering op) naar nieuwe bewijsgronden om het werk van dezen of genen meester nader té kunnen documenteeren of op hunne levensomstandigheden een nieuw licht te kunnen werpen; maar dat er getracht is, aan de hand van bestaande gegevens een beeld te geven van het leven en werken van enkelen der meest belangrijke Nederlandsche kunstenaars.
Immers Gustave Van Zijpe, de schrijver van het deeltje over den Delftschen Vermeer zegt in zijn voorrede: ‘Ce petit livre n'est point une étude savante. Son auteur n'a pas la prétention de faire oeuvre d'érudit. Il n'a point fait de recherches dans les archives; il n'a point eu le dessein d'augmenter la documentation commencée par des historiens de l'art et que d'autres historiens compléteront peut être. Il a simplement réuni des renseignements déja publiés, des hypothèses déjà formulées par Bürger, par Havard, par Obreen, par M.M. Bredius, de Stuers, Hofstede de Groot, Martin, d'autres encore; et il a essayé d'ébaucher le portrait d'un très grand artiste, de caractériser une personnalité puissante, de dire pourquoi elle mérite, entre toutes, l'admiration enthousiaste et le respect’.
En hiermede neemt hij dus geheel het standpunt in van den populairen-kunsthistoricus, den schrijver, die aan leeken de schoonheid wil doen kennen van schilderkunst, van beeldhouwkunst, van architectuur, hun een inzicht geven in het werk van dezen of genen grooten meester, zonder in een zuiver wetenschappelijke bronnenstudie te vervallen
Dat er in dezen tijd belangstelling is voor kunsthistorie, in bevattelijken vorm medegedeeld, dat er behoefte bestaat aan soortgelijke boekjes als de ‘Collection des Grands Artistes des Pays-Bas,’ wij twijfelen er geenszins aan, wetende hoe er een zucht bij het publiek is naar meer aesthetische ontwikkeling. Het kan zijn, dat wij hier met een voorbijgaande modegril te doen hebben, maar bij velen toch zit het wel iets dieper, zij voelen, dat bij de opleiding, hetzij op de scholen als elders er nooit een oogenblik aan gedacht is, ook hun smaak, hun bevattings-vermogen voor iets moois te vormen, laat staan gepoogd is hun iets te doen begrijpen van de schoonheid in uitingen van beeldende kunst. En al voelden sommigen bij het doorwandelen in Musea eens iets voor dit of dat schilderij, zij konden er zich dan meestal geen rekenschap van geven, waarom zij het mooi vonden, òf zij verlangden naar meerder bijzonderheden dan een Museum-Catalogus geven kan, wat van zelf dus leidde naar een kunsthistorie voor leeken.
Opmerkelijk is dan ook zooals Jean de Bosschere zegt in zijn boekje over Quintijn Metsys dat door de tentoonstelling te Brugge eenige jaren geleden gehouden, velen eerst tot het besef zijn gekomen van de schoonheid der Vlaamsche en Hollandsche Primitieven, dat er belangstelling is gekomen voor het werk van Metsys, van Memlinc, van Bouts en meer anderen.
Een serie-uitgave, als bovengenoemde zal dan ook zeker aan velen welkom zijn, vooral daar zij, naast een tekst die aangenaam is om te lezen, die goed is, zonder tot dorre documentatie of schoolmeesterij te vervallen, een groot aantal illustraties bevat, die een duidelijk overzicht geven van het werk van den besproken kunstenaar.
Een viertal deeltjes zijn thans verschenen, gewijd aan Quintin Metsys, Thiery Bouts, Pierre Breughel l'Ancien en Vermeer de Delft, terwijl nog in voorbereiding zijn, monografieën