Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 18(1908)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 258] [p. 258] Herfstgedicht door Constant Eeckels. Ge brengt wat zonnelicht in 't avondduister, dat mijn oude ziel bewaast, en uwe klare tale klinkt als koraalgezang in koele kloosterkerk, waar maagre pater bidt op eeuwengrijzen zerk. Uw jeugd verjongt me weer, mijn kind. De stramme mensch hervoelt nog eens de gloed van lang-verdoofde branden. Verblijdend blauwt de lent' me tegen uit uw oog waarover nog geen waas van droef begrijpen toog. Op heel uw zoet gelaat licht als een verre schijn van 't weidsche paradijs, waar niets de zonde kende, zóó heilig, dat ik stil 't bestaar uit laagte van mijn wereld, waar ik nooit die klaarheid vinden kan. 'k Voel uwe kleine hand verloren in de mijn; 't is of ik houd nu de onschuld weer van vroeger jaren. 'k Ben klein terug, en hoor het lied dat moeder zong, en zie de wingerd die om 't open venster hong. 't Is treurig dat ge groeit, arm kind, 't is treurig dat die lach-omlijnde mond vertrekken zal tot schreien. Té gauw rolt de eerste traan steeds langs verbleekte wang; en sterft uw zomer dra, de winter duurt zoo lang.... Vorige Volgende