Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 18

[p. 257]

October
door Constant Eeckels.

De herfstedag is grijs, en dof de grauwe luchte
die op zoo luttel tijd heur zomerschoon verloor.
De regen drenselt stil, gestadig neer, en door
beplaste straten vaart een huivrend weemoedszuchten.

De ruiten zijn beschreid, de smoegle smook der schouwen
ruift roetig naar den grond, bezwaard met vochtig wee;
en treurig klept de klok een snakkend-zwakke bee
van zondaars, buigend diep in troosteloos berouwen.

Wie heeft nu in zijn huis de voorraad voor de tijden
die naadren, guur en bar, verweesd van zoete zon?
Het brood en 't ooft dat hij bedachtzaam garen kon
ten male, en olie voor het avondlicht-verblijden?

Wie kan er op den dag, die heenging, vredig blikken,
en voelt op 't hart de zalf der streng volbrachte plicht?
Wie moet nu, als hij 't oog op 't schrale morgen richt,
niet voor de schaarschheid of het hard getijde schrikken?

Wél hem, wél hem die thans in peis het brood kan nutten
gekneed door stuggen vlijt, doordeesemd met zijn zweet.
Hem brengt de stroeve herfst geen rouw, en 't lied van leed
breekt op de muren die rotsveilig hem beschutten.