Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 18
(1908)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |||||||||
Orchideeën,
| |||||||||
[pagina 167]
| |||||||||
neigd, mede te gaan, zonder vooruitbetaling; en betaalt men hen vooruit, dan bedrinken zij zich terstond of verdwijnen heimelijk. Voorwaar een moeielijke puzzle om op te lossen! De tocht gaat dan te voet de oerwouden in, de dragers belast met de ledige kisten, proviand, en gereedschappen voor het kampeeren des nachts. Ook hieraan zijn groote bezwaren verbonden: om namelijk in die vochtige wouden met hunne moerassige uitwasemingen althans eenigszins tegen de malaria beschermd te zijn, moeten de slaapplaatsen op palen, eenige meters boven den grond gemaakt worden, wat alweer allerlei lastige bagage veroorzaakt. En niettegenstaande alle voorzorgen, ontsnappen slechts weinige orchideeën-jagers op den duur aan de verraderlijke malaria-parasiet en menige bloem, die ons oog verrukt, is gekocht met de gezondheid van een jongen man in de kracht des levens! Zoo gaat dan de tocht weken en maanden door onbegaanbaar terrein; overal moet de bijl een doortocht banen. Daar de begeerde planten meestal op de hooge takken der boomen groeienGa naar voetnoot*) moeten die boomen geveld worden en welk tijdverlies dit medebrengt, kunnen wij ons voorstellen: een groot importeur schatte, dat ongeveer voor elke drie planten één boom geveld moest worden! Zoo worden dan gaandeweg de kisten der dragers gevuld. Eindelijk, terug gekomen bij de lastdieren, wachten nieuwe teleurstellingen: een deel der verzamelde planten is verrot, een ander deel door mieren en ander ongedierte opgevreten; niet zelden ook wordt een deel onderweg heimelijk door de inlandsche dragers weggeworpen, omdat de kist hun te zwaar was. Rekent men nu nog, hoevele planten er tijdens de zeereis naar Europa sterven, en hoevele door onkundige behandeling niet tot bloei komen; verder, dat ze meestal eerst na twee- of driejarige cultuur in onze serres goed bloeibaar zijn, en het arbeidsloon, de brandstoffen en het renteverlies gedurende dien tijd, hadden wij dan geen gelijk, het verwonderlijk te noemen, dat de orchidee-bloemen nog niet veel duurder zijn?
afb. 2. bloeiende orchideeën in de serres van den heer van nederhasselt.
Maar - zoo zal men vragen - is eigenlijk die heele vraag naar orchideeën niet een modegril? Zijn rozen en andere gemakkelijk te kweeken bloemen niet even fraai? Zeker, er zijn rozen, die mooier zijn dan sommige orchideeën, evenals er orchideeën zijn, mooier dan sommige rozen, doch de groote waarde van het troetelkind der tropen voor de bloembinderij en voor den liefhebber berust op blijvende eigenschappen en wordt bepaald door:
| |||||||||
[pagina 168]
| |||||||||
En wil men weten, welk eene weelde, welk een genot voor het oog eene serre met bloeiende orchideeën is, dan kan men zich eenigszins een denkbeeld er van vormen uit onze afbeeldingen 1 en 2. Kan men zich iets rijkers en schitterenders voorstellen, dan al die sierlijke takken, tezamen een reuzen-bouquet vormend, of dan die groote, en toch zoo teere Cattleya's, die de lucht met de zachtste en liefelijkste geuren vervullen? Inderdaad, voor den bloemenliefhebber, die over eene kleine serre te beschikken heeft, en zich eenige zorg voor zijne planten wil getroosten, is er geene cultuur, die meer voldoening geeft, dan die der standelkruidenGa naar voetnoot*).
afb. 3. oncidium crispum.
Ten slotte nog iets omtrent de cultuur. De orchideeën worden, al naarmate van het klimaat van hun vaderland in de koude, gematigde of warme kas gekweekt; de veel verbreide meening, dat men voor deze planten over zeer hooge temperaturen moet kunnen beschikken, is dus in hare algemeenheid absoluut onwaar. De odontoglossum crispum b.v., de fraaie witte bloem der bruids-bouquetten, die op afb. no. 2 de meerderheid vormt, kan men des zomers in Italië alleen goed houden, als men de serres voortdurend afkoelt door water over het glas te laten afstroomen. In den winter wenschen zij geene grootere warmte dan 45 à 50° F., dus aanmerkelijk beneden onze gewone kamertemperatuur. Daar zij, als boven reeds gezegd, veelal op boomen groeien, kweekt men de meeste soorten in een mengsel van mos, varenwortels en humus, dat dus eenigermate overeenkomt met wat | |||||||||
[pagina t.o. 168]
| |||||||||
‘orchidee’. reproductie van een aquarel van mevrouw b. sluijterman-westerveld.
| |||||||||
[pagina 169]
| |||||||||
hunne wortels op boomstammen aantreffen. Tevens krijgt de cultuur hierdoor eene mate van zindelijkheid, die haar bijzonder geschikt maakt voor wie zijne planten zelf, zonder hulp van een tuinman, behandelt. De meeste orchideeën hebben zoogen. ‘schijnknollen,’ d.w.z. verdikte, bolvormig gezwollen stengels, waarin reservevoedsel wordt bewaard, om er gedurende den drogen moesson der tropen, de plant mede te voeden. Aan dit reservevoedsel is het te danken, dat
afb. 4. cypripedium insigne.
de planten, in kisten verpakt, maanden lang medegevoerd en over zee verzonden kunnen worden, zonder dood te gaan, en in het algemeen, dat zij, wat men noemt, ‘zeer taai’ zijn. Het voorttelen geschiedt door scheuren van zware planten in meerdere kleine, en door zaaien. Het vordert echter zooveel tijd, eer men uit zaad eene bloeibare plant heeft, (soms vijftien jaren en meer) dat het voor het kweeken van snijbloemen in het groot niet loonend - integendeel - zou zijn, nog afgezien van de sterftekans der zaailingen en van de ontzaggelijke zorg, die zij vereischen. Ook door scheuren geschiedt de vermenigvuldiging slechts langzaam. Daarom importeeren de kweekers, gewoonlijk de planten uit hun geboorteland; daarom ook zullen waarschijnlijk de orchideeën altijd dure planten blijven, en zijn de hooge prijzen voor enkele unieke exemplaren betaald, gerechtvaardigd: zulk eene unieke plant toch zal nooit, zooals b.v. bij de tulpen in den windhandeltijd, binnen eenige jaren geene zeldzaamheid meer zijn. Toch wordt ook het zaaien veel gedaan, doch dan uitsluitend met het doel, nieuwe variëteiten te krijgen. Men hoopt dan, uit het zaaisel enkele zoo bijzondere variëteiten te verkrijgen, dat hunne waarde de kosten en het renteverlies van zoovele jaren zullen vergoeden. Eindelijk vermelden wij nog even het een en ander omtrent den hoogst interessanten | |||||||||
[pagina 170]
| |||||||||
bouw der orchidee-bloemen. Gelijk men wellicht weet, missen zij de meeldraden en den stamper, die wij bij de gewone bloemen plegen aan te treffen en is in de plaats daarvan eene andere inrichting aanwezig, waarvan de beschrijving ons te ver en op het gebied der botanie zou voeren. Maar voor het oog van den leek zijn het treffendst de variaties in vorm, die de bloemen vertoonen, naarmate zij speciale inrichtingen hebben om (voor hen) nuttige insecten aan te lokken, of schadelijke te weren. De grilligste vormen en de meest vernuftige bewerktuiging geven zij dan te zien. Zoo zijn er soorten met eene ware insecten-klem, die zoo sterk toegrijpt, dat dames, die men er den vinger in laat steken, met een gilletje terugschrikken: zoo vertoont de Bulbophyllum Lobii eene zeer duidelijke, eenige centimeters groote wipplank, waardoor de insecten, die er zich op neerzetten, daarheen buitelen, waar zij voor de bevruchting noodig zijn. Doch het aardigst en meest interessant zijn zeker wel de verschillende vormen van ‘mimicry’, die de orchideeën vertoonen, als geene andere plantenfamilie. De namen ‘Oncidium Papilio’ en ‘Arachnanthe’ zeggen het reeds, dat hunne eigenaressen op een vlinder, resp. eene spin moeten gelijken, en inderdaad, de gelijkenis is al zeer treffend. Als een zeer aardig voorbeeld geven wij hierbij nog de afbeelding van de Odontoglossum Cervantesi, welke, denkelijk om onwelkom insectenbezoek tegen te gaan, in hare teekening zeer duidelijk een spinneweb vertoont. (afb. No 5). Duidelijker kan de gelijkenis al niet zijn, naar het ons voorkomt! Natuurlijk is in deze vluchtige causerie over orchideeën nog zeer veel merkwaardigs onbesproken gelaten, maar toch meenen wij genoeg ervan verteld te hebben, om de belangstelling voor dit zoo bij uitstek schoone en merkwaardige geslacht in ruimer kring op te wekken en elken plantenliefhebber aan te sporen, om ook aan de orchideeën een plaatsje in zijne kas in te ruimen. Werkelijk, zij verdienen het!
afb. 5. odontoglossum cervantesi.
(natuurlijke grootte). |
|