na eenige pogingen dat, om waarlijk iets te kunnen maken, niet alleen het ontwerp als uitgangspunt goed moest zijn, dat er veel oefening en technische kennis toe noodig was, dan ging men op iets anders los, liefst iets, dat weinig moeite kostte en veel vertoonde. Het is een feit, dat ik ergens zag staan: ‘Bloemen schilderen, Amerikaansche methode, in vier lessen te leeren.’
Merkwaardig is de onbenulligheid waarmede men veronderstelt, een vak, een ambacht te kennen, als men de handgrepen weet; en dit voornamelijk onder de liefhebberij-kunstnijveren, zoowel dames als heeren.
Op het oogenblik bijv. gaat het batikken, als te omslachtig zijnde, plaats maken voor het weven, dat ingang gaat vinden. Nu zou er ongetwijfeld reden zijn zich hierover te verheugen; weven toch is een waarlijk mooi ambacht, waar iets goeds mede bereikt kan worden; het is een bij uitstek vrouwelijke bezigheid en zou dus velen, die thans met hunne leegen tijd geen raad weten, die naar ‘een doel’ zoeken, bezigheid kunnen verschaffen. Maar vraag nu eens hoe velen, hoe weinigen laat ik maar zeggen, dit serieus zullen beoefenen, hierin zullen werken, evenals zij dit in een ander vak of ambacht zouden moeten doen. Hun aantal zal nog geen tien bedragen in het geheele land. Men wil weven, omdat het aardig staat, zoo huiselijk(?), zoo knus; in vroeger dagen zat men aan het spinnewiel, nu aan het weefgetouw, zoo 's avonds na het eten, inplaats van aan de piano of bij het Nieuws van den Dag. Is het niet treurig op die wijze een ambacht te ridiculiseeren, het tot een modesnufje te maken?
En op dezelfde manier verprutst men ook andere vakken. Men snijdt in hout, men brandt, men etst, men borduurt, ontwerpt meubelen en wat al niet, liefst alles te gelijk, en alles even oppervlakkig. Bij voorkeur moet er nog een modern tintje aan komen, en hiertoe wil men dan wel eens les nemen of voorlichting hebben in ‘ontwerpen.’ Ook dìt liefst in eenige maanden. Met een beetje onderscheidingsvermogen, een goed geheugen, en veel brutaliteit gelukt het ook nog wel eens iets te maken, dat, herinnerend aan den uiterlijken kant van andermans werk, aan de ledigheid van veel ‘modern’, waarlijk op de menigte den indruk van serieuzen arbeid maakt.
Komt dit werk nu in handen van fabrikanten, die op deze wijze een billijk ontwerper(ster) kunnen engageeren, dan wordt de verwarring hopeloos, en het aantal prullaria in de galanterie-winkels weder vermeerderd, thans met ‘nieuwe richting’ artikelen, de margarine van de goede kunstnijverheidsvoortbrengselen.
En zij, die hun werk niet in den handel brengen, maar voor zichzelven of verjarende tantes houden, zij worden autoriteiten, zij kunnen uit ervaring spreken, aanvankelijk in eigen kring, bij gemis aan zelfcritiek, en gevoel van eigen belangrijkheid, ook later daarbuiten.
Waar zij, bij toonen van eigen werk allicht de kans liepen, een vergelijk met ernstiger arbeid niet te kunnen doorstaan, daar geeft een aantal vaktermen hier en daar te pas gebracht al een denkbeeld van wonderveel kennis en degelijke studie.
En juist deze categorie voorlichters(sters), die handigheid bezitten om met het weinigje dat zij opgepikt hebben, zich nog op een standpunt te plaatsen, brengen onwetenden geheel van de wijs. Zij kennen zelf niets, weten weinig en parasiteeren ten koste van hen die werken, en wier studie geleid heeft tot een omvangrijke kennis van hun vak.
Het oppervlakkige werk zal op den duur zich zelf wel veroordeelen, maar oppervlakkige kennis, mits met eenig autoritair gezag verkondigd, met een zekere reclame-handig-verspreid, wordt maar al te dikwijls door het publiek voor goede munt aanvaard.
Een ontwikkeling van het publiek, opdat dit zelf eenig onderscheidingsvermogen krijge, zou dan ook niet ondienstig zijn, wanneer die leiding althans in de goede richting geschiedde. Zij zou zóó moeten zijn, als die van een onzer zeer begaafde hedendaagsche landschapschilders, die een middelmatige leerlinge ten slotte zoover bracht, dat zij inzag beter iets anders te kunnen doen, dan te schilderen; maar hij had haar oog geopend voor het mooie in de natuur, haar ontvankelijk gemaakt voor het begrijpen van de schoonheid in schilderkunst.
Op die wijze kan kunstopvoeding waarlijk ontwikkelend zijn.
R.W.P. Jr.