Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 17
(1907)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 363]
| |
De guldenvlies-tentoonstelling.Wie dezen zomer opgegaan is, ter artistieke bedevaart naar het zoo kunstvolle stedeke Brugge, en daar zijn oogen te gast heeft doen gaan, bij al de schoonheid uit de tijden van het Gulden Vlies, voor dien zal het zeker een verheugenis zijn, dat de voorzitter der tentoonstelling Baron H. Kervijn de Lettenhove in zijn geschrift ‘La Toison D'or’ de herinnering aan deze expositie bewaard heeft. 't Is wel niet uitsluitend het doel geweest van den schrijver, te wijzen op de artistieke beteekenis van deze orde, maar mede dank zij de vele en zeer goede illustraties, die dit boek een groote aantrekkelijkheid geven, komen de schatten, die in het Gouvernementshuis een tijdelijk onderkomen gevonden hadden, den lezer weer voor den geest. Want naast de zeker historische belangrijkheid van deze tentoonstelling, is zij er eene geweest, die aan het meerendeel der bezoekers een zeldzame gelegenheid bood, tal van schatten uit buitenlandsche musea, uit particuliere verzamelingen, uit vorstelijke cabinetten bijeen te zien. Immers de schrijver zegt het ons: aan de grootmeesters en de ridders van het Gulden Vlies is in niet geringe mate de bloei van schilder- en sierkunst dier dagen toe te schrijven. ‘Enfin, c'est faire oeuvre de justice que de prouver que si les Pays-Bays ont eu, au XVe siècle, le privilège d'un art si brillant, ils le doivent en grande partie à la protection que les Chefs et Souverains de la Toison d'or et leurs plus illustres chevaliers accordaient aux peintres, aux sculpteurs, orfèvres et ouvriers d'art.’ En wie die zalen heeft doorgewandeld langs de portretten door Rogier van der Weyden, Hans Memlinck, door Jan van Eyck, Bernard van Orley, Hans Holbein; wie gestaan heeft voor die zoo rijk geciseleerde en geïncrusteerde wapenen en uitrustingen, wie die kostbare miniaturen, zij het slechts oppervlakkig beschouwd heeft, of de sieraden van de Orde aandachtig bekeken, die zal wel overtuigd zijn, dat ook voor de kunstenaars en de beoefenaren der kunstnijverheid de Orde van het Gulden Vlies een belangrijke beteekenis heeft gehad. Geen wonder dan ook, dat velen naar Brugge zijn getogen, om te genieten van deze prachtige specimina van oude Hollandsche en Vlaamsche kunst, die men anders nooit in die mate en op die wijze bijeen zag. Want al weten wij wel, dat de musea van Antwerpen, Brussel, Gent, van Dresden, Weenen, Parijs, voor menigeen thans niet zoo onbereikbaar zijn, het schijnt dat bij beschouwing in zoo overvolle zalen men zijn aandacht niet genoeg tot een enkel ding kan bepalen. Vandaar ook dat menig schilderij in het Brugsche Gouvernementshuis, een geheel anderen indruk maakte, dan men het zich uit een museumzaal herinnerde. Het wil mij toeschijnen, dat dit niet uitsluitend de kwestie van belichting was, maar wel de onwillekeurige invloed van de omgeving, van de omringende schilderijen, waar zeker de niet zoo overweldigend groote massa mede het hare toe bijdroeg.
Dat er tusschen de kunstuitîngen van dien tijd en de Orde van het Gulden Vlies een zekere verwantschap bestond, wie zal het loochenen, waar Philips de Goede voorging en een kunstenaar als Jan van Eyck aan zijne hofhouding wist te verbinden.Ga naar voetnoot*) En het was niet enkel praalzucht, maar zeer zeker waardeering van zijn talent en zijn persoon, wat o.a. blijkt uit de opdracht hem gegeven om naar Portugal te trekken en het portret van Isabella te schilderen. Wel maakte Philips' blijkbare voorliefde voor schilders, beeldhouwers, architecten, een minder aangenamen indruk op zijne hovelingen maar; ‘Bientôt tout son entourage comprit la haute portée de ses exemples et les suivit. Et l'art trouva de nouveaux et puissants Mécènes.’ En niet alleen de schilderkunst vond in Philips de Goede en zijn tijdgenooten een beschermer maar ook de tapijtkunst, en het handwerk van den zilverdrijver bloeide in die dagen. | |
[pagina 364]
| |
Klinkt alzoo naast den naam van Philips den Goeden die van Jan van Eyck, zijn zoon en opvolger in de Orde, Karel de Stoute, verbindt de glorie van een anderen kunstenaar aan zijn naam, die van Hans Memlinc. Van deze prijkte dan ook een der mooiste portretten, dat van Margueretha van York, uit de collectie van Leo Nardus uit Surennes. Het zal zeker velen aangenaam zijn, het konterfeitsel van deze ‘très belle dame et de moult bonne grace’ in reproductie in deze uitgave terug te vinden. Na Karel den Stouten zien wij achtereenvolgens slechts korten tijd Maximiliaan van Oostenrijk, en Philips de Schoone als voormannen optreden, waarna Karel V bijna vijftig jaren lang de opperste waardigheid in de Orde bekleedde. En hoewel misschien meer oorlogzuchtig van aard dan zijn voorzaat Philips de Goede, toch wijdde ook Karel V zijne aandacht aan de kunst zijner tijdgenooten. Verhaalt men ons van dezen, dat hij meermalen Van Eyck in diens werkplaats en te midden zijner leerlingen, waaronder Rogier v.d. Weyden, bezocht, gene stelde inzonderheid belang in Titiaan, dien hij tot ridder verhief en een jaargeld deed uitkeeren. Bekend is zelfs de anecdote van Karel V, die voor Titiaan het penseel opraapt, dat gevallen was, en het hem overhandigt met de woorden: ‘Een Titiaan verdient door een keizer bediend te worden.’ Ook Philips de IIde, die, reeds toen zijn vader afstand van de regeering deed, hem mede als dignitaris in de Gulden Vliesorde opvolgde, was een minnaar van schoone kunsten. ‘Ce souverain,’ zegt Bon H. Kervijn de Lettenhove, ‘n'avait pas seulement hérité du gout de la parure des ducs de Bourgogne, mais aussi de leur culte pour l'art. Pendant tout son règne, c'est une longue immigration d'oeuvres flamandes en Espagne. Il y appelle nos peintres, orne les monastères de leurs triptyques. Luimême s'entoure de leurs tableaux dans ce vaste palais de l'Escurial qui lui coûte vingt millions et le peintre qu'il préfère est le plus flamand et le plus jovial de tous, c'est Jérôme Bosch!’ Zoo is ten allen tijde de kunst schier onafscheidelijk geweest van de ridders van het Gulden Vlies, en voor velen zal de tocht naar deze tentoonstelling dan ook meer gegolden hebben, de kunstenaars, die zich in de verschillende tijdperken om de hoofdpersonen gegroepeerd hadden, dan de historische belangrijkheid van de ridders en grootmeesters der orde. En waar kon deze tentoonstelling beter gehouden worden dan in het heerlijke, rustige Brugge, dat nog in zijne gebouwen, in zijne grachtjes en poorten zooveel herinneringen aan het verleden bewaart. Was het niet in Brugge dat Philips de Goede huwde met Isabella van Portugal, dat Karel de Stoute zijn onvergetelijke feesten gaf ter eere zijner trouwplechtigheid met Margaretha van York, dat Philips de Schoone werd geboren, en Maria van Bourgondië stierf. Tal van geschiedkundige feiten wezen Brugge aan als de plaats bij uitnemendheid, er de schatten van het Gulden Vlies, zij het slechts voor enkele maanden, bijeen te brengen. Hier in de stad van Memlinck, van Van Eyck, van Gerard David, van Pourbus, heeft men hunne kunstwerken kunnen genieten. Nu thans echter weer al die schoonheid teruggekeerd is naar verschillende musea en verzamelingen, rest ons als een aangename herinnering Baron H. Kervijn de Lettenhove's boek ‘La Toison D'or’, dat door den uitgever verzorgd met den eerbied aan het Gulden Vlies verschuldigd, een waardige herinnering blijft aan deze luisterrijke tentoonstelling. R.W.P. Jr. |
|