| |
| |
| |
Het boek, door J.G. Veldheer.
I.
De wederopbloei van het kunstambacht in het algemeen moest wel tot gevolg hebben herleving der drukkunst en betere verzorging van het boek in het bijzonder. Dit opleven is in twee richtingen te onderscheiden; de eene bepaalt zich, met goede oude dingen tot voorbeeld, en gebruikmaking van uit de hand vervaardigd papier enz., tot nabootsen, en is gedoemd door gebrek aan nieuwe levenssappen na verloop van eene korte spanne tijds te sterven; de andere tracht, met de oude zuivere beginselen als basis, de technisch-uitnemende werktuigen van nù zoo te beheerschen dat het persoonlijke van de leidende meesterhand naar voren dringt. Wij kunnen hierbij gerust buiten beschouwing laten het werk van die drukkers, wier zelfgenoegzaamheid hen hoogstens brengt tot het duffe-alledaagsche. Komen ze àl een enkel maal buiten hun huisje, dan is het om het lijdzame, toch niet uit de plooi te brengen publiek te vergasten op eenige onsmakelijke acrobatische toeren op zetgebied.
titel met in hout gesneden omranding, naar de oudste nederlandsche vertaling van erasmus' ‘de praeparatione ad mortem’. leiden, jan mathijszoon, 1566. (bibliotheek der gemeente rotterdam).
Leesbaarheid is zeker een der eerste eischen die aan drukwerk gesteld dienen te worden, maar 't kan tevens zóó wezen dat het werk er belangwekkend of vervelend, mooi of leelijk door is. Vrees voor het monotone heeft de nieuwere ontwerpers van lettervormen er toe gebracht ons te vermoeien met eindelooze vormveranderingen, de een al minder logisch dan de andere. Wij zijn en worden nog altijd overstroomd met tientallen soorten buitenlandsche en vooral Duitsche typen, waarvan bijna eensluidend gezegd kan worden dat de vormenschoonheid eenvoudig zoek is.
Het eenige wat deze dingen uitrichten is: dat ze komen, een poosje gebruikt worden, en dan als oud-metaal vrijwel het meeste succès hebben; en dat niet, helaas, omdat ze niet aan aeste- | |
| |
tische eischen voldeden en dáárom niet gewenscht werden, maar omdat ze reeds weder..... verouderd zijn. En toch, er zijn typen, die, door alle tijden heen, hun goed recht van bestaan daardoor bewezen, dat steeds op hunnen standaard-vorm werd gebouwd bij het ontwerpen van een zoogenaamde nieuwe letter.
De Romeinsche letter van de Italiaansche drukkers uit het laatst der vijftiende en begin der zestiende eeuw, wordt nog altijd, al is 't dan ook ietwat vervormd, gebruikt, en het spreekt zoozeer voor zichzelf, dat voortdurend terugkeeren naar het welbeproefde oude, dat men gedrongen is bij het zoeken naar een nieuwe lettervorm, voeling te houden met de geschiedenis der letter. Het ontwerpen van letters is toch gewis een zaak die de aandacht van ernstige teekenaars en artisten in hooge mate waardig is, want helderheid en zuiverheid van omtrekken kan alleen tot stand komen door eene smaakvolle bewerking van de stof.
titel in houtsnede, van de oudste nederlandsche vertaling van erasmus' ‘enchiridion militis christicini’, amst., 1523. bibliotheek der gemeente rotterdam).
In het algemeen is het tegenwoordige type te zwak en te klein: de drukkers maken een veel te groot gebruik van spaties en interlinies. Werd dit wat minder toegepast en vooral werd er een letter gebruikt, waarvan de staartletters wat beter geconstrueerd waren, dan zou een grooter type gebruikt kunnen worden, zonder dat daardoor het aantal pagina's vermeerderde.
Men is langen tijd zoo gewoon geweest het drukwerk en zijne voornaamste uiting: het boek, als een nuttigheidsding te beschouwen - met haast totale negatie van het axioma, dat elk gebruiksvoorwerp een eigen lijnenschoonheid heeft om het gebruiksdoel te accentueeren - dat het waarlijk een verheugend verschijnsel is te noemen, dat men eindelijk, en hoe langer hoe meer, aandacht is gaan wijden aan de studie der oude drukkers.
Zij toch, die oogenschijnlijk met zoo groot gemak het reëele aan het ideëele wisten te binden, zijn de eenigen, die ons de mooie, zoekgeraakte vaktraditiën weer kunnen openbaren en ons kunnen helpen het armelijk-kille werk van nu te verdringen door bloedrijker arbeid. Welke hoog begaafde mannen zij waren, die in vroeger eeuwen, hun leven aan ‘het boek’ wijdden, en wat de kunst in dienst van het handwerk vermag te geven, bewijzen o.a. de drukken van Aldus Manutius te Venetië, Geoffrey Tory te Parijs, Plantyn te Antwerpen, Caxton in Engeland, de Elsevier's in Holland, Bergmann van Olpe te Bazel en Hannsen Schönsperger te Neurenberg, de drukker der beroemde Theuerdanck, een riddergedicht, vervaardigd door Melchior Pfinzing, bij het huwelijk van Maximiliaan en Maria van Bourgondië.
| |
| |
Intusschen is de niet te miskennen waarheid, dat de geboorte der boekdrukkunst bijna samenviel met hare grootste en meest volmaakte uitingen nog geen reden om aan een schoonen wederopbloei te wanhopen. Door de enorme vorderingen der techniek zijn we in het bezit van werktuigen gekomen die door hunne vernuftige samenstelling èn heel zuiver werk kunnen geven èn het geestdoodende van den arbeid aanmerkelijk verlichten, als wij ons maar heer en meester van het werktuig beschouwen en niet omgekeerd. Indien we onverpoosd trachten na te speuren het hoe en waarom dier mooie dingen uit vroeger tijden, als wij ons trachten te doordringen van den geest dier oude ambachtslieden en onze opmerkzaamheid juist aan de voorbeelden wijden, die door alle tijden heen hun kracht als de edelste uitingen van het métier, gehandhaafd hebben, dan zal gewis binnen een niet al te ver verschiet, iets bereikt worden, dat naast het schoone oude, zelfbewust een eigen plaats inneemt.
een uit zetwerk en houtsnede samengestelde titel eener uitgaaf van marnix' byencorf. 1593.
Evenals bij de herleving van het kunstambacht in het algemeen de daadwerkelijke belangstelling van beeldende kunstenaars groot was, zoo traden eveneens bij de pogingen tot het brengen van meer kunst in het boek, de picturale kunstenaars sterk op den voorgrond. Als gevolg hiervan werd de picturale zijde duchtig onder handen genomen en raakte het eigenlijke lichaam - de drukletter - in het gedrang. Maar de meerdere zorgen, die door hen allengs gewijd werden aan titelblad, versierde letter, prent etc., hadden toch dit belangrijke resultaat, dat hunne oogen langzamerhand opengingen voor het onverzorgde van den druk en het verwaarloosde wezen van de drukletter, waarbij hun eigen werk zich logisch moest aansluiten.
Dat boekdruk, boekversiering en boekprent, hoe verschillend ook van samenstelling, onder dezelfde beginselen moeten gebracht worden, willen ze tezamen één groot harmonisch geheel uitmaken, het bleek een onafwijsbaren eisch. Daar nu het titelblad en de uiten inwendige versiering van het boek zoo goed als de eerste teekenen waren eener renaissance, is het niet ondienstig dezen kant van de herleving der drukkunst eens nader te beschouwen.
De gewoonte om met den tekst van het werk op de achterzijde der eerste bladzijde te beginnen leidde tot de invoering van de titelbladzijde. Eind 15de eeuw en begin 1500 waren de titels kort, uit weinig woorden bestaande, die in één of meer regels vervat
| |
| |
werden. Later werden hierbij de namen der schrijvers vermeld, terwijl het opschrift uitvoeriger werd. Men plaatste de letters veelvuldig in een met den top naar beneden hangenden driehoek, terwijl men ook niet versmaadde òf den titel geheel in een sterk rood te drukken, òf om den anderen regel van rood en zwart gebruik te maken. Na dien maakte men den titel nog expressiever door haar te omgeven door een speciaal daarvoor in hout gesneden versierde omranding. Zoo was dus het dekoratieve titelblad geboren. Alras achtte men een mooi uitgevoerde titel, die als 't ware de blijde vlag van eene deugdelijke lading was, van ongemeene waarde. De verzorging van deze entrée-bladzijde gaf het overige werk een bepaald cachet en men zou haast kunnen zeggen, dat de meer of mindere zorg die men aan het titelblad besteedde analoog was aan die van het druk- en zetwerk. Tot in de 16de eeuw sneed men den versierden titel en ook wel den geheel uit letters samengestelden titel in hout, een materiaal dat zoo uitermate geschikt is tegelijk met het eigenlijke zetwerk op eenzelfde pers gedrukt te worden. Toen men in het midden van 1500 er toe overging, den titel in koper te laten snijden, deed men reeds een schrede achteruit. De koperen titelprent kan niet op een boekdrukpers gedrukt worden, men is genoodzaakt hiervoor van de plaatdrukpers gebruik te maken en indien men de voortbrengselen van in hun geheele wezen zoozeer verschillende werktuigen als boek- en plaatdrukpers in één kader brengt, is dit ten koste van de eenheid. Maar ontkent kan toch niet worden, dat, apart beschouwd, prachtig mooie dingen zijn tot stand gebracht en vooral de Fransche titelbladen van 1600 en 1700 zijn gewoonweg subliem.
een uit romeinsch en gothisch schrift samengestelde titel van het volksboek van heinric en margriete van limborgh.
Aan het einde der 18de eeuw werd het titelblad onderscheiden in titelprent en titelblad. De titelprent ging dan met een z.g. ‘verklaring’ daarvan, het titelblad vooraf.
En intusschen bracht de allengs grooter wordende verfijning die het titelblad onderging, een wufter versiering voort, menigmaal bezigde men den cartouche-vorm, waardoor het verband met het steeds in een rechthoekig kader gehouden zetwerk te loor ging en toen men voor den versierden titel nog gebruik ging maken van geschaduwde letters, omgeven door guirlandes en bloemslingers begon men tevens het drukwerk, dat men tot dusverre gelukkig niet al te veel met zijne attenties had vereerd, ook eens te herzien!
Maar die herziening, met geen andere basis dan het-voldoen-aan-een-zekere-mode-behoefte, kwam falikant uit.
| |
| |
De smakeloosheid, waarmede men fouten en tekortkomingen in het principiëele poogde te dekken met het dunne vernislaagje van zoogenaamd onafwijsbare technische eischen overtrof de naïveteit waarmêe de grootste prullen als prachtwerken werden aangeprezen aan de groote massa.
houtsnede met zetwerk, pagina uit melchior pfinzing's theuerdanck, gedrukt te neurenberg, 1571.
Vrij lang hebben de ‘prachtwerken’ hun roem van iets-bijzonderste-wezen-op-boekgebied gehandhaafd. Gelukkig zijn we nu voor het grootste deel van al dit fraais verlost. Er is verzet gekomen tegen dit slechte en op den koop toe gemeenlijk dure werk en we kunnen met blijdschap constateeren, dat we, al is 't dan ook zoekend en tastend, een beteren weg opgaan. De oude drukkers worden weer geheel als onze nooit weg-te-cijferen leermeesters in alle opzichten beschouwd en de studie van hunne werken kan ons alleen helpen de mooie beginselen, waarop hun werk berustte, te leeren begrijpen.
In de 19de eeuw werd de groote stoot tot de wederopleving van de innerlijke en uiterlijke verzorging van het boek gegeven door William Morris en de Engelsche Pre-Rafaëllieten. Met prachtige consequentie heeft Morris zijne eigene uitgaven tot iets heel voornaams weten te maken. Er is tegen zijne werken geopperd het bezwaar, dat de uiterst kostbare uitvoering een beletsel is voor een algemeene toepassing van zijne beginselen. Maar zal niet altijd een vorscher die van meet af aan moet beginnen, van huis uit een heele dobber hebben, het door hem bereikte meteen onder het bereik van Jan en alleman te brengen, en is niet juist in onzen tijd, het aanpassingsvermogen van onzen wil aan het werktuig zoo groot geworden, dat met eenigen goeden wil, de uitvoeringskosten belangrijk kunnen dalen? De mooiere boeken, trouwens, die, ook in andere landen dan Engeland, het licht zagen, blijken wel degelijk door Morris' indirecten drang tot stand te zijn gekomen. Hunne algeheele verzorging steunt op zijne beginselen en de lagere prijzen, waarmêe de uitgevers het beter verzorgde boek voor het publiek verkrijgbaar stellen, bewijzen tevens, dat billijker prijs beslist
| |
| |
niet evenredig behoeft te zijn aan slechter bewerking.
titel in houtsnede van de oudste nederlandsche vertaling van erasmus' ‘di immensa dei misericordia concio’. delft, cornelis hendriksz., lettersnijder, 1526. (bibliotheek der gemeente rotterdam).
De titelbladen in Morris' werken onderscheiden zich door solieden bouw en ongekende pracht, welke, gepaard aan een voorname zich bij de versiering aansluitende en toch niet in hoofdlijnen van de eigenlijke tekstletter afwijkende letter, een boek dat rustig-bezonkene gelijkwaardig aan oude drukken geven. Dikwerf plaatste hij - een traditie volgende der oude drukken - de titelprent op de linkerpagina om dan bij de tegenover-liggende rechterpagina de inleiding of het verhaal zelf te beginnen. Deze pagina gaf hij een gelijksoortige omranding als den titel, met dien verstande dat de versiering van de eene bladzijde haar spiegel-beeld vond op de tweede. Hierdoor kreeg men bij het openslaan der eerste bladzijden een mooi geheel van zwart en wit. Buitendien construeerde hij zijne titelrandversieringen zoo, dat ze smaller waren en minder zwart hadden daar, waar de usance meebracht de witte marge geringere afmetingen te geven; dus aan bovenkant en aan de naar binnen gekeerde zijde. Hierdoor voorkwam hij een opeenhooping van te veel zwart, juist daar, waar linker en rechter pagina elkaar naderen; terwijl door de meerdere kracht die het ornament van onderen kreeg het geheel van groote gedragenheid werd.
Deze versieringen, uitsluitend in hout gesneden, hebben die zuivere tegenstellingen van een fluweelig zwart tegen een nobel wit, welke ons in de alleroudste drukken zoo sterk bekoren. Het waarachtige van Morris' bedoelingen voor alles wat de versiering van het boek betrof, en het bezit van een materiaal, dat geschikt was gelijk met de letters onder de pers te komen - waarvoor het houtblok wel in de eerste plaats als aangewezen scheen, had ten gevolge, dat in verschillende landen, kunstenaars, die het wèl meenden met de meerdere zorg voor het boek, zich opmaakten om de zoozeer verwaarloosde xylografie opnieuw ter hand te nemen. Groot is hun aantal echter, tot schade der weder-opleving van het boek, tot dusverre nog niet. De oorzaken hiervan zijn tweeledig: Van meet af aan toonde in het bijzonder de picturale kunstenaar zich de grootst-belangstellende, die, wèl-wetend, dat de fouten, welke het moderne boek aankleefden, slechts
| |
| |
te ondervangen waren door eene nauwlettende studie van zijn wezen, toch meende voorloopig buiten de houtsneê-techniek om, een verbeterings-pogen te kunnen wagen, door toepassing van eene materie, steen, of koperen plaat, waarin hij zich reeds technisch sterk voelde. Aan den anderen kant faalden de pogingen dier kunstenaars, welke hun werk in hout brachten en daardoor onmiddellijk voor boekdruk geschikt maakten, vooral, door de concurrentie, die hun werd aangedaan door de vinding van een mechanisch procédé, dat veroorloofde, door middel van fotografie op metaal, zwart en wit geteekende ontwerpen, onmiddellijk pasklaar voor de drukpers te maken. En dit is zeer jammer, want met een weinig goeden wil van drukker of uitgever had dit voor een goed deel voorkomen kunnen worden. Nu toch moeten èn ontwerper èn maker van het cliché betaald worden en het was toch niet onmogelijk geweest voor dit vereenigd bedrag - wellicht een niet-noemenswaardig iets verhoogd - kunstenaars te vinden, die bereid waren hun arbeid tevens in hout te brengen. De weg, dien men nu bewandelt, is niet oprecht. Als men weet, dat het ontwerp meestentijds belangrijk te groot op het van zichzelf al ellendige glad-wit-carton-materiaal geteekend moet worden, wil het, tot de verlangde proportie teruggebracht, niet te veel onzuiverheden vertoonen, dan voelt men wel, dat de oorspronkelijke teekening daardoor wel een verfijnder, doch niet een zelfde aspect krijgt als de maker bedoelde.
voorbeeld van een eenvoudigen typografischen titel, naar de tweede uitgave van vondel's ‘rommelpot’. amsterdam, 1627. (bibliotheek der universiteit te amsterdam).
Willen drukker en uitgever in elk geval gebruik maken van het zincografisch procédé, dan dienen zij den teekenaar, wien zij de vervaardiging der titelbladen opdragen, meer dan tot dusverre alle mogelijke inlichtingen te geven, over het te gebruiken type, formaat, papier, strekking van het boek etc. en niet met een onnoozel opgaafje van titel, lengte en breedte zich van de zaak af te maken. Den teekenaar van zijn kant is geboden, hoeveel grooter zuiverheids-eischen dit in de teekening ook stelt, zijn teekening op dezelfde grootte te maken als hij ze in het boek wil afgeleverd hebben; terwijl hij vooral zorgen moet, dat zijn ontwerp-titelblad volkomen dezelfde verhoudingen heeft als de drukspiegel.
Er zou evenwel alles voor te zeggen zijn, onze pogingen tot boek-verbetering zoo rationeel mogelijk te doen zijn en liever van voren af aan te beginnen dan ons met allerlei lapmiddeltjes te behelpen. Oude drukkers hebben bewezen dat men, met geheel uit
| |
| |
letters samengestelde titelbladen, heel wel mooie dingen kan maken. En wanneer wij daarbij ter afwisseling van het eentonige zwart van een andere kleur, bijvoorbeeld het rood gebruik maakten, zou zoo'n titel heel deftig kunnen doen.
uit romeinsch- en gothisch schrift samengestelde titel. verkleinde reproductie naar titel van het volksboek van huyghe van bourdeus. (bibliotheek der universiteit te gent).
De zetter dient evenwel geen misbruik van allerlei lettersoorten te maken. Eenvoud is ook hierin weer het kenmerk van het ware en indien men met goeden wil, het samenstellen van zoo'n oogenschijnlijk eenvoudig titelblaadje ondernam, wie weet tot welke gelukkige uitingen we dan nog konden komen.
Men late dan vooral zijn zorg eens gaan over 'n behoorlijke licht- en donker-verdeeling, men zie oplettend toe, dat grootte en hoeveelheid zwart der lettersevenredig zij en zorge er voor, dat bij het te zamen gebruiken van grootere en kleinere letters (natuurlijk van één type), deze ook verband houden met de meer of mindere waarde, die men het grooter of kleiner gedrukte woord, ten opzichte der andere titelwoorden toekent. Men denke er goed aan, hoe men ook zijn titelblad indeelt, in een vierkant, in een met de basis naar boven gehouden driehoek of trapezium enz., dat de verhouding van den drukspiegel altijd moet voelbaar blijven. Jaartallen geve men liefst in latijnsche karakters. De arabische cijfers vallen er wat veel uit en behooren naar hun afkomst er trouwens minder bij. Wil men veel klemtoon leggen op de entreé-bladen van het boek, dan zou men tegenover elkandergeplaatste dubbele titels kunnen bezigen. Op de eene, linker pagina plaatse men den titel en naam van den drukker, op de rechter pagina geve men nogmaals den titel met naam van den uitgever en, zoo mogelijk, zijn boek-merk. Een zoo samengestelde titel heeft buitendien voor, dat drukker en uitgever als 't ware te kennen geven, dat zij te zamen ten volle de verantwoordelijkheid van den mechanischen arbeid wenschen te aanvaarden.
Ofschoon èn de eenvoudige uit-letters-samengestelde èn de houtsneê-titel, als gevende dirèct boekdrukwerk, te prefereeren zijn, geven de aan de groote massa welgevalliger en daardoor meer toegepaste lithografische titelbladen (die op eene bijzondere pers gedrukt
| |
| |
en daarna in het boek ingelascht worden) toch uitzicht, dat we langs een omweg nog weer tot den titel in houtsneê zullen terugkeeren.
titel-pagina in steendruk, door th. nieuwenhuis, voor benjamin's vertellingen van w.l. penning jr. uitgave s.l. van looy, amsterdam.
De liefde voor smaakvolle versiering houden we zoodoende warm en het verlangen naar meer logica in de toepassing kan er het gevolg van zijn. Maar het zij verre, dat met het constateeren van het minder logische der samen-koppeling: boek- en steendruk, de mooie resultaten van de lithografie zouden miskend worden. Men behoeft zich o.a. slechts de uitnemend verfraaide ‘Gijs brecht van Aemstel’ door Derkinderen en de door Nieuwenhuis versierde gedichten van Jacques Perk maar even voor den geest te halen om te erkennen, dat hier iets bijzonders bereikt is.
In Holland, en 't is verblijdend dit te mogen zeggen, breidt de beweging naar meer schoonheid in het Boek, zich hoe langer hoe verder uit. De door Jan Kalf typografisch verzorgde boeken, de titelbladen van Lion Cachet, Nieuwenhuis e.a. zijn mooie voorbeelden van een ernstig streven. In ‘Oud-Hollandsche Dorpen aan de Zuiderzee’ en ‘Bergen Voorheen en Thans’ van Veldheer, en de ‘Sint Jans-Processie van Laren’ door van Moerkerken Jr., is de houtsneê-techniek toegepast en wellicht is de tijd niet ver dat we onder den krachtigen invloed van Dupont, de kopergravure weer op het titelblad zien terugkeeren. In Engeland hebben zich na Morris, vooral Ricketts en Shannon verdienstelijk gemaakt; terwijl wij als een direct gevolg der Kelmscott-press, de talrijke drukkerijen mogen beschonwen, waarvan de leiding in handen van kunstenaars berust.
Wij noemen slechts de Vale-Press met Ricketts, de Doves-Press met Cobden-Sanderson en Emery Walker, de Essex-Press met C.R. Ashbee, de Dun Emer-Press met miss Elizabeth Corbeth Yeats en niet te vergeten de Eragny-Press met den teekenaar-houtsnijder Lucien Pissaro.
In Duitschland staan de verbeterings-pogingen nog wat veel onder den niet altijd te apprecieeren invloed van Belgische kunstenaars; hoewel wij toch niet de pogingen der Reichsdruckerei over het hoofd mogen zien, al kunnen zij bij ons niet geheel instemming vinden. In Frankrijk is de beweging nog niet zeer krachtig, doch het zal niet te veel gezegd zijn, als de
| |
| |
titel- en beginpagina van ‘oude steden aan de zuiderzee’, door w.o.j. nieuwenkamp en j.g. veldheer.
verwachting wordt uitgesproken, dat dit land, hetwelk zich door alle tijden heen zoozeer door dat heel eigene ‘achèvement’ in zijn drukken onderscheidde, binnen niet al te langen tijd aan de spits der beweging naar grooter schoonheid in het boek zal staan.
titelpagina, door p.h. van moerkerken jr.
|
|