| |
| |
| |
Iets over de batik-techniek
door R.W.P. de Vries Jr.
Over de techniek van het batikken is zeer zeker al veel geschreven, en bekend, mogen we veronderstellen, is het groote prachtwerk, waarin deze wijze van werken in Nederl. Indië zoo uitvoerig wordt uiteengezet door de heeren G.P. Rouffaer en Dr. H.H. Juynboll, terwijl vele tijdschrift-artikelen in meerdere of mindere mate er de aandacht op gevestigd hebben; ware het niet dat ons nog dikwijls bleek, hoe jammerlijk men ook in deze misbruik maakt van de onkunde van het publiek, wij zouden zeker niet in nadere details treden.
kleedje, gebatikt door chr. lebeau.
Batikken is, (gelukkig zakt het wat), een modewoord geweest eenige jaren geleden. Het was iets nieuws, en evenals houtsnijden, (kerbschnitt wel te verstaan) houtbranden etc. wilde men op enkele meisjeskostscholen ook
| |
| |
batikken onder de amusements-vakken invoeren. Gelukkig dat er te veel technische kennis voor noodig is, om dit mogelijk te maken, waardoor het op die wijze als liefhebberij-arbeid weinig kans van slagen zal hebben. Nu dìt niet lukte, ging men zich wel met surrogaat behelpen, sneed schablonen en noemde het, nu ja - geen batikken, maar een geheim procedé - en bereikte voor de goe-gemeente wel eens iets, dat naar verving van afgedekte plaatsen zweemde. Doch niet alleen de mode-snufjes-lievendescholen, ook de handel maakte zich van het woord batik meester, en zelfs tot op zekere hoogte van de werkwijze. Het onuitputtelijk geduld van den Inlander, of een hem evenaardend kunstenaar vermocht deze arbeid niet, daar zij anders de moeite niet loonde; snel en met de vlugge kwast, was het parool, en opmerkelijk, men vond blijkbaar het belangrijkste, de gebreken en niet het essentieele der Indische kunst. Waar een prachtige sarong of hoofddoek in de groote ornamentpartijen wel eens kleine wasbarstjes vertoont, een toevalligheid, maar die wel aardig door de kleine adertjes, den fond breekt, daar ging men dèze ornamentatie, die al even weinig moeite kost als het uitblazen van een inktvlak, als het kenmerkende beschouwen en er op aansturen een vak met barstadertjes te maken, door enkele lijnen omsloten.
lap voor kamerscherm, gebatikt door chr. lebeau.
Bij de namaak-batik door druk, zooals men die in katoenververijen nog pleegt te vervaardigen, verzuimt men ook nooit deze barstjes weer te geven als ‘het kenmerk van het ware’, maar deze artistieke afdwaling willen wij voorloopig buiten bespreking laten.
Batikken is toch geen aaneenschakellng van ongelukken, van toevallen en verrassingen? Wie het zoo beschouwt, mist het noodzakelijkste, de kennis van het metier. Wel zullen, evenmin als een opgedroogde plek verf in een natgesopt gedeelte van een aquarel of een zacht gebeten tint in een ets het geheel schaden, (ja soms tot de bekoring ervan bijdragen) de fljne adertjes in een effen batik-fond hinderen, en noch Lebeau, noch Dijsselhof of Lion Cachet hebben hier bezwaren tegen gehad, het ook wel als een kleine tinteling aangewend, maar als ‘versieringsmotief’ het op te vatten, zal bezwaarlijk iemand doen, die iets voelt voor batik als procedé om op onuitwisbare wijze zijn teekening op doek of perkament vast te leggen, zóó dat het er een onafscheidelijk geheel mede vormt.
| |
| |
De teekening dus is en blijft hoofdzaak al stelt ook hier de wijze van bewerken, gelijk iedere techniek hare eischen, die zóóver kunnen gaan, dat de wijze van uitvoering reeds in het ontwerp duidelijk naar voren treedt.
Opmerkelijk voor het werk van Lebeau is dan ook dat, zoo hij een enkele maal een teekening voor boekversiering in zinkreproductie maakt, hij zich hierbij tot moeilijkheden dwingt, die voor zijn batikinstrument zeer eenvoudig zijn, maar gecompliceerd voor zwart en wit-teekenen, als bijv. het openlaten van witte ornamentaties in donkeren fond. Dìt, geëigend voor een werkwijze, die afdekt als batikken of wegsteekt als houtsnijden, is omslachtig voor eene, die wit moet sparen, als de behandeling met penseel, pen, palmhoutje of wat ook van den teekenaar voor zincografie.
lap voor kamerscherm, gebatikt door chr. lebeau.
Waar de techniek van batikken de teekening in zeker opzicht bepaalt, daar blijkt uit een vergelijking van Dijsselhof's en Lebeau's batiks dadelijk, dat hunne instrumenten niet dezelfde zijn geweest, en ook de een meer de werkwijze op zijn ontwerp laat influenceeren dan de ander. Is voor Dijsselhof het batikken een hem dienstige techniek, die hem beter leek voor zijn decoratieve wandvullingen, dan schilderen in olie- of waterverf, voor Lebeau is batikken een wijze van zich uitspreken, die niet anders mogelijk is dan door middel van de tjanting.
Gebruikt Dijsselhof dan ook een penseel, in finesses soms een pen, Lebeau's instrument is het koperen wasreservoirtje met de fijne tuit, waaruit druppels kunnen vallen, en onafgebroken lijnen loopen en op deze zoo kenmerkende eigenschappen van de tjanting bouwt Lebeau zijn ornamentaties.
Heeft Dijsselhof om zoo te zeggen de grondgedachte van batikken overgenomen en op eigene wijze benut, Lebeau ging voort op de werkwijze van den Inlander en liet zich slechts leiden door zijn rijke fantasie.
Het meest voor de hand liggende bij batikken, de met de tjanting geteekende waslijn of wasdruppel, die bij verving van de geheele lap, een ongekleurde streep en stip veroorzaakt, is het uitgangspunt van den Inlander en ook van Lebeau. Het batikken werkt alzoo negatief evenals de houtsnede, die in zijn meest primitieve opvatting, witte uitgestoken lijnen op een zwarten fond geeft. En even moeilijk, irrationeel als het eigenlijk voor den xylograaf is een lijn zwart te laten staan door ter weerszijden voorzichtig weg
| |
| |
te steken, even omslachtig is dit voor den bestuurder van de tjanting, die dan tusschen twee waslijnen in, een smalle opening moet sparen.
Lebeau's ornamentaties, hetzij geometrische hetzij dier-figurale, zij zijn dan ook nagenoeg uitsluitend opgebouwd uit een aanschakeling van druppels van verschillende grootte en lijnen van zichzelf-gelijkblijvende dikte: zijn werk zit onafscheidelijk vast aan de tjanting, die haar voortbracht. En daardoor krijgt het zoo'n bepaald cachet; batik is bij hem niet alleen de wijze van door en door echt, kleurhoudend verven, maar meer nog van het eigenaardig opbrengen van de gesmolten was. Zijn technische volmaking, hierin bereikt, is verrassend en aan die eener goede Inlandsche verwant van wie hij waarschijnlijk ook het onuitputtelijk geduld en de volharding mede heeft overgenomen.
wandvak uit een kamerscherm, gebatikt door chr. lebeau. (eigendom van het binnenhuis).
Beziet men slechts even, zoo men ze niet in origineel kent, de bijgaande reproducties naar kamerschermen en lappen, en daarna de ‘moderne’ batiks, die ge in meubelwinkels wel aantreft, dan zal aan ieder wel duidelijk zijn, dat deze laatste de naam van batik eigenlijk niet waard zijn.
Dat het dan ook onmogelijk is batiks te maken voor moderniteit-lievende menschen, die wel ‘aan het nieuwe’ willen doen doch met bescheiden beurzen, is wel begrijpelijk voor hen, die, zij het slechts vaag, deze omslagtige wijze van verwen en ornamenteeren kennen.
In het kort zij ook hier nog even gereleveerd, dat de grondgedachte van batikken is het plaatselijk bedekken van den stof met een materie, in dit geval een wasmengsel, die het aannemen van kleur op die gedeelten belet.
Staat de teekening n.l. in waslijnen, stippen of vlakken op doek of perkament, dan krijgt het geheel een kleur, hetzij door indompelen hetzij door bestrijken met de verf, waarna de was door warm water, door afkrabben, door benzine of terpentijn verwijderd wordt, en de afgedekte plaatsen blank uit den fond naar voren treden.
Deze afdekmethode moet, zooals men weet,
| |
| |
voor iedere kleur opnieuw worden toegepast, en heeft de verving van ééne kleur plaats gehad, dan worden de gedeelten, die deze kleur onveranderd zullen behouden, weer mede afgedekt.
Eindeloos zijn ook de proeven geweest om goed licht en waschechte kleuren te krijgen, en waar men elders zich van de bekende, maar niet tegen zon, noch sterk licht bestand zijnde anilineverwen bediende, daar was het zoeken van Cachet en Dijsselhof en ook van Lebeau, naar kleur, die met de Javaansche sarong-kleuren in deugdelijkheid kon wedijveren. Niet de veelheid van kleur, zooals de mode-batiks beoogden, om allemansgading te kunnen geven, maar standhoudendheid was het doel, en met een mooi blauw, dat voor lichtere nuances, zoo noodig, te verdunnen is, met een bruin, een geel, wat rood of paars, zijn reeds prachtcombinatiën te bereiken.
Ook de goede Vorstenlandsche sarongs en hoofddoeken kenmerken zich door weinig kleuren, die echter tot een zeldzaam rijk aspect kunnen samenwerken.
gebatikte lap van chr. lebeau. (eigendom van het kunstnijverheids-museum te haarlem).
Vonden de Inlanders in de onvergelijkelijke kleur der indigo een uitnemend blauw, daar is het duidelijk, dat ook zij, die de goede eigenschappen der Indische batiks waardeerden, de indigo dra een plaats in hunne verfkast inruimden en er proeven mede namen.
Een mooi bruin, dat men kon stellen tegenover de soga-kleur der Javanen, leverde de cachou, terwijl ook enkele andere kleuren van plantaardigen oorsprong deugdelijk bleken.
En al getroost men zich niet de ontzaglijke tijdroovende bewerking, die de Javaansche voor hare batiks over heeft, die met angstige zorg haar doek prepareert vóór de verving, en niet minder nauwgezet daarna; om de verf goed vast te leggen toch, is een zoogenaamde mordant voor nagenoeg iedere kleur noodzakelijk. Hieronder verstaat men een afzonderlijke bewerking of bad dat de kleur doet inwerken, en voor iedere kleur verschillend is. Voor een goede batikker is dan ook eenige scheikundige kennis haast onontbeerlijk, en waar men dit bezwaarlijk van onze ornamentisten mede verwachten mag, daar zijn de onderzoekingen, eenige jaren geleden onder leiding van Dr. M. Greshoff in het laboratorium van het koloniaal museum te Haarlem gehouden voor menigeen van groot nut geweest.
| |
| |
kleedje, gebatikt door chr. lebeau.
Verschillende kleurstoffen en bijtmiddelen werden er aan een nauwkeurige proefneming onderworpen, en onder meer bleek ook hier, dat het herhaaldelijk verven in een lichter bad tot men de vereischte kleursterkte heeft, iets wat geen Javaansche verzuimen zal, verre aanbeveling verdient boven één enkele verving in een sterk bad, en een batik-kunstenaar zal dit ter wille van zijn werk, zeer zeker in toepassing brengen, ondanks de tijd die het vordert.
Wij willen hier thans niet in nadere details de techniek van het batikken ontleden; de finesses der wasmengsels, of die van de verschillende kleuren en daarbij behoorende mordants, zij zijn slechts interessant voor hen die de batikkunst praktisch willen beoefenen, en die wij den raad zouden willen mede geven dit niet minder nauwgezet te doen dan Lebeau
Het was slechts onze bedoeling aan het artikel van den heer Van Meurs een kleine toelichting toe te voegen, om de technische belangrijkheid der goede batiks, waarvan Lebeau's doeken zulke uitstekende specimen zijn, nog iets meer te doen uitkomen tegenover het batik-gedoe, dat in onzen tijd van moderne versieringen, onergdenkenden wel eens van de wijs brengt.
Niet een ieder bezit de kennis des onderscheids, en reclame en zelfs reputatie bij het groote publiek, zijn nog niet de kenmerken van het ware.
|
|