hij een kluizenaar zijn geweest. Wanneer je hem zoo bezig ziet in zijn werkkamer, alleen in zijn witte werkhemd, met de bloote voeten in sandalen, zoo ijverig met de tjanting gezeten voor het spanraam met de strak-gespannen lap, zich geen oogenblik gunnend van 't werk op te zien... ja, dan is hij de asceet-calligraaf, en zoo'n lap met die regelmatige litaneien-herhaling van zijn motieven een mooie bladzijde uit zijn rijk psalterium.
gebatikt paneel uit kamerscherm. (eigendom van mevr j.j. de koning-titsingh te de bildt).
Zoo geprononceerd als zijne persoonlijkheid is, zoo'n eigen karakter heeft zijn kunst. Men behoeft dat maar eenmaal gevoeld te hebben, om voor altijd het werk van zijn hand te herkennen, of dat van zijn leerlingen en werkers, die hij in het batikken opleidde. In zijn opvatting van het streng-gestyleerde mozaïekornament ligt misschien ook de eenige mogelijkheid tot het maken van het batikken tot een nieuwe tak van hollandsche nijverheidskunst. Zijn ontwerpen met die strenge constructieve volglijnen en contoureeringen maken het copiëeren mogelijk, terwijl een decoratieve compositie van melodieuse aanzwellingen en buigingen alleen te copiëeren zou wezen door een even gevoelvol talent als van den musicus die de composities der groote toonkunstenaars tot in de fijnste gevoelsuitingen weet weer te geven. Dat er natuurlijk nog altijd verschil zal blijven tusschen de uitvoering van den ontwerper zelf en van die van zijn werkers, zien wij in dìe stukken, welke van een zuiverheid van bewerking zijn, als waren het inlegwerken van gaaf gesneden blaadjes van dun edel materiaal. Voor de uitvoering zijner rijkste incrustaties was dan ook steeds een te subtiel technisch gevoel noodig, dan dat hij die aan een ander zou hebben kunnen overlaten.
Zoo is het Lebeau, wien de eer toekomt van het batikken een hollandsche nijverheidskunst te hebben gemaakt en wel zéér te betreuren zou het zijn, wanneer hij, over 'n paar jaar weer hier terug in den lande, verrijkt van innerlijke gevoelskennis, zich niet meer geheel aan zijn eerste, groote, batikliefde zou geven, om deze jonge kunstnijverheidstak nog hooger en krachtiger te doen uitwassen boven het gezonken schoonheidsgevoel, waarvan de steeds toenemende legio's prullen en snuisterijen voor de winkelramen een hoonende getuigenis zijn.
Haarlem, 1907.