Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 17
(1907)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 228]
| |
Oud zilverwerk,
| |
[pagina 229]
| |
besteller een verhouding bestond, waarvan het gevolg was dat de werkman een schat van liefde, toewijding in zijn werk kon leggen, die maakte dat hij in elk werkstuk, dat ontstond door de vaardigheid van zijn handen, een bewijs van zijn menschzijn, d.i. van denkend, voelend, bezield wezen te zijn, kon geven. Hoe geheel anders is dit in deze samenleving. De persoonlijke opdrachtgever, met zijn speciale wenschen en verlangens, die van grooten invloed op het werkstuk waren, is verdwenen, voor hem in de plaats is gekomen de onpersoonlijke markt, die niet vraagt naar de eigenaardigheden van mijnheer die of die, maar een produkt noodig heeft, waaruit alles verdwenen is wat als 't ware daaraan een eigen leven kan geven.Ga naar voetnoot*) Bij het moderne massa produkt kan hiervan geen sprake zijn. Het produkt wordt voor de massa bij massa's gemaakt op de goedkoopste en meest praktische manier, en in aestetischen zin kan het slechts als drager van een eenvoudigen elementairen grondvorm een grooten invloed ten goede hebben.
plaat iii. eenvoudige boerengesp.
Bij het maken van luxe-voorwerpen zijn wij in een geheel ander geval, deze geven door hun aard en bestemming een gelegenheid de mooiste technieken toe te passen en edelste materialen te gebruiken. Goud en zilver zijn bij uitstek geschikte metalen tot het maken van luxe-voorwerpen. Door hun schoonen glans, hun betrekkelijke zeldzaamheid zijn zij dan ook bij voorkeur daarvoor gebruikt. Van nagenoeg alle volken waarvan wij de geschiedenis kennen, zijn ons voorwerpen van edel metaal bekend en voor het meerendeel vinden wij daaraan toegepast de kostbaarste versieringswijze, émailleeren, vergulden, ciseleeren enz. Goud en zilver waren door hun waarde bij voorkeur de metalen der rijken. Zij gaven door hun grootsche opdrachten de goud- en zilversmeden gelegenheid aan hun werkstukken hun beste krachten te geven en er die zorg en toewijding aan te besteden die zoo volkomen in harmonie zijn met deze edele metalen. Ter eere van God en de Kerk werden in de Romaansche en Gothische tijdperken gouden en zilveren kerksieraden vervaardigd van een techniek zoo volmaakt en getuigende van een geloof zoo innig dat deze nooit overtroffen zijn. Uit dezen tijd is ons een waardevol dokument overgebleven, de schedula diversarum artium. 't Is het werk van den monnik Rogerus, die zich verschuilde onder den naam van Theophilus.Ga naar voetnoot*) Hij leefde in de tweede helft van de elfde eeuw in het Benedictijner klooster te Helmershausen, dat onder de krachtigeleiding stond van den bisschop Meinwerk van Paderborn. Zijn leven en werken waren aan God gewijd; hij deed dit niet alleen door bidden, | |
[pagina 230]
| |
maar ook door het maken van de mooiste kerkelijke gebruiksvoorwerpen.Ga naar voetnoot*) Kennen wij hem uit zijn geschrift als een vroom, godvreezend monnik, hij was niet minder een bekwaam veelzijdig ontwikkeld handwerksman. 't Is aandoenlijk te lezen in welk een eenvoudige kinderlijke taal hij beschrijft hoe de werkplaatsen moeten worden ingericht, de orgels gebouwd, de vensterruiten gebrand en de metalen gegoten en gesmeed en hoe hij aan 't begin van ieder der drie boeken een lofrede op God houdt. Wij kunnen begrijpen hoe die monnik, rustig in zijne cel, veilig voor het rumoerig krijgsgeweld van die dagen, werkte. Wat hij maakte was voor het meest verhevene wat hij kende, zijn God en zijn Kerk; hij steunde op een eeuwenoude traditie en een goed geschoold handwerk, en werd veelzijdig beïnvloed door de kennis der reizende monniken.
plaat iv. burgemeestersjasje, einde 18de eeuw.
Later, in de 15e en 16e eeuw, waren de vorsten en edelen de groote afnemers. In die tijden, toen het beleggen van geld in hypotheken, staatspapieren enz., nog niet mogelijk was, lieten de bezitters van hun geld zilver- en goudwerk maken, dat zijn waarde steeds behield en onmiddellijk in klinkende munt om te smelten was.Ga naar voetnoot†) Zij ontzagen geen geld en moeite om het kostbaarste te krijgen wat te maken was. Bij de overvloedige maaltijden was het gewoonte de heele bezitting van goud en zilverwerk op de tressoors, en wanneer deze te klein waren, op daarvoor speciaal gemaakte tafels, ten toon te stellen. Wel een bewijs in welk groot aanzien het zilverwerk stond. Men vond het zelfs van zooveel belang om bij bijzondere gelegenheden, met een zoo groot mogelijken voorraad zilverwerk voor den dag te komen, dat de magistraat van Gent, toen die stad in 1508 keizer Maximiliaan een feestmaal aanbood, inderhaast eenige lieden uitzond, die bij de burgers de noodige stukken ter leen moesten vragen.Ga naar voetnoot*) De bekwame goud- en zilversmeden waren aan de Italiaansche en Fransche hoven der 16de en 17de eeuw welkome gasten. De belangwekkende geschiedenisGa naar voetnoot†), die de even geniale als bandelooze Benvenuto Cellini van zichzelf verhaalt, geeft ons een denkbeeld van de plaats en de positie welke toenmaals een knap goud- en zilversmid in de samenleving innam. Hij vertelt ons welke royale opdrachten Frans I en Julius II hem gaven en onder welke dikwijls zeer moeielijke omstandigheden deze uitgevoerd moesten worden. Ook Benvenuto Cellini heeft een beschrijving nagelaten van de wijze waarop hij werkte en de technieken die hij toepaste. Hoewel de Trattati van Benvenuto en de Schedula van Theophilus zeer veel verschillen, toonen | |
[pagina 231]
| |
zij beiden met welk een kennis van materiaal en techniek in die tijden werd gewerkt. De waarde van het zilverwerk is steeds een gevaar geweest voor zijn behoud. Veel werkstukken zijn door overwinnende volken gestolen, vernietigd en gesmolten. Hetgeen van al de pracht van vroeger is overgebleven, wordt bewaard in de musea, de kerkschatkamers en de niet minder belangrijke groote particuliere collectie's.Ga naar voetnoot*) In deze verzamelingen vinden wij de beste representanten der verschillende stijlperioden. Uit hun oorspronkelijke omgeving gerukt, geven zij ons een oppervlakkig denkbeeld van hun beteekenis in hun tijd, toch zijn het voor ons de kunstschatten, waarin het beste wat de tijden te geven hadden is neergelegd, waaraan de stijl het zuiverst te zien en de techniek het meest volmaakt is, die ons ontroeren doen en terug verlangen naar de tijden die zulk rustig, gaaf werk voortbrachten. Wij vinden er voor het grootste deel de beroemde stukken, de chefs-doeuvre, de pronkstukken, die in de tijden toen zij gebruikt werden, alleen uit de kasten kwamen bij buitengewone gelegenheden, kerkelijke of profane feesten; wij vinden er in veel geringer hoeveelheid de dingen van het dagelijksch leven van den burgerman en boer. Deze treffen wij nog aan bij oude familie's waar ze als curiosa bewaard worden; het groote publiek krijgt ze slechts te zien wanneer een tijdelijke lokale expositie ze bij elkaar brengt. 't Is daarom dat zoo'n lokale, tijdelijke verzameling zoo aantrekkelijk is. Zij laat ons wat zien van de volkskunst. Deze kunst bloeide in de kleine steden en dorpen ver van de centra van beschaving. Evenals nu, zullen de boer en burgerman ook in vroeger tijden hun meubels en huisraad naar het stadsmodel of het model der ‘heeren’ gewenscht hebben. De volkskunst en boerenkunsthadden dan ook steeds tot voorbeeld de kunst der heerschers, d.z. de kerk en de vorsten.
plaat v. boerenhorlogekast met ketting.
De volkskunst is steeds minder volmaakt van techniek en minder zuiver van stijl, maar heeft daarentegen in haar kinderlijk, naïeve vormenspraak, en soliede, plompe samenstel een schat van huiselijke intimiteit geborgen. In ver afgelegen streken vinden wij nog wel eens een overblijfsel van de vroegere volkskunst. Zij staat evenwel buiten het leven der tegenwoordige bewoners en wacht slechts op den antiquair om te verdwijnen. De machinale productie, waartegen het handwerk niet concurreeren kan, overstroomt het platte land met het meest smakelooze produkt en de bewoners die hierin het voorbeeld der steden volgen, koopen het. De tentoonstelling te Middelburg had enkele mooie voorbeelden van boerenkunst o.a. de boerenknoopen, afgebeeld op plaat i. Hoe precies deze knoopen ontstaan zijn en gegroeid tot het gave ornament, 't is mij | |
[pagina 232]
| |
niet mogen gelukken het te ontdekken. 't Is mogelijk dat zij ontleend zijn aan de versierde spijkerkoppen zooals wij die nog zien aan Romaansche relikwiekisten. 't Is ook mogelijk dat zij ingevoerd zijn uit het Oosten. Zij behooren tot de gelukkigste voorbeelden van cirkelvulling die ik ken en geven met hun schitterende vlakjes en bolletjes even ongezochte als mooie versierselen voor de kleeding. De bewerking is een zeer oude, de knoopen zijn bijna allen gemaakt van filigrein d.i. een korrelige draad, bestaande uit dunne zilverdraden welke stevig om elkaar heen gedraaid zijn, in verschillende figuren gebogen, in dit geval meest cirkels, en daarna op het gebogen vlak der knoop of aan elkaar gesoldeerd zijn. Het resultaat brengt steeds een fijne schittering teweeg. Andere knoopen zijn gemaakt van vlakke bandjes en gebogen vlakjes die aan geslepen edelgesteenten denken doen. De beide knoopen op plaat II afgebeeld, geven duidelijk een en ander weer. In welken tijd deze soort knoopen gemaakt is, is moeielijk te zeggen. Zij werden jaar in, jaar uit naar de overgeleverde oude modellen vervaardigd. Een mooie toepassing van deze knoopen vinden wij aan het burgemeesters-jasje van het einde der achttiende eeuw, afgebeeld op plaat IV. Het jasje is gemaakt van gewoon blauw laken waarop de kleurig geborduurde randjes en bloemen een vroolijke versiering maken. Vooral het eenvoudige randje aan de halsopening (wat waarschijnlijk nog wel een witte kraag gehad zal hebben) is een mooie logische afsluiting. Voor de verbinding van voren is hier een schitterende rij knoopen gebruikt, zoodat deze noodzakelijkheid tot een ornamentaal onderdeel geworden is. De afbeelding op plaat III geeft een eenvoudige boerengesp te zien. In zijn onbeholpen stijl en gebrekkige techniek is het een typisch voorbeeld van boerenzilversmidskunst.
plaat vi. beker van het st. jacobsgilde te maartensdijk.
Een voorbeeld van rijke boerenkunst is het hologe met ketting waarvan plaat V een afbeelding geeft. Zoowel horloge als ketting dagteekent van het einde der achttiende eeuw. Het is Zeeuwsch werk, de Louis XV motieven waren daar lang inheemsch. De groote horlogekast schijnt niet gedreven maar gestampt geweest te zijn. De tentoonstelling liet verder een aantal bekers zien, niet bijzonder fraai van stijl noch van bewerking. De beste is de beker van het St. Jacobsgild te 's Maartensdijk, afgebeeld op plaat VI. Het is een beker zooals in die tijden er zoo velen gemaakt werden als gedenkstukken van een of ander gilde. Deze beker is vervaardigd als herdenking aan den bedevaartgang die eenige leden van het gilde ondernomen hebben. De namen der bedevaartgangers zijn op een vergulde banderol op het middengedeelte van de kelk gegraveerdGa naar voetnoot*). Boven op het deksel stond als bekroning een beeldje dat een bedevaartganger voorstelde, de gildebroeders noemden het ‘St. Jacob in pelgrimage.’ Deze en dergelijke bekers waren meer be- | |
[pagina 233]
| |
doeld als prachtbekers dan wel als drinkbekers. De pronkerige geest en de ontaarding der zestiende-eeuwsche Renaissance spreken reeds uit dit bekertje. Het overladen voetstuk en de even overladen knoop maken het vasthouden onmogelijk. Een aardig eenvoudig zilveren gebruiksvoorwerp is nog het suikervaasje afgebeeld op plaat vii. Het bestaat uit een blauw glazen bakje bestemd voor de suiker, gevat in een zilveren monture die gelegenheid geeft een zestal theelepeltjes op te nemen. 't Is evenals het meeste zilverwerk te Middelburg geëxposeerd, niet uitmuntend door buitengewonen eigenschappen, toch is het een gezellig huiselijk dingetje.
plaat vii. zilveren suikervaasje.
Tot het belangrijkste wat de tentoonstelling te zien gaf behoorden de munten en penningen, niet omdat er zulke buitengewoon zeldzame exemplaren te zien waren, maar omdat de collectie munten en penningen bevatte waarin de karakteristieke schoonheid van de medailleerkunst, zooals vorige geslachten die begrepen, duidelijk uitkwam. Eenige der munten en penningen zijn hier afgebeeld, op pl. viii nos. 1-3, en om te doen zien hoe deze kunst vroeger anders en beter begrepen werd dan thans zijn hier eenige der beste en algemeen bekende moderne medailles en munten naast de oude afgebeeld (viii, 1a-3a). Evenals de schoonheid van ieder voorwerp, behoorende tot het gebied der beeldende kunst, bepaald wordt door het contact dat tusschen de hand van den artist en zijn werk bestaat, zoo moeten ook de medaille en de munt het onmiddellijk gevolg zijn van het handenwerk van den artist. Bij de oude munten en penningen is dit het geval, bij de moderne niet. Wanneer wij de hier gereproduceerde oude munten en penningen vergelijken met die gemaakt in deze dagen, valt het reusachtig verschil onmiddellijk in 't oog. Dit verschil is het gevolg van de techniek en de aestetische opvatting. Om duidelijk te maken hoe het verschil, dat het gevolg is der technische uitvoering, ontstaat, is het noodig de werkwijze van vroeger en thans te vergelijken. Alle hier afgebeelde stukken zijn geslagen. Dit gebeurt met een stempel, en op de wijze waarop deze stempel gemaakt wordt, komt het aan. Bij de oude stempels werd de voorstelling in ijzer gesneden door een graveur-stempelsnijder. Er was dus een onmiddellijk verband tusschen het harde, weerbarstige metaal en de hand van den werkman. De voorstelling in den stempel was het directe resultaat van het handenwerk van den stempelsnijder. Hoe meer artist de stempelsnijder was, hoe knapper graveur, hoe meer de stempel, dus ook de munt, die er het getrouwe beeld | |
[pagina 234]
| |
van is, een kunstwerk werd. Het ijzer was zijn materiaal, zooals de verf het materiaal van den schilder is, en de klei en was dat van den modelleur. Iedere rake zet was van directen invloed op de munt. In iedere mooie oude munt zien wij dan ook de meesterhand van den graveur.Ga naar voetnoot*)
pl. viii no. 1. hollandsche rijksdaalder, ontworpen en gemodelleerd door pier pander.
Wij leven in een tijd van specialiseeren, ook in zake ‘kunst’; was vroeger ontwerper en uitvoerder doorgaans een, in onzen tijd zijn deze gescheiden. Tegenwoordig wordt onze munt en penning ‘ontworpen’ door een beeldhouwer die er zich alleen toe bepaald een model in klei of
viii. 2. hollandschegulden.
was te leveren; de hoofdzaak, dat waar het op aankomt, het snijden van den stempel, meent hij gerust te kunnen overlaten aan de machineGa naar voetnoot†), en 't is opmerkelijk hoe geen dezer heeren merken dat die machine, die op zich zelf beschouwd een wonder is van constructie en vernuft, hun werk grondig bederft. Voor de beroemdste medailles (Roti,
pl. viii no. 3. gedenkpenning geslagen als herinnering aan den dood van sadi carnot, ontworpen en gemodelleerd door roty.
| |
[pagina 235]
| |
Chaplain)Ga naar voetnoot*) worden de stempels, in 't kort verteld, op de volgende wijze gemaakt.Ga naar voetnoot†)
pl. viii no. 1a. gedenkpenning geslagen op karel v.
De voorstelling wordt door een beeldhouwer tien of twintig maal zoo groot, als de oorspronkelijke munt worden moet, gemodelleerd. Dit model wordt in metaal gegoten. Deze metalen schijf wordt op een machine gezet die zoo is geconstrueerd, dat zij de voorstelling tien of twintigmaal kleiner (dus op de eigenlijke medaille-grootte) in een stalen plaatje groeft. Deze voorstelling wordt geslagen in een stalen stempel, die dus het negatief vormt, en die dan, na gehard te zijn, geschikt is tot het slaan van medailles.
pl. viii no. 2a. gedenkpenninggeslagen op johan van saksen.
De moderne medailleur concipieert en boetseert zijn munt of medaille in de weeke klei of was, zijn voorgangers die nog niet genoten hadden van onze volmaakte techniek, concipieerde en sneed hem direct in ijzer. De moderne stempel wordt niet door de hand maar door de machine in staal gebracht. De hardheid van het metaal; wat hebben de ouden daarmede rekening gehouden; deze eigenschap die bij het graveeren van ijzer zekere eischen stelt, die juist de gevoelige hand van den artist-stempelsnijder zal eerbiedigen, acht en kent de machine niet, hij graaft zooals het model, in de weeke klei of was gemaakt, het aangeeft. De innige samenhang van materiaal en bewerking daarvan, dit groote geheim wat de ouden zoo kenden, gaat hier dus geheel verloren. Het juist begrepen verband tusschen het moeielijk te bewerken metaal en de vlakke behandeling daarvan is een der karakteristieke schoonheden der oude munten en penningen. Een vergelijking tusschen bijv. een Hollandsche gulden of rijksdaalder en een penning uit 1530 (zie plaat viii no. 1 en 2 en 2a) toont het verschil duidelijk. Op alle drie is een kop afgebeeld, maar welk een verschil in de uitvoering, hoe vlot en krachtig is de kop op de oude munt gesneden, hoe raak de mond en neus getrokken; zie daartegenover de slap en zoet gedane koppen op onze munten, zoo heelemaal geen metaal; maar wat heeft zoo'n moderne munten-maker ook met graveeren te doen; wel ja, 't is veel gemakkelijker een groote kop in was of klei boetseeren, dan zoo'n kleine in ijzer te snijden.
pl. viii no. 3a. gedenkpenning geslagen als herinnering op de spaansche onoverwinnelijke vloot.
| |
[pagina 236]
| |
Vergelijk ook de banden en de letters om no. 1 en 1a en 2a; en de parelranden, hoe onmenschelijk precies zijn zij op rijksdaalders en guldens, en hoe levendig op no. 3a bijv. Een natuurlijk mensch, die nog niet afgestompt is door machinewerk, kan onmogelijk duizend kleine bolletjes precies rond naast elkaar zetten. Zie ook de penning, geslagen als herdenking aan de overwinning der Hollandsche en Engelsche vloten op de Spaansche Armada, hoe innig knus, hoe onuitsprekelijk goed zijn die scheepjes in die zee gedaan, hoe eenvoudig en sober die vergadering aan de andere zijde (zie no. 3a). Jawel, zoo'n beentje is misschien wel wat te dik en de steker is misschien wel eens wat te diep gegaan - ik geef de beste collectie moderne medailles voor dit eene menschelijk stuk werk cadeau. Hoe duidelijk draagt het zijn karakter als graveerwerk, die voorstelling kan niet geboetseerd zijn in was en daarna verkleind overgebracht in het metaal.
plaat viii.
no. 4. fransche medailles. no. 5. * * * Letten wij nu op de ornamentale opvatting naar welke de oude meesters werkten en die waarnaar onze medailleurs werken. De penning viii, 3 is geslagen als herinnering aan den dood van den president der Fransche republiek. De penning viii, 3a op de overwinning der Spaansche ‘onoverwinnelijke’ vloot. Beiden dus herinneringsmedailles op nationale gebeurtenissen. Van beiden was de opgaaf dezelfde, nl. een medaille vlak te vullen met een voorstelling welke de gebeurtenis symboliseert en eenige letters.
florentijnsche goudgulden.
Hoe ornamentaal is dit opgelost in no. 3a de voorstelling die het geheele middenveld vult en daaromheen de letters die een afsluitrand vormen. Het is een geheel geworden, een op zich zelf staand ding, waar niets meer bij kan en ook niets afgenomen worden kan, zonder het te bederven. Geheel verschillend daarvan is de oplossing in 3. Hier niets van eenig ornamentaal begrip. Een rechthoekig vlak met een geboetseerd schilderijtje er op, en in den hoek of er onder eenige letters die met de voorstelling geen verband hebben. Het vlak is niet gevuld, en niet afgesloten door rand of band. De ronde vorm is wel de meest aangewezen voor munten en penningen, maar zelfs wanneer een moderne dezen vorm gekozen heeft, overtreft de oude munt of penning hem. Zie bijv. no. 2a, hoe juist begrepen den kop van Johan van Saksen rust op den rand van letters en daarmede harmonisch verbonden is. Vergelijk daarmede onzen gulden en rijksdaalder waar de geguillotineerde kop zonder eenigen samenhang, als 't ware lukraak tusschen de letters | |
[pagina 237]
| |
geschoven is, of de afgezaagde kop op no. 5 waaronder wat bladeren en verdere rommel geborgen is. Ook de symboliek der ouden is wel wat levendiger dan de onze! Op no. 3 is het ‘de vrouw’ die de Natie voorstelt, treurende bij een baar, op no. 4, ‘de vrouw’ die de muze of de natie voorstelt en die den kunstenaar bekroont.Ga naar voetnoot*) Zie daarentegen de voorstelling op no. 1a. Karel V in het scheepje zijner hoop op de onstuimige golven des tijds,Ga naar voetnoot†) of no. 3a Philips II en de Spaansche edelen zittende op een geëgden vloer, als aanduiding in welk een moeielijke positie die heeren waren na het verlies van hun vloot.Ga naar voetnoot§) De machinale productie is het die in de eerste plaats de munt- en penningkunst bedorven heeft. Evenzoo bederft de machine al het werk dat met ‘kunst’ iets te maken heeft. En toch helpt die zelfde productiewijze ons weer bij het slaan der munten. De machine welke de munt slaat, is tot volmaaktheid gebracht. Bederft dus de machine bij de eene bewerking het werkstuk, bij de andere is zij ons weer van het grootste nut, en zoo kan bij een doelmatige toepassing en in zekere gevallen, de machinale produktiewijze de eenig mogelijke zijn, nl. daar waar het geldt het maken van huishoudelijke gebruiksvoorwerpen die door hun aard en bestemming dagelijks gebruikt worden en zoo goedkoop gefabriceerd moeten worden dat zij kunnen komen in het bezit van een zoo groot mogelijk aantal menschen. Bij het verwerken van zilver moet de machine zoo weinig mogelijk gebruikt worden en vooral niet daar waar versieringen aangebracht moeten worden.
mesje en vork met zilver inlegwerk
|
|