bij vrindjes was wel 't plezierigst, het groote plezier er van was dat de jongens om je heen dan allemaal heel anders waren dan op school bijvoorbeeld. Je praatte over heel andere dingen dan gewoonlijk en vooral het vrije was zoo prettig, dat zoo overal mogen rondloopen en snuffelen, je werd dan ook niet verboden, en mocht over het algemeen precies doen en laten wat je wilde, vooral wanneer het zoo'n partij was waarbij je ook in den tuin mocht komen.
God! Wat was het heerlijk. Het ging maar niet uit zijn gedachten. Hij was nog nooit bij Willem in huis geweest, altijd maar tot de deur; in de vestibule had hij ook wel gekeken, maar nu zou hij er toch eens inkomen en niet alleen in de vestibule maar door het heele huis en in den tuin ook.
Den morgen van dien Zaterdag was er op school al een heel heugelijke stemming; iedereen in de klas bijna sprak stilletjes van de partij bij Willem, sommigen die ver weg woonden mochten vroeger uit de klas gaan om zich netjes aan te kleeden, als ze de banken doorschoven om naar de deur te gaan, stootten ze de andere lui aan die ze des middags bij Willem terug zouden zien, en giegelden, sommigen maakten bij de deur nog een zotte pleizierbeweging.
Om twaalf uur werd Willem met een rijtuig door zijn mama en oudsten broer gehaald. Thomas wuifde hem met zijn pet toe, toen hij snel de Riviervischmarkt over naar de Mare rende om gauw zijn nette pak aan te trekken. Hij voelde zich verbazend opgewekt, en bijna zenuwachtig, in de gang gooide hij per ongeluk de emmer om waarmee de meid de steenen moest schoonmaken; gelukkig was ze er juist niet en nog vóór hij haar zag was hij de trappen al opgewipt, losknoopend zijn schoolpak. Hijgend kwam hij op de slaapkamer; daar stond Pieters mama die schoon ondergoed neerlegde op de stoelen bij de bedden.
‘Wat was dat voor een geraas beneden in de gang Thomas?’ vraagde zij.
‘Dat weet ik niet mevrouw,’ antwoordde Thomas.
Zij gaf hem een tikje op de wangen en zeide: ‘Kleedt je maar gauw aan, om één uur begint het koffie drinken.’
Thomas kleedde zich uit, waschte zich met een extra mooie scheiding, nadat hij eerst heel veel zeep in zijn haren had gesmeerd om de scheiding goed te kunnen leggen, die er anders zoo gauw uitging.
Beneden wachtte Pieter al. Samen gingen zij de deur uit. De klokken speelden kwart voor eenen toen zij op straat kwamen.
Thomas wilde praatjes maken met Pieter, maar deze scheen heel slecht geluimd te zijn; hij antwoordde tenminste met weinig woorden en bitste ten slotte: ‘Hou-je toch stil!’
Eindelijk toen zij van de Mare af naar de Breedstraat waren geloopen en die af tot bij een straat rechts waar Willems huis lag, stonden ze daar plotseling voor. Het scheen een zeer groot, deftig huis te zijn; Thomas kon het vooral zien aan de deur, die zag er zoo zwaar en mooi bewerkt uit, glimmend bruin geschilderd met groote leeuwekoppen, die dikke glinsterende koperen ringen in de bekken hielden. Na het schellen ging bijna dadelijk de deur open; bevend van verwachting liep Thomas in de gang en de deur werd achter hem dicht gedaan.
De gang was heerlijk, een dik tapijt op marmer, de tuindeur stond heel achter in open en het zonlicht scheen daar zoo verblijdend.
De knecht, die met hem door de gang gestapt was, de knecht met de mooi-gepoetste schoenen, en zwarte broek waarover een rooie bies, en het wit-roze smal bestreepte jasje, die zeide voorzichtig: ‘Gauw maar jongenheer, ze gaan net aan tafel.’
‘O jé,’ antwoordde Thomas.
Het binnenkomen viel niet meê, het was eigenlijk beschamend, want ze zaten waarachtig al aan tafel, maar Willem's moeder en Willem zelf stonden dadelijk op, en kwamen naar hem toe en brachten hem naar zijn plaats. Hij zat tusschen Wies en Lientje in die eerst achter zijn rug om naar elkander toe giegelden, maar later heel druk met hem begonnen te praten over het rooverspel, dat in den tuin gespeeld zou worden.
Aan de tafel zaten ze wel met hun dertigen. Het was in een groote kamer, waarvan de tuindeuren wijd open stonden, de wanden waren donker behangen vol portret-