Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 16
(1906)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 230]
| |
Huwelijks- en doodspenningen in de 17de en 18de eeuw
| |
[pagina 231]
| |
een twintigjarig meisje dat midden in haren bloei werd weggerukt, als tegenstelling noemen wij de een en zestigjarige Ida Blok, (1718) een oude vriendelijke uitziende dame met vol gelaat en gullen glimlach. Keurig zit het kapje op haar gladde haren en even netjes plooit zich het doekje om haar maagdelijke schouders. Het opschrift zegt: Sie 't beeld van Ida Blok een vrouw
Wier deugd en geest en schrandere kennis
Ver boven 't lof van mond en pen is
Die meenig man beschamen zou
Had niet de dood, daer 't al voor bukt
Te vroeg dit voorbeeld weggerukt.
Ida Blok is ook door Vondel aardig bezongen, hij zegt: Jongkvrouw Ida stil van aert
Slyt haar jaren ongepaart
En wil ergens in een hoekje
Liever met het stomme boekje
Eensaem spreken stil en vrij
Dan zich onder slavernij
Van het huwelijk begeven
Zij wint rust, die zoo kan leven!
Misschien is deze gedachte ook wel opgekomen bij C. Stalpart van der Wiel (1837) die in 1646 E. Bort huwde en in 1696 zijn gouden bruiloft vierde, want E. Bort ziet er niet gemakkelijk uit en hij ziet er ook niet bijster vroolijk uit. Hun beeltenissen staan op een uiterst deftigen penning van Smeltzing. Zijn hoofd is getooid door een mooie, waardige pruik, haar hoofd door een allergracieust kanten mutsje. Aan de keerzijde wordt ons de eerste blik gegund op het emblemen materiaal, dat wij voortdurend in allerlei vormen en gedaanten zullen ontmoeten. Onder een alziend oog, omgeven door stralen, steken twee handen uit de wolken, die elkander vastgrijpen, terwijl twee kirrende duifjes er bovenop zitten. Het opschrift zegt, dat de echtelieden vijftig jaar door de trouw verbonden zijn. Ons is sympathieker een veel oudere penning (572) van 1624 waarop afgebeeld staan Paulus van Beresteijn, lid van de Magistraat van Delft, schepen, burgemeester, en zijn vrouw Volckera Nicolai. Het zijn aardige typische oud-Hollandsche brave gezichten, die zeker hun mooi feest overwaard zijn. Aan de keerzijde zitten eng tegen elkander aangedrukt in een nest twee kraaien vormende het symbool der trouw, een op bijna alle huwelijkspenningen voorkomend embleem ontmoeten wij hiervoor het eerst: de in zijn staart bijtende slang symboliseerend de Eeuwigheid. Nog vermelden wij de portretten van Cornelis van Aerssen en Maria Pauw, heer en vrouwe van Hogerheide, deftige oude lieden, die in 1728 vijftig jaar gehuwd waren (2449) en A.M. Molière en Elisabeth Véron (3440) die ‘par la faveur de la providence’ in 1784 hun gouden feest herdachten. Beide stukken hebben bepaalde kunstwaarde en doen hun auteurs Popkes en Schepp alle eer aan. 1624. 50jarig huwelijk van paulus van beresteyn en volckera nicolai.
Deze penningen hebben een zeer persoonlijk karakter wat dikwijls nog verhoogd wordt door eene toespeling op het bedrijf of de omgeving van den vereerde. In allereerste plaats noemen wij in dit verband: ‘de oudste en grootste landspoeet’ Joost van den Vondel, (1293) op de voorz. staat een uitnemend portret van den dichter en aan de keerzijde symboliseert een zwaan zijn dichtgenie. Dan mogen wij niet onvermeld laten Gerard Brandt den predikant der Rotterdamsche Remonstrantsche gemeente, den uitnemenden biograaf van de Ruyter, (1330) wij zien daar aan de keerzijde een gezicht op Rotterdam en de jammerklacht: O Licht vol geest, o geest vol vier - wat staat uw ondergang ons dier! Wanneer wij nader onzen aandacht wijden aan doode predikanten, zullen wij nog meer portretten aantreffen. Leeuwenhoeck, wiens studiën wij aan de keerzijde gesymboliseerd vinden door bloemen en bijen, staat op een artistiek zeer mooien penning, (1928) wij zien aan de keerzijde ook nog zijn geboorteplaats Delft en het opschrift daar aardig zegt: | |
[pagina 232]
| |
‘Hij werkte in het kleine maar zijn roem was niet klein.’ Een andere vriendin der natuur was Agneta1700. ter eere van agneta blok.
Blok, de ‘Flora Batava,’ wij zien haar als een recht vriendelijke oude dame op eenen penning (1938) waarop wij aan de keerzijde haar levenstaak gesymboliseerd zien, zij toch was het, die het eerst in ons vaderland de ananas kweekte. Wij ontmoeten dan ook de Godin Flora te midden van de buitenplaats Vijverhof aan de Vecht, waar Agneta haar ananassen kweekte, op den achtergrond breidt zich de mooie Lusthof uit met zijn bloemperken, palmenhagen en lustwaranden. Op den voorgrond staat een ananas en melocactus. Kunst en arbeid - zoo zegt het opschrift - brengt voort wat de natuur niet vermag. Tot nu toe zagen wij nog alleen de borstbeelden der personen, die men wilde huldigen, maar ook in levende lijven zien wij hen wier naam en roem men na hunnen dood aan 't nageslacht wilde overleveren, zoo zit Johann Frederik Bockelmann, Hofraad van den Keurvorst van den Pfaltz, later Hoogleeraar in de rechten aan de Hoogeschool te Leiden in zijn studeervertrek terwijl groote folianten hem omringen, in de rechterhand houdt hij een kussen met het wapen van de Pfaltz, terwijl de linkerarm rust op den werktafel, in de afsnede wijzen muziekinstrumenten op het geliefkoosde ontspanningsmiddel van Zijn Hooggeleerde. Twee engelen dragen een banderol waarop staat: ‘Daar (als Hofraad van den Vorst) was ik vermoeid, Hier (als Hoogleeraar) rust ik uit. Een andere hoogleeraar P. van Schooten1700. ter eere van agneta blok.
(1294) zien wij in een studeervertrek bezig met op een aardbol berekeningen te maken. Hij zit rustig in een grooten leuningstoel terwijl een baret zijn geleerd hoofd dekt, het opschrift maakt een tegenstelling tusschen de nauwkeurigheid der wiskunstige wetenschap en de onzekerheid van het menschelijk leven. ‘Op een onverwacht oogenblik geschiedt iets waar men in een jaar niet op gerekend had.’ Ook wanneer de beeltenissen niet op de medailles voorkomen vinden wij toespelingen op het bedrijf van den afgestorvene; wanneer de Friesche geneesheer Feddrik Fontein sterft vinden wij zijn bedrijf gesymboliseerd door geneeskunstige instrumenten (3113). Zoo wordt ook Simon Episcopius' leven gesymboliseerd (677) en wel door ‘de naakte waarheid’ met palmtak en zon en door de gekleede vrijheid met speer en hoed. Twee in het voorgeschreven costuum gekleede vrouwen getuigen er van, hoe Episcopius in zijn leer en leven de waarheid en vrijheid gediend heeft. Wij vinden op dezen penning een aanwijzing aan wie men zulke gedenkstukken placht ten geschenke te geven. De erfgenamen van Mr. Simon Episcopius vereerden (dit stuk) tot gedachtenis ‘aen diegenen die syn E. in syn sieckte bedient en nae syn overlyden gedragen hebben.’ Zoo vinden wij nog gesymboliseerd Franciscus a Schooten, hoog- | |
[pagina 233]
| |
leeraar in de wiskunde. Deze was, zooals het opschrift zegt ‘een Archimedes, ja zelfs een Cartesius’. Doch reeds voorbeelden genoeg
gegraveerde huwelijkspenning (begin 17de eeuw).
om aan te duiden welk een groote rol het bedrijf op de penningen speelde. Het bedrijf van jonggehuwden of zilveren-, subsidiair gouden bruiloft vierenden is om elkander te beminnen. Mag het dan verwondering baren, dat de echtelieden groen, zilver of goud, hand in hand staan op huwelijksmedailles, dan eens staan ze in een mooi landschap, of op een door gebouwen omgeven plaatsje, of in een kerk of voor een tempel. Dikwijls staan ze voor het huwelijksaltaar. Een groot deel dezer penningen zijn gegraveerde stukken, die men bij eenen zílversmid kocht terwijl men dan aan den kant de namen en data in graveerde, zoo is er een uit artistiek oogpunt buitengewoon mooi stuk: op de voorzijde staan in 17de-eeuwsche dracht man en vrouw de handen saam verbonden, om hun handen heen is een ketting die onderaan door een slot gesloten is, die ketting bindt de handen en harten zamen en een vers aan de keerzijde verklaart ons waarom tusschen de echte lieden in de dood zit te grijnzen: Daer 't een en 't ander Hert
Door Liefd' gesloten werd
Siet men veel vreughde spruyten
Druck angst noch lijden groot
Niet anders dan de Doot
Can 't Selfde weer ontsluyten.
1662. 50jarig huwelijk van t.c. van overlockhorst en a. jansdogter.
zelf, die man en vrouw verbindt, ook is het wel eens een priester of zelfs een notaris. Op een alleraardigsten ouden gegraveerden penning van Frans Cornelis van Overlockhorst en Annitjen Jansdogter, die in 1662 hun gulden bruiloft vierden zien wij de echte lieden hand in hand staan voor een in een katheder geplaatste ouden gebaarden man (675). In de 18de Eeuw worden deze oorspronkelijk mooi naïeve voorstellingen gemaniereerd; wij zien ze dan knielen voor brandende altaren, wierook strooien, de trappen van een monumentalen tempel beklimmen ja zelfs zitten in een prieeltje of om een altaar waar ze met de handen ineengestrengeld zitten op gevaar om zich te branden aan de vlammende harten die op het altaar staan. Een andere factor die er in de 18de Eeuw bij komt en de toenmalige deftigheidsneigingen typeert, zijn de attributen, wanneer de man in stad of staat een ambt bekleedt. Willem van Citters die acht maal burgemeester van Middelburg was, doet zich vergezellen van een genius met de fasces, (2576). Arnoldus van Citters huwt Sara Jacoba Ockerse; daar zien wij dan de jonge echte lieden geknield voor een altaar en de Maagd van Zeeland, naast haar de godsdienst, achter de echte lieden een man in lang slepend | |
[pagina 234]
| |
gewaad: 't is Willem van Citters, de vader van den bruigom-magistraat, zooals de genius met de fasces aanduidt, naast hem een man in krijgmansdracht Jan Cornelis Ockerse, vader van de bruid en Luitenant-Admiraal van Zeeland. De op den achtergrond zeilende schepen geven aan, dat Willem van Citters directeur van de O. Indische compagnie was (2565). Wij zouden deze voorbeelden met tallooze anderen kunnen vermeerderen. 1653. huwelijk van w. jz. meerman en p. van limborch.
De Wijsheid, het Geloof, de Hoop, de Dankbaarheid, de Trouw, ziet daar de figuren, die in de 18de Eeuw naast de echtelieden op den voorgrond treden. Oneindig is het aantal cupidootjes en gevleugelde genieën, die in de meest verschillende houdingen en belast met de meest uiteenloopende functiën helpend optreden, om het effect van het geheel te verhoogen. Behalve de levende personen, die men doet meejuichen ter meerdere glorie van het echtpaar, zijn de meest verschillende attributen, die deels wijzen op de betrekkingen van den man en deels betrekking hebben op de liefde. De municipale fasces zagen wij reeds. Ook treffen wij, wanneer de echtgenoot koopman was vaten, balen, zakken aan, wanneer hij wijnkooper was, wijnvaten en druivenpersen, wanneer hij handelsrelatiën had, Indische landschappen enz. Was hij krijgsman, dan komen de kanonnen, vaandels, pieken. Voor de Liefde zien wij verbonden brandende harten, in zijn staart bijtende slang, phoenix, kraanvogels en de ooievaar. Deze vogel komt echter voor in een ander verband dan men vermoeden zou, ze vertegenwoordigt de huwelijkstrouw en speelt niet haar meer moderne rol van kinderbezorgster. Immers op eenen penning van 1771, op het vijfentwintigjarig huwelijk van A.J. Bierens en S.H. Willink (3236), zien wij aan de voorzijde op een altaar een ooievaar, terwijl daaromheen kleine, mollige cupiedjes met toorts, wierookvat, brandende harten, rozenkrans en zandloopers geschaard staan. Aan de keerzijde staat het volgend versje: Sedert ons gelukkig paaren
Vloeiden vijfentwintig jaaren
Als een snelle stroom voorbij;
Dat ons hart nu dankbaar zij,
Voor 't genoegelijk huwelijksleven,
Zijn wij kinderloos gebleven
God, ons nader dan het bloed
Heeft het door zijn gunst vergoed.
Zonderling is de symboliek waar de twee echtelieden vergeleken worden bij een samen gestrengeld boomenpaar, wij zien op de voorzijde twee boomstammen die om elkander heen gestrengeld zijn, het toelichtende gedicht zegt: Dus maeckt en strengelt Godt
Twee stammen door de trou
Tot eene vruchtb're boom.
En kroont 'er met sijn zegen.
Het wijf leeft door de man
De man leeft door de vrou
Zoo wordt d'onsterflikheit
Op 't bruilofsbed verkregen.
1669. huwelijk van e. du boijs en m. van bleyswijck. (voorzijde).
Zonderling is ook de volgende symboliek. Op een juk zitten twee duifjes, aan de eene zijde van het juk hangt een tweeling aan de andere een bliksem. Onder het juk bevindt zich een ring waarin twee harten en twee brandende toortsen. Het omschrift zegt: ‘beter te trouwen dan te branden’ 't Volgende gedicht staat aan de keerzijde: Daar 't hart van man en vrou
Gebonden in de trou
In vaste liefden brand
Daar draagt men als een juk
Geluk en ongeluk.
| |
[pagina 235]
| |
Standvastig, met verstand
Daar leeft men voor en na
Als 't duifje met zijn ga.
Op sommige penningen is een cumulatie van symbolische wezens en attributen; zoo op den mooi gegraveerden penning van Willem Meerman en Perina van Limborch (819).
zilveren-bruiloftspenning (18de eeuw).
Wij zien daar eene vrouw met twee kinderen die in een ring twee herten voortgeleidt, daarnaast staat een zonnebloem (de vruchtbaarheid) op den achtergrond trekken twee ossen een ploeg en trekkebekken twee duifjes. Dit opschrift zegt: De Liefde die van Godt afvloeit
Twee harten in de Trouwring boeit
En maack se soo gelijck van aart
Dat de eene volgt daar d'ander vaart.
Een laatste voorbeeld van veel attributen ontleenen wij aan eenen penning, die men speciaal in Amsterdam in de zilversmidswinkels kon koopen. Op den achtergrond zien wij de Amstelstad met het Y er voor, een boot klieft het water, terwijl op den voorgrond geplant staan een palmboom, den man, en een wijnstok, de vrouw aanduidend; beide boomen zijn door een keten verbonden die wordt vastgehouden door een uit de wolken gestoken hand, beneden op aarde is een kleine cupido bezig een boompje te enten, een kip zit kiekens uit te broeien, een ploeg doorsnijdt het veld en heel op den achtergrond komt de Dood aan met een sleutel. Aan de keerzijde staat het volgende versje gegraveerd: Zoo langh de Plant na 't ente groeyt
Zoo langh de hen haar kiekens broeyt
Zoo langh de ploegh door d' aarde rydt
Zoo lang het schip de baaren snydt
Wens ik bloey Issendorp stam
In het geseegent Amsterdam
Zyn Eegaas wynrank heeft gedaan
Dat seven looten voor ons staan
Dogh thien van onze Duyfjes syn
Gevloogen uyt des weerels pijn
Tot kroon en scepters heerlijkheit
Geketent aan de Saaligheit
Als hier ook 't Glas ten eynde gaat
En als de Doot syn sikkel slaat
Dan sal geen son of maanenschijn
Maar Jhova All in Allen sijn.
Wij vinden in dit versje eene aanleiding om de aandacht te vestigen op een eigenaardig onderdeel der huwelijkspenningen namelijk op de kinderen, de vruchten, de huwelijkspanden, de olijven, de looten, of hoe men ze noemen wil. Een gelukkig vader legt in notarisstijl de volgende verklaring af: Ik hebbe vijfentwintig jaar in den echten staat geleeft en hebbe in die tijd geproduceert zeven kinderen waarvan 4 op den 31 Mey 1701 in leven waren. 1669. huwelijk van e. du boijs en m. van bleyswijck. (keerzijde).
Anders weder is het op den gouden bruiloftspenning van Gerard van den Niepoort (1274), waar de drie jongens en de drie meisjes werden opgenoemd, en waar uit Psalm 128 de tekst geciteerd wordt: Uw kinderen zullen zijn als olijfplanten rondom uw tafel. Alleraardigst worden deze woorden geïllustreerd op een zeer mooi gegraveerden penning, wiens voorzijde wij nader zullen te bespreken hebben. Het is de huwelijkspenning van Elandt Du Boys en Maria van Bleyswijck, wij zien daar om den tafel vader, moeder en vier kinderen en de verwijzing naar Psalm 128. Daar 't een huwelijkspenning is, is deze wissel op de toekomst eenigszins zonderling. Wanneer Nicolaas van Loon en Emerentia van Veen vijftig jaar gehuwd zijn laten zij | |
[pagina 236]
| |
een penning slaan (1193), waar aan de voorzijde de wapenschilden opstaan omringd door rozen en olijftakken, waaraan men drie groote vruchten ziet en zes kleinere. Wanneer men het niet wist zou men er niet op letten, maar de poëet Brandt bezingt dezen penning en leert ons, dat de drie groote olijven zijn de drie zoons voortgesproten uit dit huwelijk, en de zes kleinere de kleinkinderen, alle negen zijn 't ‘afsetsels van het trouwverbond’. De dichter eindigt met deze wensch: God maak' ten dienst van Amsterdam
Van elke telg een vruchtbare stam.
Behalve olijven worden de kinderen looten genoemd. In 1688 vieren G. Bolwerk en M. van Zengwerd hun gouden bruiloft. Wij zien de gouden bruid en bruidegom staan, samen vasthoudend een ring waarin L, daarnaast staat een forsche boom, waaraan 6 takken en 14 loten, terwijl er twee afgeknotte lootjes aan zijn. Het opschrift zegt: Ses takken,
Sestien looten
Uit Bolwerk's stam gesprooten;
Op twee na overent,
Staan hier op goud geprent,
Toen Bolwerk grijs van haaren,
Getrout was vijftig jaaren.
Men ziet dus, dat dit aan den boom zeer juist is aangegeven. Zes takken, zestien loten waarvan er twee geknot. 1680. 25jarig huwelijk van f. wijnants en a. essings.
Een heel typisch geval in dit verband is het volgende: In 1736 werd er een prinsesje van het Huis van Oranje geboren, maar na een half uur stierf de Prinses, nu waren de stempels voor den penning, dien men slaan wilde reeds gereed, op de voorzijde was afgebeeld de gelukkige moeder met haar kind op schoot, nu echter het kindje was gestorven heeft men er snel terzijde naast geplaatst een' oranjeboom, waar een felle wind een appel van afblaast. Soms zien wij de ‘schoone loten’ zelf op de penningen verschijnen; wanneer P. Balguerie en Th. Rijswijck in 1739 hun gouden feest vieren (2583), staan de vijf kinderen naast een symbolische vrouwengestalte; op eenen anderen penning nog zien wij een brandend altaar omgeven door vijf kinderen met het volgende versje: Daar voor het Echtaltaar
Twee dochters en drie zoonen
Der ouderen schedel kroonen
Naar Vijf en twintig jaar,
Zwaait 't ouderpaar met reden
Den wierook van gebeden.
Niet onvermakelijk is in dit verband nog een penning op de zilveren echtvereeniging van Petrus van der Parra en Adriana Bake (3198), daar staat aan de voorzijde een ingedrongen dik knaapje, dat met de rechterhand een kroon houdt boven de wapenschilden zijner ouders en met de linker een wierookvat zwaait. Deze jeugdige spruit is na een zeventienjarige echt ‘ontlooken’; 't is dus geen wonder, dat hij zijn stam kroont op 't zilveren feest, te meer daar zijn vader Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indië was. Meest geven de ouders uiting aan hun blijdschap over het bezit hunner kinderen, op een penning echter staat het volgende: De kinderen zijn heel verblijdt
Naar vijf en twintigh jaren tijdt
Hun ouders wel getrout sien leven.
Ja, 't was dikwijls een heele trek om van de zilveren bruiloft te komen tot de gouden! en menigmaal wordt de wensch geslaakt: ‘hij wenscht den zilveren- dien hij zag
verwisselt in een gouden dag’.
Den grooten vijand dien men te overwinnen had, was de Tijd; die oude grijsaard gewapend met zijn zeis en zandlooper dreigde wel eens op ongewenschte wijze handelend | |
[pagina 237]
| |
op te treden, het was dus het allervoorzichtigst om hem maar zijn reis te ontnemen, daarmede wordt Cupido belast en stelt men zich het volgende tooneel voor. Op den voorgrond staat een pyramide met XXV en op den achtergrond een met L, daartusschen bewegen zich de Tijd met opgeheven zeis en Cupido, die de zeis tegenhoudt. Het veelleerende gedicht zegt: Dees zuyl en 't saam
Gevlochte handen
Voor Vijf en twintig
Jaar gevest,
Sijn even vast door
Liefden's banden
Schoon dat de Tijdt
Hun dreigt op 't lest,
Godt laat, die 't silver
Feest nu geven,
Gezegent 't goude ook beleven.
Dit soort penningen was in den handel; men graveerde dan namen en data er op of er om. 1680. 25jarig huwelijk van f. wijnants en a. essings.
Een ander motief duidt een verder stadium aan; daar heeft Cupido reeds de zeis van den Tijd weggenomen en troont den ouden Tijd van de zuil met XXV naar die met L: Hier torst de Min door Trouen vlijt
De Zeyse van den Grijsen Tijt,
En leijd hem met een blijden geest
De suyl voorbij van 't silvere feest.
Wij zagen nu veel blijdschap en vreugde veel liefde en trouw maar ook op huwelijksmedailles zijn wel eens dissonanten ontrouw. Zoo was het in 1736. Op 1 December zouden Pieter van Aken en Sara Doll hun gouden huwelijksfeest vieren, om dit feest waardig te herdenken laat men eenen penning slaan (2548) waarop ze het bezit constateeren ‘van een dochter met drie looten’ en mededeelen dat de blijde dag hen noopt om tot Godt's eer aan vriendt, kind en neven een gedachtenismunt te geven. Doch - l'homme propose, Dieu dispose. Sara Doll stierf vóór het feest, nu wordt een kantschrift aan den penning toegevoegd dat laconisch mededeelt: ‘Vier weken voor het feest gaf Sara Doll den geest’. Nog anders is het volgende geval: Meynard Uytwerf en Johanna Margarethe Booge waren in 1743 gehuwd en kregen drie kinderen, maar helaas de liefde is niet steeds bestendig van duur en in 1754 besloot men te scheiden. Op die scheiding deed Johanna Booge eenen penning slaan (2999). Aan de voorzijde zien wij een' gevleugelden jongeling, Hymen, die een toorts bluscht door er mede op den grond te stampen. Op de keerzij lezen wij het volgende versje: Toen 't Vuur van twist ontstak
Dat Junoos hoff ontrustte
Toen Hymen 't Echtjuk brak
En sijnen fakkel bluste
Schonk dit de Moederlijke zucht
Aan 't drietal Huwelijksvrucht.
Voordat wij voorgoed van de huwelijkspenningen afscheid nemen en ‘ingaan ten doode’, een enkel woord over de beteekenis van den Bijbel voor de huwelijkspenningen. Wij zagen op bijna alle penningen Gods oog en al de opschriften zijn werkelijk, hoe bombastisch soms ook, vroom en dankbaar jegens God, wij zagen hoe Christus soms de handen der jong gehuwden in elkander legt, maar ook tooneelen uit het oude en nieuwe testament komen op deze penningen voor. Vooreerst dan, uit het oude testament, en wel zeer dikwijls, vinden wij afgebeeld het mooie tooneel waar Rebecca aan den knecht van Abraham te drinken reikt; wij zien het op afwijkende wijze wedergegeven; nu eens staan Rebecca en de knecht naast de put dan weer knielt Rebecca voor hem neder; op den achtergrond ziet men steeds de | |
[pagina 238]
| |
kameelen. De penningen waarop deze voorstellingen voorkomen zijn meest zeer mooi gegraveerd, en hebben een eigenaardige aantrekkelijkheid door de landschapgroepeering om de handelende personen heen en door de gracieuse beweging van Rebecca. Een tweede tooneel is dat waar Laban Rachel aan Jacob geeft: ‘Toen Laban Rachel stelde aan Jacob's groene sy, was 's herders ziel vernoeght van al de slavernij’; ook hier treft de mooie groepeering en de smaak waarmee het landschap behandeld is. 1660. dood van govert flink.
Zeer eigenaardig is het tooneel ontleend aan den apocryfe bijbelboeken. Op den penning dien wij reeds vermelden van Elandt du Boys en Maria van Bleyswijck zien wij het verhaal van Tobias. Men weet dat de engel des Heeren aan Tobias het middel leerde om den kwaden geest te verdrijven, die maakte dat de zeven eerste echtgenooten van Sara, dochter van Raguel, omkwamen in den eersten huwelijksnacht. Tobias heeft de wonderbare visch gevangen wiens hart en lever hij voor zijn kunstbewerking noodig heeft. Op onzen penning zien wij hoe Tobias bezig is de vermaningen van den engel te volgen. Hij heeft een kolenvuur aangelegd en plaatst daarop het hart en den lever van den visch; wij zien den kwaden geest wegvliegen. Dit alles geschiedt op den achtergrond, op den voorgrond liggen Sara en Tobias te bidden voor een groot bed. Wat was den volgenden morgen Raguel niet blijde toen hij, nadat hij voor alle zekerheid reeds een graf gegraven had voor zijnen schoonzoon van één nacht, hem in levende lijve voor zich zag staan. Op dien zelfden penning, waar wij reeds de illustratie van Psalm 128 op zagen, vinden wij ook de ontmoeting van Rebecca met Abraham's knecht en een aan het nieuwe testament ontleend, zeer veel voorkomend motief, de bruiloft van Kana namelijk. Wij zien in verschillende variatiën dit bruiloftsmaal weergegeven: om een ronde of vierkante tafel zitten de gasten neer, de gekroonde bruid in het midden, en aan een der einden Christus, die de vaten op den grond aanraakt waardoor het wonder geschiedt dat met bewonderende verwondering wordt aangestaard door de omzittende gasten.
Tot nu toe zagen wij in hoofdzaak penningen gewijd aan blijde gebeurtenissen maar toch gluurde hier en daar de Dood reeds om een hoekje, die alleen een einde kon maken aan de lange jaren van Liefde, Trouw en Geluk. Thans gaan wij in tot dien Dood zelf, die aanleiding gegeven heeft tot het ontstaan van tal van penningen. Meest lieten vereerders of nabestaanden die vervaardigen en uitreiken aan de vrienden van den doode of aan hen die hem ten grave droegen, zoo zegt een versje: Dit wordt U toegedacht
Die Lysbert Swaan
Ter aarde bragt
Weduwe van Jan Wat.
Meer nog dan bruiloftspenningen kocht men deze stukken geheel gereed in de goudsmidswinkels en liet er dan naar eigen smaak opschriften op graveeren. Het meest voorkomende type is het volgende: Aan de voorzijde ligt de doode op een baar uitgestrekt terwijl engelen de baar steunen, op de baar is plaats voor een opschrift, terwijl boven in het veld engelen een handerol dragen waarop meest gegraveerd is: Siet de Doot is een Inganck ten leven. Alles is door hemellicht bestraald waarin de naam van Iehovah vermeld is. Op den penning, dien wij tot voorbeeld kozen en die aan de nagedachtenis van Govert Flink gewijd is (891) staat op de baar: | |
[pagina 239]
| |
Geboren te Kleef, in den Iaere 1615 den 25en van Louwmaent - Gestorven t' Amsterdam 1660 den 2en van Sprokelmaent. Aan de keerzijde grijnst de Dood ons aan; hij houdt twee brandende toortsen en een groote doek, weder bestemd voor een opschrift; onderaan is, omgeven door vleermuizenvleugelen, een cartouche waarop: Memento Mori. Op onzen penning staat het volgende versje van Joost van den Vondel, Hier liet Flink het sterfelijk deel
Wiens ontsterfelijke geest
Tuigt met syn gekroont penseel
Hoe natuur den schilder vreest
Die zyn doeken 't leven gaf
Kunst braveert de Doot en 't graf.
Met de zelfde voorzijde vindt men een andere keerzijde gecombineerd. Daar is de cartouche van het opschrift gevormd door doodsbeenderen terwijl ter zijde twee geraamten staan met zeis en omgewenden toorts, boven op de cartouche zit een genius bellen te blazen aldus symboliseerend het brooze van het leven. Als voorbeeld vermelden wij den penning, die Ida Blok huldigde (1718): Dus houd men Naam en beeld in wezen
Nu Ida Blok ons hier begeeft
En boven by haar schepper leeft
Een bruyt uyt duysent uytgelesen
Om 't lam te volgen in zyn hof
Met onnavolglijk maagden lof.
Een derde zeer veel voorkomend type vertoont aan de voorzijde een gekroond doodshoofd, rustende op doodsbeenderen, terwijl de cartouche daaronder gevormd wordt door het lijk en twee engeltjes, waarvan de een een toorts draagt de andere bellen blaast ‘Saligh sijnde dooden die in den Heer sterven want sy rusten van haren arbeyt’ luidt de spreuk op een boven in het veld zich kronkelende banderol; op het doodshoofd staat een zandlooper. De keerzijde vertoont ons de cartouche, twee weenende engeltjes, terwijl boven de Dood zijn mageren kop vertoont. Op dezen penning was het doodshoofd en face geplaatst maar er is ook een serie penningen, waar het en profil is weergegeven en waar de zandlooper vervangen is door een lamp. Op een der penningen (1946) van dit type komt een curieus opschrift voor: Omdat U Laeste Plight - mijn lijck ter aarde leyt - wort U dit kleyn geschenck - Vereert tot Dankbaarheid - Ter Gedachtenis van Anna Roemers obiit den 18 Decembr 1665 out 59 jaer, moeder van 22 kinderen. 1685. overlijden van w. van der linden.
Maar ook zijn er penningen voor speciale gevallen vervaardigd. Zoo sterft in 1685 op 43 jarigen leeftijd Willemina van der Linden (1355). Aan de voorzijde staan een urn en het familiewapen, omgeven door weenende engeltjes en doodsattributen. Aan de keerzijde staan tegenover elkander een gehelmde vrouwen gestalte met schild en speer; dit is, zooals er boven staat, de Deugd; tegenover haar staat in een eenigszins verlegen houding, met knikkende knieën, magerder dan ooit de Dood. Het opschrift zegt ‘mij zult ge nooit de baas worden.’ In 1674 sterft freule Agnes Adelheyt van Boetzelaer. Aan de keerzijde van dezen mooien gedreven penning (1195) zien wij een zeer welig groeienden boom, naast een verdorden stam die omgetrokken wordt door den dood, er onder staat: Psalm 90. Des morgens bloeit het, des avonds wordt het afgesneden. Uit den aard der zaak wordt de Dood ook afgebeeld als de groote maaier, die met zijn scherpe zeis alles wegmaait, zoo b.v. de | |
[pagina 240]
| |
tienjarige Maria Mossel die, als een bloem gepersonifieerd, onverbiddelijk wordt weggemaaid.
1696. overlijden van ds. wilkens te haarlem.
Het opschrift op haren begrafenispenning (2503) zegt: Is 't zaligst vroeg bij
God te weesen
En geeft de wereld
Hier niet veel
Als Moeyte, Droevhijd
Zorg en Vreezen
Dan heeft Maria
't beste deel.
Een geheel afzonderlijke vermelding verdienen de penningen vervaardigd op doode predikanten. De belangrijkste penning in dezen gedachtengang is wel die op den Haarlemschen Lutherschen predikant Iohannis Wilkens, die bij het bedienen van het avondmaal op den kansel stierf. (1840) Aan de voorzijde zien wij de viering van het avondmaal in de stampvolle kerk, aan de keerzijde de begrafenis, het lijk wordt weggedragen terwijl op den achtergrond Haarlem ligt en op den voorgrond een tafel staat met den bijbel en een kaars die door den storm wordt uitgeblazen. Het opschrift zegt: Op 't reyken van het Avondmaal
Is hy geruckt in 's Hemelszaal.’
1696. overlijden van ds. wilkens te haarlem.
des Goddelijken woords op penningen afgebeeld zoo Iohannis Ens (2481), Hoogleeraar in de theologie te Utrecht, Henricus van Velsen (2658) ‘het licht en sieraad der kerk’ - aan de keerzijde zit de Godsdienst hem te beweenen, en houdt de tijd den leeggeloopen zandlooper omhoog - zoo Cornelis Houthoff (2662), die bij zijn leven Hemel's licht verspreidde te Amsterdam, I. Breukelman (3026), die schitterde te Driehuizen, Alblasserdam, Zierikzee, Hoorn, Rotterdam en 's Gravenhage; zoo Muilman, die in vier verschillende gemeenten zich van zijn taak kweet voordat hij afgelost werd, zoo Sandijk (2444) op wiens penning het volgende gedicht staat: ‘Hier ziet g' als in een spiegelglas
Hoe Sandijks deftig aanschijn was
Wiens licht op 't Leyds Atheen gerezen
In twee jaar tijds door Dwinglô heen
En Arnhem strax den Haag bescheen
Om Zions troost en Vreugd te weezen
In geest, in taal, in deugd, in vlijt
Een heerlijk wonder van sijnen tijt.’
Inderdaad het woord deftig is hier uitnemend gekozen, want al die predikanten hebben iets deftigs en wel doorvoeds over zich. Ook de opschriften op deze penningen | |
[pagina 241]
| |
zijn uit den aard der zaak deftig; deels zijn het bijbelteksten, zoo op één penning soms vier; dikwijls zijn dit de teksten door den afgestorvene in zijn ‘laatste predikatiën verhandelt.’ Het zijn laatste ‘swanengalmen.’ Wij zagen reeds hoe ook de plaatsen vermeld werden waar de dominees stonden, zoo was Johannis Vollenhoven (2155) ‘gequeeckt weleer in Jezus schoot, zoo hoog begaafd met geest van bove, in zuivere leer en taal groot. Vledder moet sulx met Zwol getuygen, ook Leiden neffens Amsterdam.’ Een andere bedienaar des Heiligen woords is ds. Haring (2156), die te Uytgeest, Edam en Utrecht ‘stond.’ Op dezen penning komt de volgende zonderling ontboezeming voor: Heer Haring in sijn tijd - vol ijver, ernst en vlijt - voor God en voor zijn zaak - getrouw met veel vermaak - verlaat dit onderaards - zeer snel, hij zeyd ik stik - en vliegt zo Hemelwaards - als een oogenblik. Ook in min of meer gezochte woordspelingen plachten deze opschriften sterk te zijn. Gerardus Douw b.v. die in 1705 te Utrecht stierf, wordt aldus herdacht (2099): Douw die weleer met 's Hemels leer Gods kerk Bedauwde. In 1765 stierf dominus C. Engels, deze wordt aldus beweend (3111): Schrij nu o Haagsche Kerkgemeente - Besproei met tranen 't koud gebeente - Van uwen Engel - die vol Hemelslicht steeds suyver blonk voor ieders aangezicht. 1757. overlijden van ds. j. breukelman.
Zoo als J. Lastdrager (1352): Die Godes last droeg aan zijn kerk - Heeft nu bij Gode 't loon van 't werk. Zoo ook ds. Smit (1507): Met Godes hamer sloeg dees Smit - In 's Hemels kamer hij rustend zit. Wij eindigen met de vermelding van een penning, die de twee gedachten trouwen en sterven verbond, want, zoo staat er aan de voorzijde: ‘Na de uur van de trouw, volgt de uur van de Doot.’ Op de keerzijde staat het volgende: Waerde kints kindre, lieve pande
Neemt dees Penning in de hande
Die van U Over-ouders is
Voor U een gedaghtenis
Dat zij Vijf en twintigh Jaren
Door het Houwlijck ginge paren
En Groot Vaders vierde vrouw
En Groot Moeders tweede trouw
En in Liefde syn getrout
Nu men Zilvere Bruiloft hout.
's-Gravenhage, Juni 1906. |
|