Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 16
(1906)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 381]
| |
Nederlandsche lustverblijven
| |
[pagina 382]
| |
schikt en verlicht, valt te veel in het oog wat afzonderlijk werd bijeengegaard. Èn museum, èn atelier hebben iets verbrokkelds. Die interieurs echter, welke op een lange geschiedenis kunnen wijzen, waar èn omgeving, èn meubels steeds samen waren, als het waren samengegroeid zijn, hebben eenheid en een zeker karakter. Dat in zulk een sfeer, gewoond, geleefd werd, door lange tijden heen, door opvolgende geslachten van hetzelfde Huis, geeft daaraan zeker zoo'n geheel bizondere bekoring. Die bekoring heeft het inwendige van Twickel in hooge mate. Ook hier veel dat aan vorige eeuwen herinnert, namen en feiten voor den geest roept, nauw met onze vaderlandsche historie verbonden. En waar dit alles met kennis geschikt werd herkent men den fijnen smaak van den tegenwoordigen bewoner. Ware ik een Fransch reporter, ik schetste u het portret van Twickel's Heer.
de trap in de hal. foto marie bijl, assen.
De gemakkelijke gastvrijheid waarmede wij werden ontvangen, en de voorkomendheid waarmede ons alles getoond werd, leggen ons den plicht op der bescheidenheid en wij willen dan ook meer gewagen van de smaakvolle inrichting, van de kostbare verzameling, ter onzer bezichtiging gesteld niet alleen, maar waarvan ook bijgaande afbeeldingen mochten gemaakt, waarmede Baron Van Heeckeren den lezer van Elsevier's zeer aan zich verplicht heeft.
Aan de zuidzijde van het Kasteel strekt zich de lange Hal uit, welke door een breede, monumentaal aangelegde eikenhouten trap in verbinding staat met de daarboven gelegen galerij, waarop de bovenvertrekken uitkomen. Een rij hooge boogvensters aan de lange zijde biedt het uitzicht op het park, het middelste venster is tevens toegangsdeur naar de brug. Een flauw gewelfd plafond, de kruispunten met eenig stuc-ornament versierd, dekt deze ruimte welke naar schatting ongeveer twintig meters lang zal wezen. Aan den korten wand ten oosten, bevindt zich een monumentale schouw van natuurlijken steen, door marmeren kolommen gedragen, den breeden schoorsteenboezem gebeeldhouwd met het groote familiewapen, het schild gehouden door twee griffioenen, rustend op een geplooid lint met dewapenspreuk: MUTANDO. NON. MUTOR. En tegen een sierlijke ijzeren vuurplaat brandt op forsche haardijzers, met blinkende koperen bollen en leeuwenmaskers versierd, een heerlijk blokkenvuur. Een kloek geprofileerde rand van gevlamd marmer omsluit den haard. In de compositie herinnerend aan de monumentale schouwen der Renaissance... die van Brugge en Kampen bijv., maakt | |
[pagina 383]
| |
deze ongeveer vier meter hooge schoorsteen een imposanten indruk.
Aan den tegenovergestelden wand de straks genoemde hoofdtrap; tot aan het bordes in volle breedte, en dáár zich-in-tweeën buigend. Op het trapbordes een bronzen beeld van den Admiraal van Wassenaer - Obdam, zinrijk omgeven door allerlei krijgs-tuig: kunstig bewerkte vuurwapenen en lansen, een paar antieke trommels, en een tiental kleine modellen van bronzen kanonnen - geschenk van de Staten van Holland - een miniatuur mortier, en naast het beeld een paar groote 17e-eeuwsche laarzen... de laarzen van den Admiraal?
het trapbordes. foto marie bijl, assen.
Tegen de wanden terzijde van het middenraam staan wapenrustingen uit de 16e eeuw en een glazenkast met verschillende reliquieën uit de geschiedenis der Wassenaers en der Heeckerens. In zwarte lijsten prachtig uitkomend tegen den witten wand, ziet men de trap opgaande, ter weerszijden de rij van familieportretten aanvangen: schilderijen van Caspar Netscher, Gerard Honthorst, P. Nason of Govert Flink. In het midden boven de trap een magistrale koperen kaarsenkroon vol verrassende glimlichtjes en kleurige flikkeringen het roosvenster in gebrand glas weêrkaatsend. En boven op de galerij zetten zich de lange rijen van portretten voortGa naar voetnoot*), afgewisseld door keur van kostbare kasten - ingelegd en gesneden - of oude gebeeldhouwde archiefkisten, met gedreven koper beslag; nevens tal van zeldzame wapenen: voetbogen en knodsen en fijnbewerkte muziekinstrumenten, ingelegd met paarlmoer en ivoor, en fraaie staande klokken met speelwerk, en rijkgeciseleerde cartels. Wij waren juist daar boven toen het twaalf uur was... zachtkens begon een der klokken haar vroolijk wijsje... twaalf sloeg het... toen klonk in een anderen hoek de melodie van het oude Wilhelmus,... in de Hal beneden begon een derde pendule te slaan... een meer verwijderd uurwerk in een der vertrekken liet zijn klanken hooren... zoo elk op hun beurt, rustig hun deuntje uitspelend. Het klonk zoo lief, zoo fijn, door dat groote stille huis, al die teêre carillons. Het was zoo ècht middag; de zonnestralen gleden langs den gladden parketvloer, schitterend even in volle kleurenpracht op de oostersche vloerkleedjes, verguldend vervolgens den te- | |
[pagina 384]
| |
de bibliotheek. foto marie bijl, assen.
genoverliggenden wand waarop de portretten straalden in den echten gloed van hun oud coloriet..., die deftige edellieden in hun fulpen gewaden, die aanzienlijke vrouwen met heur blanke boezems en de laag uitgesneden sneeuwwitte kanten kragen. En mèt de meubels, mèt het kostbaar aardewerk, mèt het uitgezochtste lakwerk, | |
[pagina 385]
| |
de eetzaal. foto marie bijl, assen.
mèt heel die keur van schoone voorwerpen was de gansche galerij één accoord van weelderige kleurenpracht. Het was de triomf van het mooie oude, niet door toeval bijeengebracht, maar door de historie vereend tot één innig, harmonisch geheel!
Van de trap af heeft men het beste gezicht op de ruime Hal. Op den voorgrond een groote schrijftafel met brons gemonteerd; een goed type van een meubel uit den besten tijd der Rococo. Een groen lederen schrijfmap, knap stukje oud bindwerk met goedgestempelde heraldieke versiering, een paar antieke zilveren kandelaars, wat bibelots en daarvoor een marmeren bak met bloeiende cyclamen, vormen het garnituur. Een groot Perzisch kleed en meerdere kleinere oostersche tapijten bedekken den steenen vloer en allerlei stoelen en fauteuils: Empire, Chippendale, en ook een moderne Engelsche club-sofa, prettig verspreid, vormen het verdere ameublement, met oude portretten, zeldzame wapens en kostbare chineesche vazen langs de wanden voltooid. In het midden van de zaal hangt een groote verguld koperen lantaarn, een type welbekend van de 18de-eeuwsche gravures of van de schilderijen van David Bles. Met wat bloemen hier en daar neergezet, een aantal van de nieuwste tijdschriften op verschillende tafels verspreid, is deze Hal - zonder in 't allerminst op een woonvertrek te gelijken en zonder het meer deftige gekleede van de overige kamers, - een centrum van losse, gemakkelijke gezelligheid.
Een deur naast de groote schouw geeft van uit de Hal toegang tot de Ontvangkamer, waarin voornamelijk een marmeren schoorsteenmantel - rijk gebeeldhouwd in de volle vormen van het begin der 18de eeuw - de aandacht trekt. Bijzonder knap van uitvoering is de alle- | |
[pagina 386]
| |
gorie, het wit-marmeren relief van den schoorsteenboezem, vervaardigd door den beeldhouwer van Baurscheit Ao. 1737. Links grenst aan de ontvangkamer de groote eetzaal, terwijl aan den tegenoverliggenden wand de ingang naar de Bibliotheek is. Dit laatste vertrek ligt langs den oostelijken vleugel van het gebouw en is door het ochtendzonnetje verlicht, van een kalmen, maar opwekkenden toon, geheel in overeenstemming met de bestemming van deze kamer, en geheel passend bij de rustige kleur van de oude banden welke in lange rijen de kasten vullen aan den over het venster gelegen langen wanden de beide overige vakken. Een hoog open haard met eenvoudig betimmerden boezem, waarvan het middenpaneel sober met wat arabesken beschilderd. Midden op het fries boven de haard-opening hangt een sierlijk cartel, uit het laatst van de 18de eeuw, welks rustig tikken geheel alleen even de stilte breekt in deze stemmige omgeving.
Het vertrek achter de bibliotheek gelegen draagt den naam van: Koningskamer, en wel naar aanleiding van het feit, dat Koning George I van Engeland op zijne doorreis naar Hannover hier meermalen vertoefde.
schouw in de ontvangkamer. foto marie bijl, assen.
De Eetzaal is van het kasteel verreweg het fraaiste vertrek, al moet gezegd worden dat deze zaal het minst van alle een Hollandsch karakter draagt. Een Engelsch architect was de ontwerper, en de tot de zoldering reikende eikenhouten betimmering, het eigenaardige vlakke geometrische stuc - ornament van het plafond zelf, de diepe raamnissen of uitgebouwde erkers, de Chippendale en Sheraton meubels, dit alles geeft aan deze kamer een onmiskenbaar Engelsch cachet en doet sterk herinneren aan de zalen in de Engelsche kasteelen. ‘Was er geen Hollandsch bouwmeester te vinden geweest’, vraagt gij, lezer, ‘die ook aan dit vertrek een nationaal stempel had kunnen geven in overeenstemming met het typisch Hollandsche van het kasteel?...’ De reden moge geweest zijn, dat de eigenaar van Twickel, vaak in Engeland ver- | |
[pagina 387]
| |
toevend, dáár die smaakvolle, wonderschoone interieurs heeft leeren kennen, welke in het bovengenoemde werk van Nash zijn afgebeeld, en zoodoende als het ware onwillekeurig de uitvoering van zijn eetzaal aan vreemde handen heeft toevertrouwd. De enkele Hollandsche meubelen echter: groote 17de-eeuwsche tafels met bol-pooten, de glazen wand-kabinetten vol van schitterend porcelein en Delftsch blauw, de pullen op den schoorsteen, het familie-portret daarboven, de verrukkelijke tinnen gildebekers, dit alles maakt intusschen in deze omgeving het beste figuur! En laat ik er bijvoegen dat de onlangs verbouwde trap in de Hal daarentegen weer door Nederlandsche werklieden en op keurige wijze is uitgevoerd. Als wij straks de tafel aangericht zien met keur van schotels, bereid door den vaardigen Parijzenaar, die in de zwaar gewelfde benedenverdieping van het kasteel, over ‘up-to-date’ ingerichte fornuizen den scepter zwaait, dan stemt ons dit tot milder oordeelen en bij het Fransche Menu, opgediend in de Engelsche Diningroom blijft de echt Hollandsche gastvrijheid den boventoon houden. Naast de groote eetzaal ligt in den oostelijken toren een Salon: de ‘drawingroom’, naam herinnerend aan de tijden toen men zich, in het aan de algemeene spijszaal grenzend vertrek: ‘withdrawingroom’ na den maaltijd terugtrok. Vroeger had deze ruime koepelkamer - in de slotgracht uitgebouwd en aan drie zijden over park en voorplein uitziende - slechts toegang van uit de eetzaal. De heer Van Heeckeren liet evenwel een uitbouw maken aan den toren, waardoor men deze kamer afzonderlijk bereiken kan.
schouw in de hal. foto marie bijl, assen.
De westelijke vleugel van Twickel, particuliere vertrekken, slaapkamers en dienstvertrekken bevattend, met den kleineren toren, dateerend van omstreeks 1847, is van een minder belangrijk type dan de overige deelen van het gebouw, maar biedt daarentegen een kostelijk uitzicht op de tegenoverliggende Oranjerie en de bloemgroepen in de keurig verzorgde parterres.
Lezer, ik heb u thans door de voornaamste vertrekken rondgevoerd, en noode verlaten wij dit vorstelijk verblijf dat zooveel schoons bevattend, ook met zooveel smaak | |
[pagina 388]
| |
bewoond wordt, en voor welks bezichtiging wij den eigenaar dankbaar blijven. Trotsch moge deze zijn op zijn bezitting, maar bovenal trotsch dààrop dat dit interessante kasteel zoo intact mocht blijven, een waardig voorbeeld van nationalen schoonheidszin.
schouw in de eetzaal. foto marie bijl, assen.
Maar de heer Van Heeckeren wil ons niet laten gaan, zonder dat wij nog een laatsten indruk medenemen van de verder dan zijn park gelegen bosschen en landerijen en zonder dat wij een der echte Twentsche boerenwoningen gezien hebben, welke om haar schilderachtige binnenhuizen zoo bekend zijn. En weldra draven wij in een licht rijtuigje met een vluggen pony bespannen langs kronkelende boschpaden diep het woud in, stil, geheimzinnig op dit uur van den vallenden herfstavond. Na een vrij langen rit bereikten wij het doel van onzen tocht: een woning welke in het wazig half-duister, met het rossig schijnsel dat door de kleine ruitjes straalt, aan de hutten uit Grimm's sprookjes herinnert. En de ‘deel’, van binnen... een Ostade gelijk! In het midden een groot rond gevaarte waarin een reusachtig houtvuur hoog opvlamt, de rook eenvoudig door een opening midden in het dak verdwijnend; en boven dit vuur zwaait aan een massieve draaibare galgGa naar voetnoot*) een voor-ouderlijke koperen pot van buitensporige afmetingen, waarin het voeder hangt te koken voor het vee: een dozijn koeien die door hun gesnuif onze aandacht trekkend eerst door ons ontdekt worden als wij eenigzins gewend zijn aan de fantastische verlichting en de grillige, spookachtige vormen der slagschaduwen. Dan zien wij ook, hoe achter het groote vuur het gezin huist, broederlijk dit merkwaardig vertrek gemeenschappelijk met koeien en kippen bewonend... maar laat ik mij haasten erbij te voegen dat een rij wèlingerichte slaapvertrekjes, en een kraakzindelijke pronkkamer dit eigenaardige huis voltooien. Waren niet een naaimachine, een petroleumlamp een paar moderne dingen in deze omgeving, men zou zich tusschen die wanden, leuk behangen met oud-tin en Delftsch, gemakkelijk in de 15de eeuw verplaatst kunnen wanen. Meen niet dat de bewoners klachten hebben over hun verblijf, zoo afwijkend met wat | |
[pagina 389]
| |
men - vaak ten onrechte - meent meer moderne comfort te zijn. O neen.
tuinmanswoning. foto marie bijl, assen.
Geheel hierin opgegroeid door lange generaties heen, met de zekerheid van een vast bestaan en... lage pacht - die sinds eeuwen onveranderd gebleven som, waarover ik in den aanvang van mijn opstel sprak - maakten zij op ons den indruk van onverstoorde tevredenheid.... Voor hoe lang nog misschien? bij de huidige sociale toestanden, en waarmede zij op zoo korten afstand van de fabriekplaatsen vroeg of laat wel in contact zullen komen... om te ontdekken hoe bevoorrecht zij zijn in hun isolement, door hun patriarchaal bestaan, hun rustig leven in de gezonde natuur.... Met een levendigen indruk van deze boschwoningen, nemen wij den terugweg aan, in het versnelde tempo van den naar stal terugverlangenden pony.
woning in de bosschen van twickel. foto marie bijl, assen.
Bij het overgaan van de Oëlerbeek, waar een schilderachtige oude watermolen werkt, valt het ons op, hoe het water thans in deze buurt zoo schaarsch is, hoewel men 's winters van hoogen watervloeden weet te verhalen. | |
[pagina 390]
| |
In ouden tijd schijnt dit nog erger geweest te zijn; want voor eene betere afwatering liet Graaf Carel George van Wassenaer in 1770 de Twickelsche vaart graven, tevens met het doel om eene betere verbinding te krijgen van Delden met de Regge en naar Zwolle. Die vaart, ofschoon tot vóór den aanleg der spoorwegen zeer veel gebruikt, is sedert 40 jaar niet meer bevaarbaar. Het onderhoud van de sluizen loonde de kosten niet voldoende en van de vaart is nog slechts de herinnering bewaard in den naam van: Carels-haven, waar thans op de plaats van de vroegere schippersherberg een modern Hotel-Pension is verrezen. Boringen in de terreinen van Twickel gedaan leidden evenmin tot eenig resultaat, en na op verschillende plekken, met groote moeite en kosten, diepe putboringen te hebben verricht - tot zelfs op 545 meter - A.P. - heeft men al sedert geruimen tijd deze proefnemingen gestaakt.
de watertoren. foto marie bijl, assen.
Het water komt door een buisleiding van Almeloo, en een speciale watertoren, door Baron van Heeckeren in 1894 gebouwd, voorziet thans Twickel van het noodige water, terwijl Delden daar tegen een billijk tarief mede van profiteert. Een aantal stadspompen voor gratis-gebruik en de noodige in zônes oordeelkundig geplaatste brandkranen, zijn over het stedeke verspreid. De rechtgeaarde Deldenaar, met een sierlijke hoffelijkheid, als bood hij u den kostbaarsten nectar, schenkt u gaarne een glas... van dat zuivere water, ter eere van... Twickel. Februari 1906.
de oëlerbeek met watermolen. foto marie bijl, assen.
|
|