| |
| |
| |
fig. 1. zwartfigurige attische vazen (foto j. bijtel, leiden).
| |
| |
| |
De ceramiek van Griekenland en Italië in het Leidsche Museum van Oudheden
door dr. J.H. Holwerda Jr.
II.
In Attica dan ontwikkelt zich in de 6e eeuw de z.g. zwartfigurige vazenkunst tot een schitterend kunsthandwerk. Vele zijn de fabrieken en de kunstenaars geweest, wier producten over de geheele wereld zijn verspreid en vooral ook in Etrurië bij massa's zijn geïmporteerd, zóó zelfs dat men vroeger wel heeft gemeend met Etrurisch werk te doen te hebben en ook van deze soort als van Etrurische vazen sprak. Latere vondsten, vooral in Attica zelf hebben ons beter ingelicht. Ook weten we hoe zich dit kunstenaarswerk daar zelfs zoo ontwikkeld heeft, dat een geheele wijk de ‘pottebakkerswijk’, de ‘kerameikos’ genoemd werd.
Een enkel woord over de wijze van beschildering dezer vazen, wier figuurlijke voorstellingen vaak aan producten der groote schilderkunst zijn ontleend en dus voor ons ook nog die beteekenis hebben dat ze de eenige representanten zijn van dien kunsttak in Oud-Griekenland, wier voortbrengselen zelf uit den aard der zaak geheel zijn vernietigd. Op het oppervlak der vazen, dat door zorgvuldige keuze en bewerking van de pottebakkersklei een prachtige effen roodachtige kleur heeft, werden de verschillende figuren en ornamenten geschilderd in een glanzend vernis, het eigendom van deze kunstperiode, dat gelijk we vroeger reeds zeiden al in den Mykeenschen tijd schijnt te zijn uitgevonden, doch waarvan de intens zwarte tint het speciale kenmerk van deze latere periode is. Het is dan ook, hoevele pogingen in den modernen tijd daartoe zijn aangewend, nooit gelukt dit vernis na te maken.
fig. 4. roodfigurige attische vazen (foto j. bijtel, leiden).
Zijn eigenschappen zijn echter een noodzakelijke voorwaarde geweest voor den hoogen bloei van deze kunst. Immers aan de prachtig zwarte metaalachtig glanzende kleur, paart het de eigenschap dat het om geheel te dekken slechts zóó verbazend dun behoeft te worden
| |
| |
fig. 2. panathenaeën-amphoren (foto j. bijtel, leiden).
opgelegd dat het onmogelijk is eenige verhevenheid der geschilderde plekken, hoe gering ook, waar te nemen. Zoo verliest dus de vaas door de beschildering niets aan scherpte en fijnheid van vorm en schittert ze toch in een prachtig zwarten metaalglans.
In dat vernis dan werden de figuren in silhouette op de vaas geschilderd en dan werd de binnenteekening in lichaam en kleeding aangebracht door krassen met een scherpe stift in het vaasoppervlak, welke daarna met een witte substantie werden gevuld; ook werden enkele bijkleuren, als wit en rood, spaarzaam aangebracht. Dat deze techniek altijd eenigszins gebrekkig bleef, dat de teekening nooit een losse worden kon spreekt van zelf. Wat deze kunst echter toch bereikt heeft, zoowel in den vorm der verschillende vazen als in hunbe schildering, is verbazingwekkend.
Onze afbeelding (fig. 1) geeft een overzicht dier voornaamste vormen, wier namen feitelijk een grooter bekendheid genieten dan ze werkelijk verdienen. Zeer talrijk zijn toch die z.g. wetenschappelijke termen, doch men vergeet vaak dat in vele gevallen het hechten van zoo'n overgeleverden naam aan een bekenden vorm vrij willekeurig is en verder dat zoo'n wijdsch klinkende naam dikwijls eenvoudig een heel gewoon Grieksch woord is voor drinkschaal of waterkruik. Hechten we dus zelf weinig aan die namen, terwille van de bekendheid geven we er hier eenigen bij onze afbeelding (amphora a-c, kylix d-e, hydria f, oinochoë g-h, lekythos i-l, stamnos m).
Wat nu het onderling tijdsverschil dezer vazen aangaat zoo zijn we ter bepaling daarvan vooral op onze teekeningen zelf aangewezen. Oorspronkelijk zeer stijf (vgl. bv. fig. 1a, g, k, m) vooral in houding en kleedbehandeling komt er meer en meer losheid in den stijl der figuren (vgl. b.v. fig. 1c, f).
Vooral ook om de voorstellingen zelf zijn deze vazen van zoo groot belang; ook hier willen we ons echter slechts tot eenigen der afgebeelde voorbeelden bepalen.
Zoo zien we op fig. 1m in nog zeer stijven stijl den strijd van Heracles en de
| |
| |
fig. 3. zwart- en roodfigurige attische vazen (foto j. bijtel, leiden).
Amazonen afgebeeld, de held zwaait zijn knods terwijl een der Amazonen, waarvan de naakte lichaamsdeelen in wit geschilderd zijn, overeenkomstig de gewoonte het vrouwelijk naakt in die kleur weer te geven, ter aarde is gevallen. Fig 1 g toont ons eveneens in zeer stijve doch uiterst fijne teekening het verhaal van Ajax, die Kassandra vervolgt, welke onder het schild der godin Athena bescherming vindt. Weer een andere sage, Kaineus die door Centauren onder rotsblokken bedolven wordt zien we op fig. 1 a, het verhaal van Medea die Aeson opkookt om hem een verjongingskuur te doen ondergaan is fig. 1 k weergegeven: alleraardigst is het figuurtje springend in den ketel op het vuur. De amphora op de gekleurde titelplaat in de vorige aflevering is versierd met de voorstelling van Aeneas die zijn ouden vader Anchises redt uit den brand van Troja, vergezeld van zijn vrouw en zonen, een teekening die weder juist door de onbeholpen, stijve houding der figuren een groote aantrekkelijkheid bezit als decoratie. Op verscheidene dezer stukken zien we ook eenige der op deze soort vazen meest voorkomende ornamenten, om den hals lotossen en palmetten en onder de voorstelling een fries van knoppen en bogen, daaronder een stralen-kelk.
Behalve sagen zijn ook vaak godenafbeeldingen op deze vazen geschilderd, zooals op het prachtig fijne kannetje, fig. 1h; Heracles en Athene, of de voorstelling van het symbolisch huwelijk dezer beiden op fig. 3a; op de gekleurde titelplaat in 't midden, een zeer fijn stuk van een eenigszins vrijere teekening komt een vierspan voor, een wagen, waarin een gewapende krijger en voor deze de godin Athena. Ook de gevechtscene op den schouder van dit stuk is zeer mooi geteekend, terwijl een eenigszins losser ornament, de palmetvoluut, onder de voorstelling verschijnt.
Ook scenes uit het dagelijksch leven dienen vaak dezen kunstenaars tot motief. Zoo zien we, fig. 1f, een groote hydria op welke een badhuis is afgebeeld waarin zich twee mannen onder een douche uit twee waterspuwers
| |
| |
fig. 5. roodfigurige zuid-italiaansche vazen (foto j. bijtel, leiden).
| |
| |
stroomend, baden, andere personen staan aan weerszijden terwijl aan de boomen aan beide kanten kleedingstukken zijn opgehangen.
De overige afbeeldingen kunnen we voor zichzelf laten spreken. Bizondere aandacht verdienen de drie groote vazen, die een zeer bizonder rijk bezit van het museum vormen (fig. 2). Het zijn drie exemplaren van de zoo zeldzame groep der prijsamphoren die op de wedstrijden der Panathenaëen aan den winnaar als prijs werden gegeven. Aan de eene zijde dezer vazen was dan de wedstrijd afgebeeld, hier een worstel- en vuistgevecht en een wedren van knapen te paard en aan de andere zijde de godin Athena ter wier eere het feest werd gegeven in volle wapenrusting, meestal tusschen twee zuilen langs een van welken een inscriptie ‘van de wedstrijden van Athene’ het doel van deze vazen aanwees.
We zien dus hoe behalve de kunstwaarde der aardige, frissche, vaak kinderlijk geteekende voorstellingen, deze vazengroep voor ons ook de groote beteekenis heeft dat ze dikwijls een welkome aanvulling biedt van de schriftelijke overlevering onzer klassieke schrijvers.
fig. 6. laat-roodfigurige amphora (foto j. bijtel, leiden).
We merkten echter reeds op dat deze zwartfigurige kunst zich onmogelijk tot een vrije teekenkunst kon ontwikkelen: zoolang men zich met silhouetten moest vergenoegen en de binnenteekening slechts door krassen aanbrengen kon, was men als het ware tot stijfheid gedoemd. Daarom is de uitvinding van zoo groote waarde geweest die in de tweede helft van de zesde eeuw een heele verandering in de Grieksche vazenschilderkunst heeft veroorzaakt. En toch was het maar zoo'n eenvoudige zaak. Men had alleen maar zijn wijze van beschildering der vazen om te draaien. Eerst werden nu de figuren en ornamenten in zwarte omtreklijnen op het roode oppervlak van de vaas geschilderd, daarna het overige gedeelte van dat oppervlak geheel zwart gemaakt, zoodat de figuren in rood tegen het zwart stonden; de binnenteekening kon nu met dunne verflijntjes worden aangebracht en behoefde dus niet meer te worden ingegrift, men was dus veel vrijer in zijn teekenen en het spreekt vanzelf dat nu ook langzamerhand de teekenkunst zelf zich kon perfectionneeren (voor het ver-
| |
| |
fig. 8. zwart hellenistisch vaatwerk. (foto j. bijtel, leiden).
schil van de oude en de nieuwe techniek vergelijke men de titelplaat in de vorige aflevering). Wat men in deze techniek bereikte is verbazingwekkend. De vormen der vazen bleven in hoofdzaak dezelfden doch ook zij zijn meer geacheveerd en rijker geworden. Ook de stukken van deze roodfigurige kunst wier bloeitijd valt in de eerste helft van de 5e eeuw vóór Christus laten zich vrij precies naar hun teekeningen dateeren. Meer en meer verdwijnt de stijfheid uit de figuren, heele en halve wendingen van lichamen of ledematen worden hoe langer hoe juister weergegeven, het oog, vroeger zoo onbeholpen geteekend, komt hoe langer hoe beter op zijn plaats te staan, kortom de vrije teekenkunst ontwikkelt zich geheel. Ook is het mogelijk zoowel in teekenstijl als in de behandelde onderwerpen, bepaalde kunstenaarsscholen te herkennen; want dat we hier met artisten te doen hebben, daaraan is geen twijfel. Vrij vele stukken zijn er namelijk nog bewaard, waarop de namen, zoowel van de makers der vazen als van de teekenaars door een inscriptie genoemd worden en door vergelijking is het ongetwijfeld mogelijk in vele gevallen ook ongeteekend werk aan zekere kunstenaars toe te schrijven. Jammer is het dat onze collectie geen geteekende stukken rijk is, al bezit zij veel exemplaren die met groote zekerheid 't zij aan een oudere of een jongere school kunnen worden toegeschreven. We willen echter hier niet verder op de kwestie van de verschillende ons bekende schilders en de aan hen toe te schrijven werken ingaan, doch liever eenige der voornaamste stukken van ons museum de revue laten passeeren.
Zoo zien we dan fig. 4 a een prachtige groote amphora met magnifiek zwart vernis, waarin in rood de nog zeer stijf geteekende figuur der godin Athena is afgebeeld. Eveneens nog vrij stijf is de voorstelling op de kalpis (fig. 4 b), Zeus en Hera en een Nikefiguur in het midden die Zeus bekranst. fig. 4 c is een der vele zeer fijne kylixvormen van het museum, een prachtig drinkschaaltje gelijk die aan binnen en buitenzijde beschilderd speciaal in de vrije teekening der figuren de meesterhand verraden. Ook het kannetje ( d) met den strijd van Apollo en Herakles om den drievoet van Delphi, een bekende sage, is een waar kunststuk. Een vrijere teekenstijl zien we op den grooten krater ( e) uit het
fig. 7. zwart hellenistisch vaatwerk (foto j. bijtel, leiden).
| |
| |
midden van de vijfde eeuw, waarop onder een rand van laurierbladeren en op een maeanderband een zeer eigenaardige dans is afgebeeld; ook de waaiervormige hoofddeksels der figuren zijn zeer merkwaardig.
fig. 10. laat-grieksche kruikjes (foto j. bijtel, leiden).
Eveneens losser geteekend zijn de groote amphoren fig. 3b en die op de gekleurde titelplaat, waarvan de een de godin Eos vertoont die den jager Cephalus schaakt en de ander de voorstelling draagt van Triptolemus op zijn gevleugelden wagen en de godin Kore. Ook de enkele palmetten op den hals toonen grooter losheid van decoratie. Ten slotte noemen wij de prachtige figuur van den schrikkenden Satyr met zijn lier op de sierlijke, overigens geheel zwart geschilderde amphora (fig. 3c).
Vooral deze laatste stukken doen ons zien hoe men in deze roodfigurige techniek veel meer leven, veel meer losheid van beweging vermocht aan te brengen dan in den vroegeren stijl met zijn zwarte silhouetten.
fig. 11. grieksche en romeinsche kruikjes (foto j. bijtel, leiden).
Zoo heeft dus in de vijfde eeuw vóór Chr. deze vazenschilderkunst in Attica haar hoogtepunt bereikt. Daarna is het verval aanstaande en ook het centrum der industrie verplaatst zich.
Had Italië gelijk we zagen vroeger reeds zijn eigen vazenindustrie gehad en was het ook als 't ware door producten uit Attica overstroomd, in de vierde eeuw gaan de Grieken die daar vooral in Apulië, Lucanië en Campanië woonden, zelf dit kunstambacht uitoefenen naar het voorbeeld der Attische roodfigurige kunst. Deze namaak bereikt echter nooit de hoogte van het oorspronkelijke Attische werk. In de eerste plaats gaat daarbij reeds de prachtige metaalglans van het vernis verloren om voor een meer dof, vaak paarsachtig zwart plaats te maken en dan staan ook de teekenaars dezer vazen lang niet meer op die hoogte waarop zij in Attica stonden. Het is ook eigenlijk geen wonder. In de vijfde eeuw hadden bepaalde kunstenaars zich aan dezen tak van teekenkunst gewijd, maar daarna neemt de groote teeken- en schilderkunst meer en meer haar hooge vlucht, zoodat wie artist is zijn vaasjes laat staan om het op doek en paneel veel verder te brengen dan hij het ooit op het bolle vlak van het vaatwerk doen zou. Zoo komt dus de vazenschilderkunst als 't ware in handen van mindere goden, de fijnheid verdwijnt uit de teekening, de zuiverheid en zekerheid van teekening gaat verloren.
| |
| |
Onze groep (fig. 5) geeft daarvan een overzicht. Men ziet er de dekselschaal (lepaste a) met zijn ruw geteekende figuren, de slanke amphora (b) met zijn eigenaardige teekening waarin zelfs pogingen gedaan zijn het terrein door een heuveltje weer te geven, den krater (c) en de kotyle (d), alles veel plomper van vorm en grover van lijn. Ook is het merkwaardig hoe steeds weer dezelfde figuren, zittende vrouwen, Eroten of mannen in hun mantel gehuld op deze vazen voorkomen, het is geen individueele kunst meer, doch geworden tot een conventioneele versiering. Merkwaardig is het dat vooral grafscenes vaak het onderwerp der teekeningen vormen. Zoo zien we op de groote amphora van onze plaat(e) een graftempeltje met beeld erin omgeven door de conventioneele figuren die haar offeranden komen brengen. Een zeer goed voorbeeld van deze in verval geraakte kunst is de bekende groote amphora fig. 6 van onze collectie met haar rijke versiering, o.a. aan de eene zijde een typische scene, aan de Homerische sagen ontleend, van strijdende helden en daarboven goden, afwegende op de weegschaal wiens doodslot beschikt is. Op de andere zijde zijn Eroten afgebeeld op de schouders van satyrs gezeten. In alles zien we ook hier het verval; wel kan men vrij teekenen en was men niet meer gelijk vroeger door zekere stijfheid gebonden, maar de fijnheid der lijnen is verloren en dat verlies tracht men te vergoeden door uiterlijke pracht in vorm en rijkelijk aangebrachte kleuren.
In den Hellenistischen tijd, 3de eeuw, dan vooral is dat verval geheel ingetreden. Van de oude kunst heeft men alleen maar het zwarte vernis overgehouden en dan nog niet eens in zijn vroegeren schitterenden glans, en daarmee wordt het geheele oppervlak van de vaas overdekt. Als versiering wordt dan op dit zwart gemaakte oppervlak een verguld takje (vgl. fig. 7a) of wel een kleurige teekening aangebracht, ruw en grof in wit, geel en rood zonder eenige kunst (vgl. fig. 7b en 8a). Ook tracht men de roodfigurige kunst van vroeger na te bootsen door in plaats van de roode uitgespaarde figuur nu op het zwartgemaakte oppervlak in roode kleur opnieuw een teekening aan te brengen. Langzamerhand ziet men echter slechts vaatwerk welks eenige geschilderde versiering de zwarte kleur van zijn geschilderd oppervlak is.
fig. 9. grieksche en romeinsche terra sigillata (foto j. bijtel, leiden).
De vormen blijven gedeeltelijk bij het oude, voor een deel ook komen er nieuwe, rijkere en daardoor minder sierlijke op. Nu echter geen schilderkunst meer het vaatwerk versiert krijgt men behoefte aan andere ornamenten; het reliefvaatwerk komt op, waarvan onze fig. 8b, waarop waarschijnlijk Artemis en een hert is afgebeeld, een mooi voorbeeld is.
De stukken worden gedeeltelijk in een vorm gemaakt, in welke het negatief van een reliefversiering is ingedrukt, of wel tegen de gedraaide vaas wordt een laag reliefje aangeplakt. In deze richting lag een nieuwe weg voor versiering van vaatwerk open; vrij talrijk zijn de Hellenistisch-Grieksche stukken die uit de eerste eeuwen vóór Christus tot ons zijn gekomen en ook onze collectie bezit eenige zeer interessante exemplaren.
Nog een andere versieringswijze, als we die zoo mogen noemen, komt op of eigenlijk wordt door een toeval geboren. Men merkte
| |
| |
op hoe het zwarte vernis waarmee men geleerd had zijn vaatwerk geheel te beschilderen door bizonder sterk bakken rood verkleurt en blijkbaar heeft men van deze eigenschap vaak expres gebruik gemaakt om eigenaardig zwart en rood gevlamd vaatwerk te krijgen.
Beide soort van versiering, de roode verkleuring en het relief gecombineerd hebben eindelijk nog in de Grieksche fabrieken een soort rood reliefvaatwerk doen ontstaan dat in de terra sigillata der Romeinen, eerst vooral in de fabrieken van Arezzo vervaardigd en vandaar met de Romeinsche veroveringen over half Europa verspreid en nagemaakt, zijn hoogtepunt bereikt heeft. Onze afbeelding, fig. 9 geeft eenige scherfjes van dergelijk rood reliefvaatwerk uit Klein-Azië en Italië; wat echter de Romeinsche terra sigillata betreft die laat zich beter kennen uit de vondsten van het meer Noordelijke Europa, waaronder ook die in ons land een zeer voorname plaats innemen. De bespreking daarvan is dus meer op zijn plaats in een overzicht van onze Nederlandsche oudheden, waartoe we mogelijk nog wel eens de gelegenheid zullen hebben.
fig. 12. puntamphora (foto j. bijtel, leiden).
Thans nog een enkel woord over eenige andere soorten die na den ondergang der eigelijke vazenschilderkunst in Griekenland ontstaan, naar Italië zijn gekomen om zich van daar uit over het verdere Europa te verbreiden. Veel kan het echter helaas niet zijn wat we hierover hebben mede te deelen. Als kunst heeft de ceramiek uit deze periode bijna alle aantrekkelijkeid verloren en het natuurlijk gevolg hiervan is geweest dat de studie van dezen tijd vrijwel veronachtzaamd is. Dergelijk vrij leelijk goed werd bij gravingen bijna over het hoofd gezien, veel is verloren gegaan en bijna niemand voelde lust zich speciaal er mede bezig te houden. Toch is dit bizonder jammer. We zijn overtuigd dat als ook op dit gebied nauwkeurig wordt waargenomen, gelijk dat in de laatste jaren reeds een enkele maal is geschied, wij voor de latere perioden onzer Europeesche praehistorie onschatbare gegevens zullen winnen. Zeer veel waard is het dus dat onze verzameling uit deze periode der klassieke wereld ook weder een massa materiaal bezit, al is er slechts een gedeelte van opgesteld. Als wetenschappelijk werkmateriaal hebben we daarin weder een kostbare collectie die zeker eenmaal veel zal bij kunnen dragen om onze begrippen omtrent den samenhang van Europa en de klassieke wereld te verhelderen. Als eenig voorbeeld noemen we thans slechts een vorm, de kruik, later als Romeinsche kruik zoo algemeen bekend. Op onze afbeelding fig. 10 zien we eenige Grieksche stukken; dan op fig. 11 een Grieksch (a), een Romeinsch (b) uit de eerste eeuw na Christus en eindelijk een nog lateren Romeinschen vorm (c), zooals ze Europa als 't ware hebben overstroomd. We zien dus ook dezen vorm in Grie- | |
| |
kenland geboren, naar Rome overgebracht en van daar uit over de wereld verspreid. Het behoort niet tot den kring van de afdeeling die we ons voorstelden hier te behandelen, na te gaan in hoeverre de Franken zich weder van dezen vorm hebben
meester gemaakt.
Ten slotte geven we hier nog, hoewel niet behoorende tot de fijnere ceramiek, de afbeelding van een kolossale grove puntamphora (fig. 12), gelijk Grieken en Romeinen die hebben gebruikt voor bewaring en vervoer van olie en wijn. Ook deze vormen zijn door de Romeinen tot ons gebracht; ook hier dus weer dezelfde samenhang.
We gaven in het bovenstaande slechts een oppervlakkig overzicht van de geschiedenis der Grieksch - Italiaansche ceramiek; dat wij daarbij zeer veel verschijnselen onbesproken moesten laten spreekt van zelf. Ook kon het aantal der behandelde stukken uit onze collectie uit den aard der zaak slechts zeer klein zijn. We hopen echter hier den indruk te hebben gevestigd dat ook op dit gebied het Leidsche museum van oudheden werkelijk kunst te zien geeft, dat de studeerende er een zeer volledig chronologisch overzicht kan vinden van dit zoo belangrijke studiemateriaal en dat, last not least, de kunstindustrieel er een schat van voorbeelden kan vinden om zijn eigen phantasie mede te verrijken.
Leiden.
|
|