| |
| |
| |
p.j.c. gabriël, naar eene teekening van jan veth
(eigendom van mevr. de wed. h.a. van nievelt geb. piek. scheveningen).
| |
| |
| |
P.J.C. Gabriël, door W. Steenhoff.
De namen met roemrijksten klank uit den schildersgroep van onzen tijd en van ons land, laten zich van lieverlede opschrijven in het doodenregister. Daar is een vast stel van die namen, waaraan we ons standvastig houden, sprekende over moderne hollandsche schilders. Hun reputatie is zoo stevig gevestigd, dat we niet aarzelen hen te noemen allereerst en boven anderen, die na hen kwamen. Onbewust spreken we daarmee de meening uit, dat met hun verdwijnen een beweging verloopt, die haar toppunt bereikt heeft. Wij staan nog te dicht op dezen tijd om de beteekenis van hun kunst, vooral ook in verhouding tot die van vorige geslachten, naar juiste waarde te schatten. Maar we kunnen alvast aan 't vergaderen gaan uit hun nalatenschap, onze doorleefde indrukken doen herboren worden in een zich schrap zettend oordeel, om te geraken tot grondiger erkenning en helderder inzicht.
Gabriël, een der oudsten uit die generatie, mag geplaatst worden naast hen, die wij daar de grootsten achten. In zijn beste werken heeft hij zelfs onder hen een eenige beteekenis als voortreffelijk schilder, in klaarheid en behoedzame vastheid van uitvoering. In zijn beste werken - want de waarde zijner eigenschappen is lang niet altijd te toetsen aan het gehalte van zoovele zijner voortbrengselen, over de wereld verspreid. Bij Gabriël vooral mag de ongelijkheid in werken wel in aanmerking worden genomen om ons begrip van zijn werkelijke waarde niet te laten afleiden door schilderijen, die kwalijk te onderscheiden zijn van het tegenwoordige legio proeven in landschapschilderen met afgeroomde kwaliteiten.
krijtteekening (eigendom van mevr. de wed. p.j.c. gabriël, scheveningen).
De periode van af 60 ongeveer der vorige eeuw, was een gunstige voor hen, wier ontwikkeling daarmee een aanvang kon nemen. Het was de tijd van een eersten élan, die zich vrijelijk ontspannen ging. Mocht ook de beweging niet zoo vèrdragend zijn geweest, als toen door velen geloofd werd, ze had de kracht en rechte strekking van ontbottend jong
| |
| |
il vient de loin (eigendom van den heer a.a. bakker czn., 's gravenhage).
leven, - het geloof, nog ongeschokt, bezielde alle daad. Iedere opbloei van kunst (noem het school of richting) laat in haar wezen en uitloop zich kenmerken naar het tijdvak, waarin zij gebeurt. De afzonderlijke daad lost zich op in een samenwerkende actie. De tijd is gunstig voor aanpassing der individueele vermogens. Die, vóór eeuwen begiftigd met hoedanigheden om uit te schijnen boven de meerderheid, in dien tijd van actie geboren mogen worden, zijn bevoorrechten; als onderdeel van een tot bewegende macht volwassen cultuur, kunnen zij voorspoedigst realiseeren hun natuurlijke gaven. Enkelen geven wel eens den stoot tot ontwaking van den geest, die het nieuwe tijdperk beheerschen zal, - schijnbaar evenwel: zij stelden de ontwikkelende beweging krachtigst in evenwicht. In hen had zich het overvloedigst en het zuiverst verzameld wat de tijden droegen; van de kunstrichting die zij verpersoonlijken zijn steeds de voorloopers aan te wijzen. Kunstuiting correspondeert toch aan bepaalde maar onbewuste verlangens en levensbeschouwingen in de omgevende wereld; de mode is hierbij het doode aanhangsel. Een Rembrandt verschenen in de 18 de eeuw zou er een grooter zijn dan de zeventiend' eeuwsche Rembrandt. De vlotte ontwikkeling van het jonge kunstleven, in de tweede helft der vorige eeuw geboren, vertraagde wel spoedig den eersten gang. De concentreerende macht werd verbroken, veel is er verstrooid van het aaneengesloten streven naar verschillende kanten. 't Is goed daarom nu aan 't navorschen te gaan wat de bloei beteekende van de periode, die welhaast achter ons gaat liggen.
De kunst van Gabriël is geworden tot haar deugdzame volkomenheid door de rustige en onbevangen werkzaamheid van een niet machtig maar zeer evenwichtig aangelegd schilderstalent.
Deze zelfstandige in zijn lieven en streven, had zich slechts aan te sluiten bij de jonglevende beweging om naar waarheid zich te geven gelijk hij was. Door onbelemmerden uitgroei van aangeboren gaven, door vrije ontwikkeling van een bijzonderen aanleg een verschijning geworden, die tusschen andere duidelijk zich onderscheiden laat, tot een zeldzame is geworden, - aldus de grootheid heeft van het ongemeene. Weinig intellectueel,
| |
| |
l'aube du jour (eigendom van mevr. de wed. h.a. van nievelt geb. piek, scheveningen).
niet verfijnd als een wijs-beschaafde in kunstbegrip of vernuftig overleg, in zekeren zin een reactionnair onder de vooruitstrevenden, mocht hij door de hartelijkheid zijner ontroeringen en in den eenvoud van zijn klare uitzegging, uit de tradities van hollandsche kunst opdiepen, wat tot nieuwe omzetting van leven in onzen tijd vatbaar zou zijn. Waarom wordt toch geprezen naarstig werken of volhardende studie van zoo een, als een zichzelf opgelegde zware taak, noodzakelijk tot een gelukkig arriveeren? Hij heeft de inspanning van het studeerend werken gekend, natuurlijk, als ieder ander die wat mocht worden; maar zijn in 't algemeen die voorbereidende oefeningen bij schilders reeds een lustige bezigheid, bij dezen wel vooral om de opgewektheid van gemoed en liefdevol koesterende observatie waarmee ze geschiedden.
Begrijpen in genieten en begrijpen in waardetoekennen, zijn bij het aanschouwen van kunstwerken tweeërlei; het eerste gaat vooraf en is uit zuiverste bron, het laatste in erkenning door den geest, is de gestolten effening van de sensatie. De levensvreugde tot bewustzijn van zichzelf gekomen, zoekt in verdiepen zich te bestendigen. 't Gaat evenzoo bij den kunstvoortbrenger zelf; de beschaving of verdere werkelijke ontwikkeling is als een schoon kleed waarin zijn gedaante wel voordeeliger zich vertoonen komt, maar ook vaak de intieme eigenaardigheden van zijn wezen meer verholen doet zijn.
Er is in het Stedelijk Museum een klein schilderijtje uit Gabriël's vroegen tijd; het draagt zeer kennelijk zijn groene jaren. Maar het heeft een bijzondere aantrekkelijkheid voor hem, die het tracht te bezien met denzelfden kinderlijken zin als waarmee het geschilderd werd: in de oprechte, warme ingenomenheid met een schilderachtig motief. 't Is een gezicht uit het Gein, meen ik; een vaartje langs een weg opgaand naar het verschiet, zijn bochtend verloop markeerend in een grillige lijnslier; aan d' overzij staat een rustige molen; 't is heel erg buiig weer, de lucht is dik, schier blauw-zwart, het vaarwater weerkaatst die donkerte; pikante, kortstondige tegenstellingen ontstaan nu het
| |
| |
winter te overschie (eigendom van mevrouw tromp meesters, te steenwijk).
| |
| |
molentje, het blinkende riet, de doorweekte zandweg schril duidelijk worden in hoogste lichtkracht. Het is zeer vergeeflijk effectbejag om de oprechtheid van geestdriftigen zin. Het heeft geen cachet van somberheid, noch is het indrukwekkend, gelijk sommige vroege schilderijen van Weissenbruch dit voorwenden te zijn. Daar is de vredige ontroering van een, die zich met verkneukelend genot vrij van beweging voelt en wijd van adem, op zijn dooltochten door hollandsche streken, waar hij de intieme bekoringen van weet. Als een ontboezeming rondborstig maar niet sentimenteel, is het volkomen Gabriël in de kiem.
Roelofs, Weissenbruch, Gabriël, zijn de aandragers geweest van den specifiek hollandschen geest in het moderne landschap, den geest der zeventiend' eeuwers met Van Goyen en Aert van der Neer aan het hoofd, die verdoofde in de 18de eeuw, en in de werken van Schelfhout reeds naar herleving begon te snakken. De conventie behield hier echter nog te veel den knellenden greep. In deze herleving is nog een beroeren geweest van de strooming der romantiek, zij het bij deze drie niet zoo voelbaar als bij een anderen, tegenwoordig wel wat te veel verontachtzaamd: Bilders. Roelofs is niet uitgerijpt gelijk Weissenbruch en Gabriël; van deze twee heeft de eerste zich verbreed, de laatste verinnigd.
Gabriël heeft het voorrecht gehad den tucht der school te kennen, maar bij zijn ontwikkeling de klemming van haar regelen te kunnen ontgaan. In zijn leertijd waren de eischen nog geldend tot de vorming van een schilder, in stelselmatig, nauwgezet en volhardend oefenen. Maar waar door een al te schoolsche plichtmatigheid zooveel inspanning slechts kon leiden tot een onvruchtbare knaphandigheid bij een vroegere generatie, daar was voor hem een deugdelijke grondlegging voor den uitgroei zijner eigenschappen. In deze omstandigheid is een voorrecht gelegen, dat ook zijn tijdgenooten ten deel viel. Ten eerste het positieve voordeel van onderlegdheid, die tot iedere kunstbeoefening een onontkoombare praktijks-eisch is, een bekwaamheid tot handelen die zuiver kan blijven van doode routine of leege virtuositeit.
Ten tweede een zedelijk voordeel. Zij die, geboren kunstenaar, uit den strengen dressuur der oude leerschool mochten tot verademing komen in de frissche atmosfeer van den nieuwen tijd, waren sterk vatbaar voor de opwekkende invloeden der jonge reactie, en onder de veerkracht van hun jonge leven was er volste ruimte tot uitzetting van begaafdheden en geaardheid.
Maar Gabriël vooral legde in zijn kunst een gelukkige verbinding tusschen het oude en het nieuwe. Zijn vordering beteekende het deelachtig worden aan het levenwekkende element der modernen, zijn handelen recht houdend door geestkracht en oprechten zin. De knaphandigheid en geesteservaring door nauwgezette studie verkregen, rijpten uit tot klare expressieve uitingswijze en tot strakke, fijn speurende observatie. De grondaard van deze hoedanigheden is bij hem eerzaamheid. Een burgerlijke deugd, maar zich openbarend in een zeer achtbare gedaante als de combinatie van gemoedelijke opvatting, hartgrondige overtuiging en gezonde vereering bij een standvastig nagestreefd doel. Daar is er geen misschien onder de modernen, die met zoo stage toegenegenheid en zulk een onverdeelden trouw zijn ideaal van schoonheid gekoesterd heeft als Gabriël. En ook geen, die het met zulk een rustige toewijding heeft gediend. Zijn ideaal van schoonheid lag in het hollandsche polderlandschap en zijn visie daarvan was die van een, die in langdurige, zich verdiepende aanschouwing zijn genoegen vindt. Maar de warmte van zijn opmerken deed zijn gewaarworden durend zich verjongen; door zijn innigen kijk speurde hij tot in de intieme hoeken de vluchtige schijnsels na, die hem het hollandsche buiten in zijn rustieke gedaante, zoo aantrekkelijk deed zijn. Zijn sensaties blijven onderhouden op het effen vlak van gelijkmoedigheid; zij hebben den aard van het huiselijk behagen in het waarnemen van bekende dingen, die in hun vreedzame vertrouwelijkheid stille glanzen van geluk doen spiegelen in het onbezorgde gemoed. Er zijn geen schokkende impressies, ‘de natuur geeft hem geen klap’, zooals Weissenbruch het uitdrukte, 't is meer in streeling van gewaarworden, dat Gabriël's op-
| |
| |
veenderij (eigendom van mevr. de wed. p.j.c. gabriël, scheveningen).
vattingen zich vastzetten en dan allengs zich verheffen en verfijnen. De hemel ziet hij niet als het immense veld, waar het ontzaggelijk gebeuren is van 't duizelend kantelen of 't statig opwerken van wolken. De lucht wil hij als oppersten steun voor de vreedzame stemming in het landschap, luchtig gedekt, klaar en melkig-blank als een vlak van vloeiend ivoor; ook wel met het levendiger spel van dartele lichtwolken, luidglanzend tegen het opene blauw. Een betrokken lucht is hem een gezelligheid; dreigende buien prikkelen zacht tot trotseeren van het avontuurlijke weer op een buitentocht, als men van uit een veiligen schuilhoek kan turen naar het bespikkelde watervlak, luisteren naar het alomme getikkel van vallende regendruppels. Want het is geen ernst, de versombering over het land verstrijkt weer dra voor de wiegeling van lichtschijnsels uit den abeluinigen hemel. Zooals op een zijner schilderijen de visscher gezeten in een schuitje en veilig onder zijn paraplu, zijn dobber te beturen zit, zoo kan Gabriël zelf daar uit en thuis worden gedacht om zijn studie te schilderen, van uit het beschuttende paraplugewelf rustig-genoegelijk toekijkend naar de wisselingen in het uitzien van het buiten. Een lucht ziet hij om het ijle van haar wezen, 't liefst in die fijne gespannenheid als wolken in nauw-merkbare vormen vervloeien tot een welhaast effene vlakte, een doorzichtig gaas, maar in zijn brooze lichtkracht de gaafheid winnend van email; een wijde plas om de ongerepte uitstrekking van een waterpasvlak, waarover de luchtweerspiegeling onbelemmerd verglijden kan. En op de steunloosheid van dien basis rusten in den schommel van hun eigen zwaarte de schuiten met hun teekenachtige gedaanten, met de heffingen van vorm in pittige tegenstelling van lijnen, die hun een zoo eigene karakteristiek geeft. De huizen en schuren op het land, hebben hun eigen stijl, een natuurstijl in architectuur, die hij vindt in de breed geplante bouwvormen, in de schrijlings heenzwenkende
lijnen van hun breede beschuttende kappen. En de gronden in de eindelooze wisselvalligheden van verhouding met hooger en lager gelegen plans, hoe deze uitloopen met verheffing of daling, met overgangen geleidelijk of met plotselijk breken van de perspectiviesche lijnen, - de bodem in de natuur bij uitstek een gedaantewezen in embryonnairen toestand, - hij vindt daar gelegenheid tot een logische vormuitdrukking. Want van alles wat is, laten zich de complicaties in samenstelling natuurlijker-
| |
| |
in den regen (eigendom van den heer g. bensdorp te amsterdam).
wijze verantwoorden. Maar die karakteristieke teekens zijn meer dan vruchtbare gegevens voor deugdelijke schilderijen.
Als bij zijn teekeningen, zonder eenigen opsmuk van doen, de eenvoudige blijde waarneming zich uit met een bedaarde zekerheid van zich zelf in klare aanduiding, is ook zijn schilderen als het bedachtzame uitschrijven van de bevindingen zijner opmerkzaamheid. 't Is alles rustig en nauwlettend afgezien, maar het was in het liefdevol observeeren, dat staag zich verinnigt, meerder zich verdiepen wil bij het behagelijk verwijlen in een onverstoorbare gemoedsgesteldheid. De teekening, het positieve middel tot verstaanbaarheid bij alle wendingen in de uitzegging, is strikt en gelijkelijk articuleerend volgehouden; de opzet zijner landschappen zoekt aanstonds steun op een geraamte van lijn, en bij het doorwerken houdt de hand zijn ijverende beweging van noteerend en nauwomschrijvend teekenen.
En voor het onverstoorde naspeuren is er niets zoo ondergeschikt van vormwezen, om het door verzwijmen van den lijn in de kleur aan het geheel te laten ontglippen.
Zoo is een studieuse uitvoerigheid besteed aan fuiken die te drogen hangen; de techniek is dan scherp aangeslepen, van een energieke behoedzaamheid en dit zoo onbeduidend onderdeel, wordt een belangrijk motief op zich zelf, als hoofdsteun van het geheele schilderij. De teekening is strak, maar de milde bewegingen van den schildertrant onthielden er aan het dorre van een te straffe gespannenheid. Want houdt de natuurvolging steeds deugdelijk voet bij stuk, en wil het begrip der constructie overal zijn gevolgtrekkingen maken, de opvatting van een opgetogen en fijn-zinnende opmerking animeert den nuchteren kijk; hij ziet van de atmospherische ruimte de steunbaarheid in den vorm.
Schilderijen als ‘Il vient de loin’ en ‘Winter te Overschie’, beide hier gereproduceerd, behooren tot het volkomenste wat de tegenwoordige kunst aan werken van minutieuze en wakkere uitvoerigheid voortbracht.
Het eerste is in de compositie terug te brengen tot een allersoberst stel van lijnen en in de kleurverhoudingen tot even geringe hoeveelheid van partijen. De hemel is het nagenoeg effen veld van een gedekte lucht, maar klaar en roomachtig blank door het licht, dat achter dunne wolksluiers wijfelt in doorbreken. De spoorbaan, ter zijde van den vaart, ligt vlak open voor den toeschouwer, bijna recht in het verkort gezien met de strakke lijnen; de telegraafpalen versnellen den gestrekten ren van het perspectitiesch
| |
| |
aan de plassen (eigendom van mevr. de wed. p.j.c. gabriël, scheveningen).
| |
| |
verloop. Nog veraf, nadert de trein; de rook sliert, verwaait vrijelijk over het wijde land, vertroebelt gedeeltelijk de zuivere lucht, die onderaan even een rossig lichtgloren vertoont. Er is suizing van ruimte in dit werk, 't is groot-eenvoudig met zijn afbakening der plans in lijnen, die straf naar het oogpunt uitloopen. En de kleur is massief, toch rijk aan subtiele fijnheden van gradatie van af de nevellichte groenen over het verre land, tot aan de tastbare en onderscheiden getinte groenen van den dijk aan den voorgrond. De verf is als deeg, die zich willig boetseeren laat, te verwerken is tot gave rijpe kleur in de mateloosheid der schakeering, wanneer de aandacht zorgzaam verwijlt bij het detail.
schuren te vries (eigendom van mevr. de wed. p.j.c. gabriël, scheveningen).
Het waardige pendant ‘Winter te Overschie’ is in zijn opzet niet zoo breed ineengeslagen, minder machtig als ruimte-uitdrukking met sobere middelen, maar 't is met eenzelfde precieuse nauwgezetheid tot een gave voldragenheid geleid. 't Is ook ijler van kleurwezen, maar het sujet van een grijzen winterdag over besneeuwde velden, gaf den schilder hier een geheel ander thema te verwerken: het moeielijke thema van de onderlinge toonwaarden in een egaal uitgespreid wit. En de brooze materie van sneeuw en ijs in schijnbare kleurloosheid, kwam er uitmuntend tot uitdrukking door een spitse teekening en de juiste aanstrijk van de vele onzegbare nuances in het uniforme gamma. De winter is hier niet bar; over de naakte vlakten gaat er geen huivering van doodsche eenzaamheid als bij Maris, waar een molen en een huis zwijgend verzonken liggen, alleen over de witte vlakten. 't Zijn hier dezelfde molentjes van den zomer; ze staan nu in de kille atmosfeer van winter, in geaccentueerde omlijning, scherp-duidelijk tegen de dunne lucht. Alles is nu van een
| |
| |
palingfuiken (eigendom van mevr. de wed. p.j.c. gabriël, scheveningen).
klaarblijkelijker wezenlijkheid; de molentjes schijnen meer nabij, de dingen aan den horizont, onder verstijving der atmosfeer, zijn zelfstandiger te onderscheiden.
Wil men bijeengaren van de weligste vruchten die het Impressionnisme afdroeg in bloeiende kleurnotities, ook uit Gabriël's buitenstudies valt er dan te lichten. En de gretige ontspanning van een oogenblikkelijke impressie vertoont zich dan in een schildering, die in de rappe vlucht van haar beweging met gulle toetsjes en fijn tippende zetjes, aan zijn blijde eenvoudige uiting distinctie in manieren bijzetten. En zijn voorkeur voor een bepaald moment laat zich dan minder blijken; hij vindt dan ook zijn behagen bij het motief van luide kleuren in een vol timbre als er jubel is over het land van een zonnigen zomerschen dag. Een strak heldere lucht bij winderig weer, doet hem verstouten tot het zoeken naar schallende kleurnoten op zijn palet en ronduit onderneemt hij de krasse tegenstelling van het sterk aangepaarste donkerblauw der rumoerig vlietende waterplassen tegen de scherpe groenen van de weiden; het kleurige molentje, zoo klaar in 't gezicht, krijgt positiever gedaante tegen de puur blauwende lucht. De molentjes, die wiekende verhevenheden over de platte hollandsche landen, komen in zijn landschappen herhaaldelijk voor. En in hun sierlijk tuig van wieken en stellage heeft hun gedaante voor hem weer een ander karakter, in vriendelijk uitzicht, dan voor een Maris en Weissenbruch; 't zijn de betrouwbare afstandbepalers in de uìtgestrekte ruimten.
Maar de hoedanigheid waarmee hij zich tusschen zijn tijdgenooten bijzonderlijk onderscheiden laat, is zijn vermogen om de aanvankelijke intentie bij den opzet van het schilderij onverstoorbaar aan te houden, geestkrachtig af te wikkelen haar ganschen inhoud in voldragen uiting. Schilderijen waarin getracht werd het reëele wezen van alle dingen aanschouwelijk te maken, natuurgetrouw te zijn overal, maar waar het geheel door een
| |
| |
abcouder meer (eigendom van den heer m. van nievelt, rotterdam).
redelijk verband in de samenstelling alle afzonderlijkheden samenvat, - een geheel, dat zonder schuilhoeken van diepe schaduwen van een levende waarschijnlijkheid is onder den gelijktonigen lichtval uit een zich effenende lucht.
Gabriël is een afzonderlijke onder de moderne groote Hollanders. Hij heeft een beduidende plaats naast Maris, Mauve en Weissenbruch, met kwaliteiten van zoo bijzondere waarde, dat bedenkingen aan zijn verhouding tot den zeker machtiger Maris zich niet aanstonds opdringen.
Als er wordt overwogen in welke opzichten de traditie's der oude Hollanders zich levend voortzetten in de kunst van Gabriël, ontmoeten we misschien langs straksten lijn als uitgangspunt, de kunst van Hobbema. De landschapschilder Hobbema, met zijn nauwgezette waarneming van den vorm, zijn precieuse verzorging van het detail, zijn nuchtere opvatting van de ruimten in positieve bestekken. Het ‘Laantje van Middelharnis’ in het museum te Londen, is haast een wonder als schoonheidsopenbaring uit dezen gemoedelijken, al-oplettenden visie van het buiten. In niets ontzaggelijk, heeft het de grootschheid van het klassieke in zijn klare volkomenheid als plastische uitbeelding van een plaatselijk landschapstafereel. Zoo ook zal om de soliditeit van basis en de positieve eigenschappen van een beeldend vermogen, de erkenning van Gabriël's waarde wel bestand blijken tegen de ongestadigheid der meeningen, die zich verzetten en wijzigen onder den druk van nieuw aanwassende richtingen.
|
|