Rembrandthulde.
Door R.W.P. Jr.
We gaan het jaar in van de Rembrandt-hulde, van de vereering van Neerlands grooten meester. En we hooren van eindelijk een zaal, waar men de Nachtwacht zal kunnen zien, van eene groote beweging om Rembrandt aan het volk te geven, van standbeelden en gedenksteenen, van feestmalen en verlichtingen, van Rembrandt's etsen tot een bijbel bijeengebracht, van biografieën en prachtuitgaven, van tentoonstellingen, eereavonden en wat al niet meer. En al mogen we nu met reden veronderstellen dat bij enkelen dezer uitingen nog wel iets meer voorzit dan louter eerbied voor Rembrandt's kunst, en al proeven we dan ook hier en daar wel een bijsmaakje van eigenbaat of zelfvereering, de veelzijdige hulde voor den meester wordt er niet minder om.
portret van rembrandt's moeder.
(uit: rembrandt, door g.h. marius).
En veelzijdig wordt ze zeker, want tal van commissies, tal van particulieren hadden hunne oogen reeds lang gevestigd op de Juli-maand van 1906 en geen wonder dan ook dat verschillende uitgevers, bezield door dezelfde gedachte, een Rembrandt-boek op hun program voor het nieuwe jaar gezet hadden.
En in spijt van de biografie door Jan Veth, van officieele zijde toegezegd, zijn er reeds een viertal uitgaven deels verschenen, deels in voorbereiding en we twijfelen niet of dit aantal zal nog wel aangroeien vóór we eenige maanden verder zijn. Een der eerste die ons bereikte was: ‘Rembrandt’ een boek voor Jong Holland, door G.H. Marius; uitgave P.N. van Kampen en Zoon, Amsterdam.
Waar de titel ons reeds eenigermate aanwijst uit welk oogpunt deze uitgave te beschouwen is, daar verduidelijkt het prospectus nog beter de bedoeling van schrijfster en uitgever.
Immers: ‘Het (boekje) beoogt slechts het leven en de kunst van den grooten schilder nader te brengen tot jonge lezers, die niet gesteld op eene diepgaande kunstbeschouwing of wetenschappelijke behandeling, en niet in de gelegenheid kostbare plaatwerken te bezitten, hier eene op eenvoudige wijze geschreven biografie ontvangen’.
En dit denkbeeld lijkt ons waarlijk niet kwaad, want hoevelen of liever hoe weinigen zijn er die iets meer van Rembrandt weten dan dat hij een Nachtwacht, een Staalmeesters en eene Anatomische les geschilderd heeft, en al staat het Rijks-Museum en het Mauritshuis voor een ieder open en bezit het Prentenkabinet schatten die voor belangstellenden gaarne getoond worden, voor recht besef en recht genot van deze dingen moet men eenigszins ingewijd zijn, moet men zich wat thuis gevoelen op dit terrein, al is de belangstelling ook nog zoo groot.
In dien geest geloof ik ook dat het boekje van mej. Marius opgevat moet worden; het heeft geen pretentie van een diepgaande studie, evenmin van een zorgvuldig prachtwerk, het is voor hen, die zich van Rembrandt's leven en werken eenig idée willen vormen, waarmede zij voor zich zelve volstaan kunnen, of wat nog beter is, dat hen tot nadere studie, tot directe kennismaking met het werk zelf zal brengen. Mej. Marius begint met een blik op Rembrandt's leven, op zijn huiselijke en finantieele omstandigheden, voor zoover deze van invloed op zijn werk geweest zijn; want niet zoozeer Rembrandt's leven, maar zijn kunst, zijn etsen, zijn bijbelsche tafereelen, zijn landschappen, zijn nachtwacht, staalmeesters, zijn licht-effecten, aan jong Holland, op zeer bevattelijke wijze mede te deelen, dit was de taak die zij zich stelde, en voorwaar eene niet geringe.