| |
| |
| |
ANEMONENBASSIN
AQUAREL
(eigendom van den heer g.m. titsingh hilversum)
| |
| |
detail van een gebatikt en geborduurd wandvak.
| |
G.W. Dijsselhof,
door R.W.P. de Vries Jr.
De wonderbare aquarium-visioenen, waarmede Dijsselhof (een vijftien jaren terug) zich als een kunstenaar van buitengewoon talent deed kennen, ze verbaasden en verrasten een ieder. Zoo iets had men te voren nooit gezien, het sloot zich niet aan bij deze of gene groote voorganger, het getuigde van een geheel persoonlijken blik op de dingen, van een eigen opvatting, die zich uitte op eene wijze, die afweek van een algemeen gevolgden schilder-of aquarelleertrant. En waar men steeds gaarne geneigd is, iedere afwijking met eenige reserve te beschouwen, daar pleitte het zeker voor Dijsselhof's werk dat dit een onverdeeld succes had, dat de meest bevoegde kunstcritici eenparig in hun oordeel hierover waren, en eenige dagen na de opening der tentoonstelling het meerendeel zijner aquarellen verkocht was.
g.w. dijsselhof.
En sinds dien heeft Dijsselhof ons meerdere verrassingen bereid en ons jongeren door woord en daad den weg gewezen op het toenmaals onontgonnen terrein der versierende kunsten, hij toch was een der eersten die de batik-techniek dienstbaar maakte voor wandschilderingen en decoratieve doeleinden, die de houtsnede als persoonlijke kunstuiting toepaste voor boekverluchting, die door zijn voorbeeld deed zien, hoe de goede versiering van een boekband de functie ervan moet uitdrukken, die zijn aandacht wijdde aan de eischen van typografische eenheid, de meubelkunst verrijkte met voorbeelden die in een logischen bouw geheel hun uitgangspunt vonden, die patronen ontwierp tot opbloei van het kunstnaaldwerk enz. enz.
Zoo zouden we in velerlei kwaliteiten de belangrijkheid van Dijsselhof voor dezen tijd kunnen nagaan, maar beter lijkt het ons, te wijzen op het niet dadelijk na te speuren verband, dat deze verschillende uitingen van zijn talent aaneenkoppelt, als één aansluitend geheel; want waar veelzijdigheid bij hedendaagsche sierkunstenaars weleens synoniem is met oppervlakkigheid en van alle markten thuis zijn, daar zal men dan zien, dat in logische volgorde, op weloverwogen grondslag bij hem het een als uit het andere voortkomt.
Men verwachtte dan ook niet hier een levensbeschrijving of persoonlijke herinneringen, hoe aantrekkelijk dit wellicht voor het groote publiek ook zijn moge, daar het mij voorkomt, dat geboortejaar en zelfs zijn opleiding niet van belangrijken invloed op zijn werk geweest zijn: hoewel de oude jaargangen van ‘l'Art pour Tous’ op de Haagsche akademie hem reeds een blik gaven op de schoonheid van vroeger tijden en de vriendenkring op de kunstnijverheidsschool te Am- | |
| |
sterdam, waartoe o.a. Mendes da Costa, Zijl, Nieuwenhuis, Mesquita behoorden en die onder presidium van Dijsselhof een club gesticht hadden ‘Labor et Ars’, er het zijne toe bijdroeg, door onderlinge besprekingen, lezingen, kunstbeschouwingen en museumbezoek hem nader te brengen tot de versierende kunsten. Van meer belang echter lijkt mij een studiereis eenigen tijd later met Th. Nieuwenhuis ondernomen, waarbij de schatten van verschillende musea te Berlijn, Dresden, Weenen, Parijs en elders hem de voortbrengselen uit vervlogen kunstperioden en van landen, waar de kunstnijverheid nog voortleeft onder het volk, deden waardeeren en hem een mogelijke aansporing waren, zijn talenten in decoratieve richting te leiden. En waren de reispenningen niet steeds zeer talrijk, en moest men zich wel eens behelpen met een ongemeubileerde kamer, waarin twee hangmatten, een kleerenkoffer en twee vouwstoeltjes het eenige meubilair uitmaakten, de schatten der Grieksche keramiek, der Oosterschekleinkunsten, der middeneeuwsche smeedkunst, zij vergoedden alles, en ongetwijfeld hebben zij invloed op zijn kunstontwikkeling uitgeoefend.
kreeften, aquarel (eigendom van den heer j.a. carp, baarn).
* * *
Voor zijn eerste aquarellen, waar het publiek kennis mede maakte, moeten we terug gaan tot Februari 1891; de vereeniging Architectura et Amicitia vierde toen haar vijf en dertigste lustrum en had ter gelegenheid daarvan een tentoonstelling georganiseerd in de loods op het Damrak te Amsterdam. De catalogus vermeldde slechts ‘Deysselhoff’ zonder voorletters of woonplaats en zijn inzending onder één nummer als: ‘aquarellen en schetsen.’ Maar dat ondanks deze foutieve en onvolledige naamaanduiding, ondanks de weinige omschriving van zijn werk, het dadelijk door zijn ongewone kwaliteit de aandacht trok, bewijzen uitingen als: ‘En Dijsselhof,
| |
| |
wat een blijdschap. Een nieuw artist niet een nieuwe kunst, een kunst als een groote menschensprookje,’ enz. enz. of die van Jan Veth: ‘Ik had werkelijk niet gedacht, dat het werk van Dijsselhof zóó goed zou zijn, zoo rom-en-tom echt.’ En wat was het bijzondere, het onderwerp? Ik geloof het niet, planten en visschen had men van anderen ook wel eens gezien; als ik mij niet vergis had vroeger een ander zelfs al eens een groot schilderij en daarna etsen van aquarium-bassins gemaakt, maar het was juist dat persoonlijke dat er uit sprak. Zijn opvatting en de wijze van doen. Het was geen zoeken naar een picturaal effect, het was een begin van wat men zou kunnen noemen een decoratieve compositie, hoewel het ook hier nog eenigszins van afstond.
schelvisschen en anemonen, aquarel
(eigendom van den heer k. groesbeek. amsterdam).
Met een vaste, zekere lijn, van iemand die het materiaal volkomen meester is, zijn de visschen en kreeften neergeschreven, in strakke inkthalen, die tot in de uiterste finesses de bouw en de anatonomische vormen der dieren weergeven, en daar om en over heen zijn met vlotte streken, in lange slierten, en groote plassen de kleuren der waterwerf bezonken. En schijnbaar toevallig zijn die plekken diepbruin en helder ultramarijn, hier en daar ingedroogd, en vervloeid, zijn zij weggezakt en uitgeloopen, maar achter deze toevalligheden, schuilt een ernstige bewustheid, een vasten wil die zoekt naar harmonieuse kleurcombinatie, naar evenwicht in compositie, naar decoratieve samenstelling.
Het waren koffervisschen met hunne vierkante hoekige koppen, kabeljauwen met hunne groote starende oogen, en breede ouwe-wijven bekken, degenkrabben met hun harde rugschilden, en hun puntigen speer, palingen inééngekronkeld tot een grooten dot van gladde glibberige lussen, chrysantemums in hunne rijkdom van kleur, in hun veelheid van krullende blaadjes, ook enkele kinderboekillustraties in stevigen omtrek geteekend en met een enkele tint verlevendigd. En al deze dingen ze waren zoo heerlijk vlot en frisch, er zat iets feeërieks in zonder in het vage te vervallen, ze waren strak en vast geteekend zonder in stroefheid te ontaarden, het was een uiting van een zeer persoonlijk talent, dat zijn eigen weg zocht, en ons hiermede vast een blik gunde op de voorstudies, voor wat ons later te wachten zou staan.
Want al waren deze kleursymphonieën, voor ons ook als verrukkelijke afbeeldingen uit
| |
| |
FLAMINGO'S
AQUAREL.
(eigendom van prof. c.p. holst g.zn., delft).
| |
| |
een sprookjesrijk, compleet in hun soort zoo als zij daar waren, Dijsselhof beschouwde ze slechts als studies voor decoratieve versieringen, waarin echter nog te veel een schilderkunstig effect den boventoon voerde. Hij dacht zich iets als Japansche kakemono's, wat in formaat en mogelijk in opzet er eenigszins in merkbaar is; een enkele teekening in twee gedeelten boven elkaar herinnert er zelfs zeer sterk aan, het is een bassin met onder harde gladde krabben en naar boven toe vervloeiend in een schittering van chrysanten, maar al vindt men er den geest der goede oude Japanners, van Hiroshighe's visschen en Sosen's dieren in terug, het is niet meer dan hun geest, het uiterlijk is geheel
Dijsselhof, zonder eenig voorbehoud.
Dat hij deze aquarellen niet beschouwde als bestemd om in een lijst te hangen is duidelijk, waar hij het plan opvatte dezelfde motieven tot een kamerscherm en wanddecoraties te verwerken.
Nu ontstonden groote aquarellen met kreeften en langoesten, bassins met anemonen en snelschietende visschen, schoolen van kleine stekelbaarsjes, snoeken, maar ook chrysanten en orchideën, en langhalzige flamingo's. Ze hadden het zelfde tooverachtige der prachtige aquarellen, die in de loods een ieder versteld hadden doen staan; de technische behandeling was thans echter nog meer geraffineerd, het geheel nog zuiverder van opzet, nog volmaakter van compositie en evenwicht.
De groote bassins, waarin de blauw-zwarte zeekreeften met hunne bonkige scharen, of de langoesten met hunne zwierige voel-hoorens rondkruipen, zij zijn diep bruin tegen de rotswanden en achter de steenhoopen, met fel blauwe plekken, zacht uitgewasschen, en daartusschen de kronkelende takken der fijne waterplanten, en de vroolijk opborrellende zilveren luchtbelletjes, en naar boven toe vloeit het uit in de lichtere kleuren der oppervlakte waar zwermen kleine vischjes voorbij schieten. En het geheel geteekend met de geaccentueerde lijn van een aangesneden rietpen en daar de waterverf luchtig over heen gewasschen, gesopt en bezonken tot donkerder plakaten of opgedroogd tot transparante stukken helder als kristal.
flamingo's schilderij in olieverf
(eigendom van den heer e.w. scott, amsterdam).
Niet minder aantrekkelijk zijn de heuvelachtige bassins, waar de roze en witte en lichtgele anemonen in stillen rust zijn neergezonken, en slechts de gulzige kop van een kabeljauw de vredige kalmte van dit oord der schoone slaapster komt storen.
En bij deze groote aquarium-bassins sluit zich aan een forsche aquarel met flamingo's, die
| |
| |
hunne lichtrose lichamen wiegelen op de ranke pooten. Hunne lange halzen spiegelen zich met lichtere kronkellijnen in het blauwe water, en zij buigen den dunnen nek, zich warmend in de donzige vleugels, of zoekend een vischje in den ondiepen plas, of ze rekken zich uit, kraaiend hun onwelluidende zangen. En al deze teerkleurige vogellichamen, ze vertoonen dezelfde accuratesse in teekening, als de kreeften en visschen. De buiging en neerzetting der rozige stelten, de golving der slanke halzen, de houdingen der hoekige snavels, zij zijn strak en nauwgezet; met een zekerheid van lijn, die u zegt dat het hier voor alles om vorm en actie te doen is geweest, en hieromheen zwieren dan de blauwe plassen van het water, sopt de bruine kleur van den grond, die naar boven donkerder wordt tot een dieperen fond waartegen de lichte vogellijven blank afsteken, en in dien fond schitteren welige trossen geelbladige orchideën, als glanzende sterren in een sprookjeswoud.
gebatikte lap (eigendom van den schilder).
Dat deze aquarellen, zoowel door hunne opvatting als door het materiaal niet geheel aan Dijsselhof's bedoeling, er kamerschermen en wanddecoraties van te maken, beantwoordden, bewijst een ter zelfder tijd geschilderd paneel in olieverf met eveneens een flamingo-groep tot onderwerp.
Waar de waterverfschilderij, een glasbedekking noodzakelijk maakte, en het over een raam gespannen papier een te weinig degelijke grondstof voor de beoogde doeleinden bleek, daar meende hij in doek en olieverf, een betere substantie te vinden, tegelijk overwegende, dat de techniek der olieverf, de mogelijke toevalligheden meer buitensloot, die ons wel bekoorden, maar voor hem niet genoeg een decoratief karakteraan zijn werk gaven. Hij wilde het strakker en stelliger tegen elkaar zetten, en het ‘malerische’ effect zoo veel mogelijk vermijden. Maar ook in de olieverf vond hij niet het meest geschikte materiaal, daar het nog te veel ruimte liet voor picturale behandeling; het moest niet een schilderij zijn, min of meer vlak opgevat en tot een kamerscherm gemaakt, neen het ding zelf zou uitdrukken, dat het een bepaalde bestemming had, dat het voor een vaste plaats, voor een zeker doel was ge-
| |
| |
kamerversiering (eigendom van dr. p. verhagen. amsterdam).
maakt. Een of ander weefsel leek hem hiervoor het beste, maar een beschildering hierop niet logisch genoeg, zelfs niet een bedrukken, daar ook dit nog te weinig geheel met de stof vormde en bovendien bezwaren met zich bracht, waarvan zeker een der voornaamste was, dat men de geheele bewerking niet zelf kon uitvoeren en de hulp van katoendrukkerijen als anderszins moest inroepen. Toen, voordat iemand ten onzent zijn aandacht gevestigd had op de thans bijna mode geworden batik-techniek, begon Dijsselhof in samenwerking met Lion Cachet te overwegen en te onderzoeken of dit zuivere en karaktervolle procedé niet voor het door hem beoogde doel dienstbaar gemaakt kon worden. Het materiaal leidde als van zelf tot een decoratieve behandeling; door het plaatselijk afdekken en tot in den vezel toe verven, verkreeg hij de vlakke kleuren in zuivere tegenstelling naast elkaar, sterk en positief, waar hij ze opgezet wenschte.
De moeilijkheden echter bij het zoeken naar kleurhoudende verven en naar de meest geschikte afdekmiddelen, naar de minst de stof aantastende mordants, zij waren niet gering
| |
| |
gebatikt kamerscherm (eigendom der firma e.j. van wisselingh, amsterdam).
en talloos waren de proeven voordat hij dit nieuwe materiaal geheel naar zijn wil kon dwingen. Hij was niet tevreden met iets, dat slechts den naam ‘gebatikt’ kon dragen, evenmin met onzuivere omtrekken en grillige verfaren, door het barsten der was ontstaan, waar latere navolgers en batikondernemingen hunne kracht, waarschijnlijk bij gebrek aan capaciteiten, in zouden zoeken, bewerende dat dit juist het ‘echte’ van batik was, daar Indische sarongs en slendangs het ook vertoonden, voor hem was dit procedé slechts dienstig als hij er besliste lijnen, en stellige kleurvlakken mede kon verkrijgen. Een groote technische vaardigheid was dus noodig, want bij min of meer wetenschappelijke kennis der verving moest hij volkomen zeker zijn van zijn waspenseel zooals hij waterverf en rietpen in zijn macht had.
Een der eerste opgaven voor dit nieuwe procedé was natuurlijk een kamerscherm; doch wat bij proefnemingen gelukt was, viel helaas nog niet geheel naar wensch uit bij den eersten lap voor dit doel bestemd; de parelhoenders onder een fuchsia-boom waren niet strak genoeg, de contouren niet onberispelijk kantig, de kleur niet in alle deelen zooals zij bedoeld was. Een tweede scherm na deze ontmoediging ondernomen slaagde echter volkomen en gaf ons het bekende prachtige schut in drie bladen, weder parelhoenders, thans onder een wonderboom, waaruit varenplanten ontspruiten. De compisitie is bijzonder gelukkig. De parelhoenders met hunne witte kragen op den
| |
| |
gebatikt kamerscherm (eigendom der firma e.j. van wisselingh, amsterdam).
voorgrond en op de takken van den grooten boom, die uit het middenvak gegroeid, zijn armen naar rechts en links uitspreidt; en daartusscheun in zwierige lijnen, de smalle, aan de einden waaiervormig verbreede bladen van de kroonvaren de opene ruimten vullende. Waar symmetrische gelijkstelling om één of twee assen door Dijsselhof als een te gemakkelijke opgave van evenwicht beschouwd wordt, daar bereikt hij door gelijkwaardige massa-verdeeling een zelfde, ja een nog beter en rijker effect. De verdeeling over het vlak is een voorbeeld, hoe door juiste groepeering, door kleur-combinaties, door evenmatigheid in zwaarte, een rust in het geheel kan heerschen; maar waar dit een oplossen geldt van min of meer technische moeilijkheden, daar is het scherm als lijn- en kleurenpracht zeker niet minder belangrijk.
De stand der vogeltjes, die ernstig pikken, of spiedend den nek omdraaien en loerend langs den boom kijken, getuigt van Dijsselhof's bijzondere gave om op te merken en weer te geven, zoo als de goede oude Japanners dit vermochten, het karakter der dingen in grooten eenvoud, maar naast dien eenvoud, die ieder picturaal effect vermijdt, treedt een gedétailleerdheid van vorm die plant en dier maakt tot schatten van ornament.
Deze voorkant, waaraan hij al zijn zorgen besteedde, wel overwegend, dat deze belangrijker en geheel anders van uitzien moest zijn dan het achtervlak wordt omsloten door een
| |
| |
lichten band in cachou-bruin, waarvan de onderzijde, in rijke versiering, breeder gehouden is dan de oploopende zijkanten en deze weer breeder dan de afsluitende bovenrand, waardoor de midden-decoratie in een goed evenredig kader geplaatst wordt, beter dan met gelijke bandbreedte te bereiken was.
De achterzijde van dit scherm, later tot afzonderlijk geheel verheven, draagt door haar opvatting en behandeling de kenmerken, dat zij, bij het vorige behoorend, dit toch den rang moet geven die haar toekomt. In wilde vlucht zien we hier tal van vogels boven een besneeuwden grond, waar kleine vosjes met hunne zware sleepstaarten, sporen in achter laten, en boven een vijver met witte zwanen, pelikanen en flamingo's, welft zich een rustieken brug waarover een leger van marmotjes kuiert, en een aantal apen het de vogels met hunne snakerijen lastig maken, en één zelfs een spartelende flamingo bij den langen hals pakt en uit het water trekt.
gebatikt wandvak met pelikanen (eigendom van dr. p. verhagen, amsterdam).
Dijsselhof's humoristische geest, uit de eerste prentenboekschetsen en de latere borduurpatroontjes kenbaar, komt hier ook even uit den hoek. Bij den ernst en voornaamheid van de voorzijde steekt deze luchtige fantasie sterk af, al heeft zij in hare onderdeelen kwaliteiten die voortreffelijk zijn.
Dit scherm lijkt mij een zeer voornaam ding in de ontwikkeling van Dijsselhof's latere kunstuitingen, want hierbij aan sluit zich een geheele kamerversiering, die in verschillende vakken eveneens gebatikte versieringen en paneelen heeft, wat later weer leidde tot het maken van meubelen, schoorsteen, glas in lood, borduurontwerpen enz. enz.
In die kamer zijn, boven een lambrizeeriug van Zwitzersch eschdoornhout met licht gesneden ornamentaties, in verschillende vakken de decoratieve paneelen aangebracht, omsloten door een rand van kleinere motieven en bekroond door een fries van gouden regen, terwijl een hollijst met breed gevlerkte vogels een overgang naar de zoldering vormt. En die paneelen vertoonen ons flamingo's en marabouts, pelikanen en hertjes, omgeven door plantenversieringen; één ervan draagt een pauw in de pracht van hare uitgespreide staartpennen. In meer ornamentale regelmatigheid zien we ter onderzijde randen met kleine vischjes, steuren of sterletten, baarsjes, omgeven door kronkelende en slingerende watergewassen. En zoowel bij deze kleinere randen als hier en daar op de groote paneelen komt het naaldwerk van mevrouw Dijsselhof, een of ander gedeelte wat accentueeren, in kleine details het verder volmaken. Nu eens is het een vlindertje geheel geborduurd, dan
| |
| |
weer de schubben en de vinnetjes op een visschenrug, of de fijne waterplantjes, die zich voegen tusschen de gladde diertjes door, en steeds in volkomen harmonie vult de borduurkunst hier de batik-techniek aan, en deze onderling zoo verschillende werkwijzen, zij gaan hier samen, vormende één schoon compleet geheel.
En de batiks zelve, wij zien er duidelijk in uitgedrukt, dat zij een bepaalde functie hebben te verrichten. Het is hier niet de ongebonden rijkdom, die het kamerscherm kenmerkt, maar de kalme statige rust, die de vakken bestempelt tot onderdeelen der geheele wandversiering. Met een beslist overwogen zekerheid zijn hier de composities, hoewel verschillend van onderwerp en groepeering, door evenwicht van kleur en verdeeling tot gelijkwaardige paneelen geworden, die in de zuivere tinten van indigo en cachou wondergoed samenstemmen met den dofgouden glans van het hout. En de gevaren, het eene vak niet sterker te doen spreken dan het andere, telkens weer nieuwe variaties in de omrandingen aan te brengen zonder dat deze zwaarder is dan gene, zij zijn door Dijsselhof niet te gering geschat, maar ook daardoor prachtig vermeden; als onafscheidelijk sluit de blauwe hoofdtoon der doeken zich aanéén tot een siering van den wand. En het spreekt van zelf dat, waar de wand zoo'n volmaakte eenheid vormde, de deuren, de schoorsteen, de gordijnen, de zoldering, de meubelen in overeenstemming dienden te zijn.
Een nieuw terrein lag dus voor Dijsselhof open, maar even nauwgezet als hij zijn wandversiering aan hare eischen van plaats en bestemming wist te doen beantwoorden, even zorgvuldig overwoog hij de noodzakelijke voorwaarden die een meubel stelt, wil het niet alleen schoon, maar goed en bruikbaar zijn.
Zijne gaven als ornamentist wist hij te bedwingen, waar de constructieve eischen van het materiaal en de bestemming de eerste voorwaarden voor een meubel moesten zijn. Opvallend is dan ook, dat bij de ontzettende rijkdom van vormen, waarover hij beschikt, Dijsselhof's meubelen uitmunten door eenvoud.
gebatikt wandvak met flamingo's (eigendom van dr. p. verhagen, amsterdam).
Het doel stond hier bij hem op den voorgrond en nagaande vroegere kunst-perioden, was het niet zoozeer de uiterlijke vorm, die hem interesseerde, en waaraan hij, zooals latere meubelkunstenaars deden, zijn eigen fantasie zou verbinden, maar de kern der dingen, het ‘hoe’ en ‘waarom’, dat hem tot uitgangspunt diende. Hij bestudeerde de stoelvorm in Gothiek en Renaissance, in Empire en Lodewijkstijlen om te komen tot
| |
| |
gegevens, waarop hij zijn eigen meubelen bazeeren kon, omdat meubelen, die lange tijden een zelfde type bewaard hadden, in hun wezen een noodwendig iets moesten hebben, dat deugdelijk was gebleken, onafhankelijk van de uiterlijke versiering en bewerking.
poonen, studie in tempera-verf (eigendom van den schilder).
Zijn meubelen waren dan ook niet als van een kunstenaar, die ze berekent op picturaal aspect, op de spelingen van licht en schaduw, door draai- en beeldhouwwerk verkregen; ze waren oplossingen van problemen gegeven in de eenvoudigste vormen, waar hier en daar als spelenderwijs door een enkel gesneden uiteinde of ingelegd ornamentje een verlevendiging was aangebracht, juist op zijn plaats tot een genoegen van het oog.
Even eenvoudig als deze eerste meubelen is ook de schoorsteen in de kamer, waar zijn wanddecoraties later zijn overgebracht; in wit zandsteen, is het de verhouding, en profieleering, met een klein ornamentje en relief, die het geheel maakt tot een toonbeeld van voornaamheid, in die kamer juist volkomen op zijn plaats.
Rijker weer, zijn de borduursels der gordijnen, die de vaardige hand van mevrouw Dijsselhof met een ornamentatie van kleine bloempjes tooide; en bij de plafondbeschildering kwam weer geheel de ornamentist aan het woord, die in kleurige kringen en ballen als van een zeepbel een cirkel-vulling rond de gaskroon ontwierp.
Nagenoeg gelijktijdig met deze kamerversiering dagteekent de oprichting der werkplaatsen van de firma van Wisselingh, waar Dijsselhof, Lion Cachet en Th. Nieuwenhuis de leiding op zich namen.
Nu volgen de jaren dat Dijsselhof zich aan de meubelkunst wijdt, dat hij in samenwerking met zijn echtgenoote, schermpjes ontwerpt, die met vlindertjes en bloemetjes
| |
| |
verlucht worden, stoelen maakt waarvan rug en zitting met borduursels verfraaid zijn en ongemerkt werd zijn aandacht op andere technieken gevestigd. Nu eens was het noodig beslag bij een kastdeurtje te maken, dan weer een koper lampje, een venster in glas-in-lood en tal van andere vraagstukken, waarvoor een oplossing noodig was.
Waar zijn oorspronkelijke ga ven hem noodwendig in decoratieve richting leidden, daar behield hij toch een neiging naar het picturale schilderij, en opmerkelijk is het, dat nagenoeg gelijktijdig dikwijls met zijn fantastische aquarellen zeer serieuse olieverfschilderijen ontstonden, dat naast de strakbelijnde batiks, uitvoerige minutieuze stillevens met aardappelen, citroenen, bloempotjes geschilderd werden. Door het voor zichzelf zuiver bewust zijn van de waarde van een decoratieve schildering tegenover het picturale schilderij, was èn het een èn het ander bij hem bestaanbaar.
gebrand glas
(eigendom van den heer k. groesbeek. amsterdam).
Niet verwonderlijk was het dan ook, dat Dijsselhof een jaar of wat geleden ons verraste met een groot aantal aquarium-schilderijtjes, bassins met poonen, haringen, stekeltjes, anemonen, dat zuivere geacheveerde schilderijen waren, waar licht en kleur, toon en stemming het geheel beheerschten; maar evenmin moet het ons verbazen, dat hij met zijn batiks nog niet voor zichzelf bereikt achtte wat hij wilde.
Hoewel hij in zijn werk het verschil tusschen picturale en decoratieve kunst zeer zuiver weet te houden, zoo zou het ons niet bevreemden indien Dijsselhof ons ten slotte een decoratieve schildering gaf, waarbij zijne picturale gaven zich in zijn oorspronkelijkenaanleg hadden opgelost. Want waar anderen in betrekkelijk korten tijd dikwijls, tot op een zekere hoogte gekomen, gevonden hebben, wat zij wilden en vermochten, en daarna nu eens beter dan eens minder zichzelven gelijk blijven, daar zien we in Dijsselhof iemand, die zich nog niet geheel heeft uitgesproken, die weet wat hij wil, op zijn doel afgaat, maar niet voor zichzelf bereikt heeft de juiste uitdrukkingswijze zijner gedachten. En we zouden, van uit ons standpunt beschouwd, ons hierover bijna verheugen, omdat we aan dit feit nu telkens en telkens weer nieuwe verrassingen te danken hebben en het ons Dijsselhof's gaven weer van een anderen kant doet genieten; en iederen keer zien we,
| |
| |
hoe hij vaster en zekerder zich zijn weg afbakent, hoe hij met onverzettelijke wilskracht heenstuurt, waar hij wezen wil.
Dat het batik-procedé, door de zoo tijdroovende en omslachtige bewerking, door de beperking der kleuren, hem niet voor alle doeleinden geschikt voorkwam, en decoratief schilderwerk in olieverf, zooals dit doorgaans opgevat wordt, hem niet geheel bevredigde, leidde er toe, dat hij de tempera-verf, waarmede de vroeg-Italianen zulke meesterwerken geschapen hebben, om hare kwaliteiten zou trachten te benutten.
boogvulling in tempera-verf
(eigendom van den heer e. van essen, amsterdam).
De eigenschappen der tempera-verf, het dadelijk drogen, dat mogelijk maakt de kleuren strak en kantig te houden, waren voordeelen boven de olieverf te verkiezen, terwijl de werkwijze geleidelijker en meer positief was dan het batik-procedé. Met vaste kleuren als de glasverf der emails kon Dijsselhof nu zijn composities tegen elkaar zetten, zijn sujetten uitwerken met denrijkdom zijner verbeeldingskracht tot schatten van ornament. Een paar poonen-studies en een groote schoorsteenschildering, een bassin met die merkwaardige hoekige visschen, zijn als prachtige voorbeelden hiervan reeds te beschouwen; en niet minder een pauw, waarvan de uitgespreide staartpennen Dijsselhof een welkome aanleiding gaven zijne fantasie te uiten in schitterende kleuren en sierlijke lijnen, die het wandvlak vullen als wondere stralen van een vreemden zon, die uitgaan van het blauwe pauwenlijf en zich oplossen in een rand van blauw en grijs met gouden vakjes, als kleine glimmende hartjes en schitterende kraaloogjes.
Waar grondstoffen en juiste verhouding der tempera-verf een kwestie was van zoeken en veel probeeren, daar gaf het resultaat echter ruimschoots reden tot tevredenheid; hij had hiermede iets bereikt, dat bij technische geschiktheid, in de uitvoering niet alleen door opvatting en teekening, maar mede door het materiaal, het schilderij reeds typeerde als een ding, dat een bepaalde bestemming had, dat voor een zeker doel was gemaakt.
Dat we in deze richting meer van Dijsselhof mogen verwachten is zeker niet een al te gewaagde veronderstelling, al is de mogelijkheid niet uitgesloten dat hij ons een anderen keer verrast met een wijze van werken die nog juister aan zijne schilderingen een cachet geeft, dat de zijns inziens decoratieve kunst moet kenmerken. Waar hij zelf echter met een volmaakte zekerheid schrede voor schrede zijn weg volgt, daar doen we zeker het best hem niet vooruit te loopen, maar rustig af te wachten waar hij ons heen leidt, genietende van wat hij ons in het voorbijgaan laat zien.
We mogen ons zelf soms wel eens afvragen of Dijsselhof zijn taak niet te serieus opvat, en zich zijne opgave te moeilijk stelt, en we zouden ons kunnen verdiepen in het naspeuren der denkbare redenen hiervan, maar beter dan ons in bespiegelingen te begeven, achten we, te wijzen op den invloed, die zijn werk heeft gehad op de herleving der versierende kunsten in de laatste jaren. In de voorafgegane tijden van zoeken naar zuiverder versierings-vormen, verband houdende met het materiaal, naar juister begrip omtrent technische eischen door verschillende grondstoffen gesteld, heeft hij meermalen door woord en daad de richting aangewezen, die men uit moest. We herinneren hier slechts aan zijn diploma voor de tentoonstelling van den boekhandel, dat een afwijking was van het gebruikelijke diplomatype en voorbeeld tot latere navolging, en dat
| |
| |
als ik mij niet vergis, de eerste was van zijn oorspronkelijke houtsneden, waar later zijn boekversieringen voor ‘Kunst en Samenleving’, zijn vignetten voor ‘Van Nu en Straks’, zijn ‘letterproeven’ zich bij zouden aansluiten. Het overwegen van de eischen der lithografische steen en het benutten ervan tot het maken van behangsels, waaraan o.a. die van Nieuwenhuis en Cachet, zoowel als die van hemzelf, hun ontstaan te danken hebben, mogen we zeker niet over het hoofd zien, evenmin als zijn werkzaam aandeel in het nagaan der technische moeilijkheden van het balik-procedé. En zijn besprekingen en overwegingen waar het meubelen gold, zij zullen ook niet te licht geacht worden door hen, die hem hierin hebben nagevolgd en al trokken anderen dikwijls meer profijt van deze voorstudies dan hijzelf, zijn belangrijkheid als baanbreker hierin vermindert voor ons zeker niet.
En waar mevrouw Dijsselhof- Keuchenius in den laatsten tijd hare krachten aan het kunstnaaldwerk wijdt, en ons toont de zoo voorname tea-cosies, als rijke priestermutsen, de kussens op grof Armenische stof, schitterend van kleine kruisjesfiguren, en bloeiende boompjes op een stoelenrug, en vroolijke gordijntjes en zoo veel meer, daar geeft Dijsselhof's samenwerking ons die boekjes met dierenfiguurtjes zoo leuk en zoo frisch, zoo vol vermaak en genot, in de kruisjes zoo juist het type en karakter der verschillende beesten behouden, patroontjes die ons heerlijk brengen uit de duffe sfeer der handwerk-voorbeelden.
Zoo is Dijsselhof's veelzijdigheid van niet geringen invloed op verschillende technieken in onze weder opbloeiende kunstnijverheid, en als zoodanig is zijn belangrijkheid voor dezen tijd dan ook onmiskenbaar; maar grooter en interessanter nog is hij voor ons, waar hij zich toont, hetzij als picturalist met zeldzame kwaliteiten in zijn bassins met zwaluwstaartvischjes, met haringen, met anemonen, of waar hij als decoratief kunstenaar en geboren ornamentist, in zijn vogels en visschen, gebatikt, in tempera of hoe dan ook, zich uit met een heerlijke frissche persoonlijkheid, die opwekkend is, nu veel getheoretiseer en buitenlandsche nadoenerij onze versierders wel eens parten wil spelen.
Zijn ongezochte oorspronkelijkheid, zijn eigen kijk op de dingen, die spreekt uit alles wat hij laat zien, zijn genialiteit, die hem in ieder materiaal de juiste wijze van bewerken doet typeeren, zijn zeldzame gaven die hem de natuur leert bespieden en ze weergeven met al den eenvoud, die hare kern uitmaakt, zij stempelen hem tot een kunstenaar, die een geheel aparte plaats in onze schilderkunst der laatste jaren inneemt, tot iemand van ongewone beteekenis.
studie voor gebrand glasvenster
(eigendom van den heer k. groesbeek, amsterdam).
|
|