Tegelijkertijd wuifde ze hem toe en lachte schaterend.
Pruimpie schrikte uit zijn steenhoofdigheid wakker, herkende Neel, grijnsde met breed-wijden mond en groette: zweep op, zweep neer.
- Pruimpie! vervolgde Neel, - kom es hierheen, Saar heit me wat verteld, kom es!
En Pruimpie kwam, nu in eens vol leven en slimme berekening... behendig stuurde hij zijn kar links af; de doortocht kwam vrij en zachtjes aan ratelschokte de sliert vrachtwagens de Breedstraat in....
Pruimpie reed angstig nieuwsgierig vlak langs de stoep, hield 't paard in, boog zich voorover en vroeg: - Wat hèt Saar je verteld!
En Neel hardop, meteen terugdringend:
- Dat je een lekkere vent ben!
Pruimpie grinnikte zuur, werd rood, gaf 't paard een vinnigen slag en hortte weg.
Neel schaterde, trok de twee voort, trotsch denkend: - ik heb de baan netjes vrij gemaakt.
Langs de rij boerenkarren voor de open deuren van de groote stallen ging 't wat sneller - dat wiel na wiel en kap na kap riep visioenen op van dorpskermis....
En nu, daar vóor zich uit zag ouwetje 't heerlijk terrein van genieten, onmisbaar voor haar soort met zoo een eng begrensd bestaan.
De deftige Prinsegracht, anders stil breed met de oude heerenhuizen, was vertooverd in een bont tooneel van woelig volksleven. Tusschen de rommelige uitstallingen op den grond of in de witbezielde kramen wriemelde de menschenmassa met grage kijkgezichten.
Schelkleurig door 't heldere zonnelicht vervroolijkte heel die marktboel, de schuiflende draaiwandelende volksvrouwen, burgermenschjes, onbewust aangelokt door 't schilderachtig tafreel, omlijst door de felbeschenen heerenhuizen met ouderwetsche gevels en bordessen.
In ouwetje glansde 't geluk, leunsloffend op de armen van haar mooie sterke meiden.
Neel moest alles zien en begraaien en deed wonderen met haar beetje centen.
Ze tracteerde op peren, dong met duizend woorden een halve cent af en goochelde er zeven inplaats van zes onder haar voorschoot.
Kauwende, klokhuizen uitspuwend en schreeuwerig babbelend drentelden de drie vrouwen tusschen de volkleurige kramen door - bij de linten en kanten brachten ze een uur zoek om eindelijk een vuurrood dasje te koopen na een heftig debat over den prijs.
Later een ons zoetigheid, een stukje kaas en een mooi speldje en overal vonden ze kennissen, vormden een groep kakelende vrouwen, klein stormplekje in de gelijkmatig bewegende marktzee.
Met de meeste kooplui maakte Neel grappen, hield altijd 't laatste woord en soms nam ze gewoon een appel of een pruim mee, lachroepend: Kom venavond maar een zoen halen!
Op een gegeven oogenblik trok een geweldig rumoer aller aandacht en met 't instinct van volksmenschen voor kabaal, trokken de Hoefsmitten op 't lawaai af, moeder onder de armen vlug meegesjord in een stroom van emotie zoekende marktloopers....
Op den hoek van de Luthersche Burgwal, donker beboomde straat, had je 't gaande - een vies geel varken was bij 't uitladen ontsnapt en vloog in een opwelling van vrijheidszucht den kant van de markt op, achtervolgd door een aangeschoten boerenlummel op klompen en in een lustre jasje....
Dat werd me een heerlijk relletje!
De benevelde boer, rood van kaken, schreeuwde met wijden mond, struikelde over zijn klompen, schopte ze uit en holde weer door op zijn blauw sajetten kousen, zwaaide zijn armen.
Van alle kanten doken vreemde schooierige straatslijpers op, draafden met den dronken boer mee - een massa jeugd hitste 't zwaailoopende varken met doordringende snerpende kreten aan - vrouwen en oude mannetjes weken angstig naar de stoepen, bleven met open monden toezien.
Als dol rende 't gesarde dier voort, gilde bij de minste aanraking met hoog knorrend geluid, stoof links en rechts, dreef heele scharen op de vluçht. Soms sprong 't met dwaas getrek van pooten eensklaps ter zijde, zoodat de straatjongens tranen met tuiten lachten en dubbel sloegen van de pret.
En niemand die een ernstige poging deed 't beest te grijpen - de eene groep kaatste