Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 15
(1905)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe jonge kunst.
| |
[pagina 138]
| |
er boven óp te liggen. Ook komt ons de wijze van plaatsing der prentjes onharmonisch, niet mooi voor, terwijl ook al weer het lichtdruk-procédé, dat dubbel drukken noodzakelijk maakt, schuld is aan 't hier-en daar veel te dicht op de illustraties gedrongen staan van den tekst.
Hoe moeilijke kwesties wij hier aanraken - weinigen kunnen het beter beseffen dan wij juist! Hoe dikwijls dringt de praktijk de beste illustratie-theorieën omver! Doch - hier is de bedoeling een ‘voorbeeld’ te scheppen. En dus schijnt kritiek ons gewettigd. Aan wat men noemt typografische versiering, ornamentatie van de blz., is in deze eerste nrs nog niet veel gedaan, doch wat er gedaan werd lijkt ons haast alles sober en wel-overwogen. Het ‘hoofd’, door H. Hana, is logisch geconstrueerd, fraai, met distinctie, toch doet het ons, op zich-zelf gezien, niet zoo mannelijk rustig en open aan als B. Nienhuis' ontwerp (op blz. 14 van no. 1 gereproduceerd). Maar dit laatste was zeker te zwaar en te zwart. Eenheid van tint in de bladzij is een van de grootste moeilijkheden. En 't omslag? Wel, eerlijk gezegd, wij lazen met eenig genoegen dat het ‘voorloopig’ is. Want - het ontbreekt ons waarlijk niet aan bewondering voor 's heeren Berlage's machtige talenten; met de redactie waardeeren wij ‘de zeggingskracht die ligt in deze eenvoudige allegorie’: het jongetje, pas uit de kool gegroeid, dat daar nog staat, eerlijk naakt, met zijn vertrouwensvol afwachtend, argloos zich gevend gebaar; ook brengen wij gaarne lof aan belangloosheid; maar toch - het schijnt ons zulk een bij uitstek dankbare taak, het teekenen van een omslag voor een blad als dit, met zoo'n ideëele bestemming, - een omslag zonder de minste advertentie! - en wij betreuren dat de voortreflijke bouwmeester er niet iets mooiers van heeft gemaakt, iets frisschers en krachtigers, iets fijners, voornamers.
Ook wat den inhoud betreft lazen wij in het jaarverslag een en ander over de plannen der jonge redactie: ‘Ons Maandblad moet meer zijn dan het officieele orgaan onzer vereeniging alléén. Het moet juist hen, die buiten de vereeniging staan den weg wijzen op het gebied van Ambachts- en Nijverheidskunst. Dit moet de “Inhoud” doen’... ‘Waar getracht is den uiterlijken vorm zoo schoon mogelijk te maken, moet het inwendige niet achter staan. Juist op den “Inhoud” komt het aan, zal ons blad waarlijk in eene behoefte voorzien, zal het waarlijk de uiting zijn van de hedendaagsche Jonge Kunst.’ Scheen het nu al eenigszins onbillijk, het uiterlijk der eerste nummers aan het moedig optimisme der redactie te toetsen, deze onbillijkheid zou groeien tot een ongerijmdheid deden wij 't zelfde met den inhoud. Wij willen dus uiterst matig zijn met kritiek, te meer daar wij de beide nrs voor een groot gedeelte met genoegen lazen. In dat ‘gedeelte’ neemt Hana's stuk over Lebeau de verweg voornaamste plaats in. Een artikel dat getuigt van kracht tot aandacht-concentratie, van ronde eerlijkheid, maar tevens ook van dien eerbiedigen schroom die ieder past tegenover werklijke kunst. Doch wat ons 't minste genoegen ver schafte - en deze opmerking, toch eigenlijk meer nog ‘vorm’ dan ‘inhoud’ betreffend, wenschen wij niet achter te houden - 't was het artikel van den president der vereeniging zelf, de lezing van den heer Van Leeuwen, hier afgedrukt. Waarlijk het is ons niet te doen om goedkoope vitterij, en wij weten wel dat wij onze eischen in deze niet te hoog mogen stellen, maar men dient dan toch niet te vergeten, dat er inderdaad eenige harmonie behoort te bestaan tusschen geestelijken en uiterlijken vorm, dat een fraai typografische uitvoering van een slecht gesteld stuk, aan de overbekende ‘vlag op een modderschuit’, aan iets... ondegelijks, iets voos-leegs doet denken, kortom juist aan het tegendeel van wat deze jonge ambachtskunst zoo geestdriftig voorstaat: bewuste schoonheid, overeenstemming van uiterlijk met innerlijk, de heldere gedachte in een logischen vorm. In het artikel nu van den heer Van Leeuwen - in het eerste gedeelte vooral - komen zóóvele grove en verwarrende stijl- en taalfouten voor, die met nauwkeurige correctie, door iemand die 't schrijven gewoon is, gemakkelijk te verwijderen waren geweest, dat men eigen- | |
[pagina 139]
| |
lijk niet kan beweren, dat dit artikel geschréven is, wanneer men tenminste aan dat woord een iets ruimere beteekenis wenscht te hechten dan: het brengen van letters op papier.
Er wordt veel geschreven tegenwoordig, vooral over kunst; talloozen achten zich geroepen, want zij meenen iets te zeggen te hebben. Doch zij vergeten zoo vaak, dat het zuiver uiten van gedachten, ja zelfs het logisch vermelden van feiten, hoe eenvoudig 't ook lijkt, ieders werk nog niet is, zoomin als het ontwerpen van een stoel, een ding om op te zitten - 't lijkt óók zoo eenvoudig! En, wat het schrijven betreft, het is ook eenvoudig, volstrekt niet moeilijk. Wanneer men zich maar volledig rekenschap geeft van wat men eigenlijk te vertellen heeft en dat dan, zoo simpel mogelijk, zégt op 't papier. Niet beginnen met de versiering en vooral geen gedachteloos aanwenden van allerlei beeldjes, krulletjes, kwikjes. Dat is even verderfelijk bij 't stellen van een artikel als bij 't ontwerpen van een meubel. |
|