eiken, eschdoorns en platanen, die alle bij ons thuis en weltevreden zijn in 't lage land van Maas en Rijn en Schelde, waar vindt ge onder hen een enkelen, die in bloesempracht het wint van den kastanje? Geen is er, die het daartoe brengt, zelfs de iep niet met zijn roode bloesemhoopjes, noch de liefelijke linde met haar laten, geurigen bloei, noch ook de eschdoorn met lichtgroene bloemen, en wat de katjesdragers, eik en berk en beuk en wilg en hazelaar en populier, betreft, zij staan in schoonheid van hun voorjaarskleed ver achter bij de kastanjes, hoewel bij wilg en hazelaar de rijpe katjes wezenlijk tot sieraad dienen.
Wat is dat echter alles bij den luister van Aesculus hippocastanum, den paardekastanje, die zijn forsche, krachtige bloempluimen aan de uiteinden der takken draagt als een reuzenkandelaber, waarop wonderschoone pyramiden van het liefelijkst licht te prijken staan? Waar werd ooit een kerstboom glansrijker versierd dan zoo'n kastanjereus, die, vrijstaand, al zijn takken en zijn takjes tooit met hooge, witte pluimen?
Hij doet in Mei ons denken aan het Kerstfeest, maar in dien wintertijd bewaarde hij nog al zijn schatten veilig in de welbeschutte knoppen. Die dichte huisjes met de kleverige schubben omvatten toen nog heel een wereld van tak en biad en bloem, zoo keurig ingepakt en teederlijk omhuld met zacht, wit pluis, zoo fijn geplooid en zuiverlijk gevouwen, als de ideale huismoeder haar eêlste stoffen bergt in kist en kast.
Als een zachte, stompe kegel van heel kleine knopjes schuilt de bloempluim midden in den knop, en als twee handjes sluiten daaromheen twee bladeren, elk bestaand uit vijf of zeven vingers. Die vingertjes, de latere deelen van het vijf- of zeventallige kastanjeblad, zijn elk weer overlangs gevouwen om hun hoofdnerf en dragen overal vrij lange, zachte witte haartjes, zoodat de handen, om den tros gevouwen, in witte wollen wantjes zijn gestoken. Hoe goed is dus het teere weefsel tegen kou beschermd, met al die luchtkolommetjes tusschen de plooien; de wol, die slecht de warmte geleidt, en over alles heen het dichte schubbenkleed, dat donkerbruin is en ten overvloede met een harsig overtrek bedekt, waar alle vocht bij af moet druipen.
Als in de voorjaarszon die schubben zacht uiteen gaan schuiven, ziet men, hoe 't bruine en de harslaag enkel het gedeelte dekten, dat des winters van de buitenlucht te lijden had. Dat deel der schubben, dat te zien komt, wanneer de coulissen uit elkander schuiven, is bleekgroen en zou, nu 't licht en lucht kan krijgen, ook wel de gewone groene kleurstof in zijn celletjes gaan maken; maar zie, bij 't verder groeien van het takje en de tegenoverstaande bladeren, heeft het alles zich al spoedig gansch geëmancipeerd; het groeit zijn knopschubben te boven; die hebben uitgediend en vallen af.
Toch schijnt de levensstrijd kastanjebladeren in 't begin nog hard te vallen. De vijf of zeven lotgenootjes, die te zamen aan één steel het handvormig blad samenstellen, hangen bij hun punt van samenkomst slap neer. 't Is of hun alle energie ontbreekt, zoo hangerig en lusteloos bengelen ze maar heen, het middelste en grootste omgekeerd eironde en wigvormig toegespitste blaadje al niet flinker en moediger dan de gelijk gevormde kleinere op zij.
Maar die suffe lijzigheid duurt niet zoo heel lang, al gaat er toch licht een weekje mee heen, vóór ze krachtig en stevig genoeg zijn geworden, om zich uit te spreiden en vroolijk 't zonlicht op te vangen op hun door de nerven rimpelige schijven.
De bloempluim is intusschen opgericht gebleven, dragend eerst nog de gesloten knopjes op den vijflobbigen kelk, die, als de bloem zich opent, spoedig afvalt. Dan vertoont zich in haar volle pracht de bloemkroon met de zacht gegolfde kroonbladen, wit, en zoo mooi geteekend met een roode of gele of purperen vlek. De meeldraden, zeven meestal, hangen eruit naar buiten en dan is er in de bloem beneden 't vruchtbeginsel, dat uitgroeit tot de stekelige vrucht, waarvan het groote, glanzigbruine zaad, zoo schilderachtig kijkend uit gebarsten vruchtwand, een aanlokkelijk kinderspeelgoed is.
Zoo al de bloemen vruchten werden, zou zoon kastanje in den herfst wel onder een