Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 15
(1905)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 417]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waterloo 1815-1905.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wellington te werpen. Dit plan was voortreffelijk bedacht en weinig deed vermoeden dat het niet zou slagen; alles hing echter van den eersten uitslag af, zoodat er met voortvarendheid gehandeld moest worden. Het verloop van den slag te schetsen ligt - zooals reeds gemeld - buiten ons bestek doch we zullen beginnen met ons te bepalen tot het geven van de weinig bekende opgaaf, waaruit het gevolg, dat Napoleon's laatsten veldtocht meemaakte, bestond. Het waren de volgende personen:
............ Heelmeester. Marchand, 1e Kamerdienaar. St. Denis-Halix. 1e Jager. Hovera, 2e Jager. Wanneer Napoleon te velde trok vergezelde hem steeds een reisbibliotheek, bestaande uit werken van verschillenden aard en strekking. Op zijn laatsten veldtocht bestond zij uit niet minder dan zes volle kisten, en ten einde een overzicht te geven van het genre van 's Keizers litteratuur zullen we hier enkele zijner meegenomen werken vermelden.Ga naar voetnoot*)
Men weet niet welken grond Napoleon had om op den afval van het krijgsvolk en en de hulp der ingezetenen van België te rekenen. Hieromtrent werd hij door zijn spionnen kwalijk ingelicht, als zij den keizer mededeelden dat 't hem niet aan sympathie in de meeste provinciën van het Koninkrijk der Nederlanden zou ontbreken. Maar er waren ook andere redenen waarom Napoleon naar België oprukte en zich niet tot een verdedigende houding bepaalde. Bij het aannemen eener defensieve houding moest men kunnen rekenen op de bevolking, doch de toestand, waarin Frankrijk zich in 1815 bevond, was nu niet van dien aard om daarop te steunen. In Frankrijk was een sterke partij den Bourbons toegedaan die in sommige gedeelten van het land reeds de wapens had opgevat, zoodat het te voorzien was dat, wanneer de vijandelijke legers op Franschen bodem doordrongen, de opstand zich snel zou uitbreiden. In deze omstandigheden was het dus voor Napoleon raadzaam den vijand niet in Frankrijk af te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wachten, maar snel daarbuiten tegen hem op te rukken.Ga naar voetnoot*) Verplaatsen wij ons thans naar Brussel waar het Britsche hoofdkwartier in de ‘Rue Royale’ gevestigd was. Het wemelde toenmaals in die stad van aanzienlijke vreemdelingen, inzonderheid van Engelschen, terwijl vele der sinds eenigen tijd in België vertoevende gehuwde officieren allengs door hunne huisgezinnen gevolgd waren. Tot de meest gezochte salons dier dagen behoorde die der hertogin van Richmond, wier echtgenoot er op rekende bij het Britsch-Nederlandsche reserve-leger met het een of ander commando te worden belast. Algemeen werd het gevoelen gedeeld dat Napoleon het voorloopig te volhandig had met den opstand in de Vendée, om een aanval in de Zuidelijke Nederlanden in den zin te hebben, doch zij die van Napoleon's voortvarendheid nimmer ooggetuigen waren geweest - en daartoe behoorde o.a. de Hertog van Wellington - zouden hieromtrent ingelicht worden. - Wel liepen er geruchten van Napoleon's nadering, maar dergelijke berichten waren reeds zoo dikwijls onjuist gebleken, dat men er weinig geloof aan hechtte. In den avond van den 15en Juni zou het bekende bal bij de hertogin van Richmond in het ‘Hôtel de Galles’ plaats vinden, waarop al wat Brussel schoons en aanzienlijks bevatte was uitgenoodigd en waar de Hertog van Wellington zeer laat verscheen. Alvorens naar het bal te vertrekken had de Hertog eerst nog een conferentie met den Pruisischen militairen attaché generaal von Müffling welke hierop neerkwam. De hertog deelde dien attaché mede dat hij van den generaal Dörnberg uit Mons de tijding had ontvangen, dat Napoleon met zijn gansche macht naar Charleroi was opgerukt, en dienaangaande bevelen had afgezonden. Hij noodigde vervolgens von Müffling uit hem naar het bal te vergezellen, ten einde aldaar door hun verschijning de geheime aanhangers van Napoleon onder de genoodigden te misleiden en de welgezinden wegens de loopende geruchten gerust te stellen. Tegen middernacht verschenen beide in de schitterend verlichte zalen van het ‘Hôtel de Galles’, welke vol genoodigden waren en waar zij den Prins van Oranje aantroffen, dien de Hertog aangemoedigd had zich, in de gegeven omstandigheden, niet te laat daarheen te begeven. Juist toen het souper was aangevangen werd den Prins van Oranje door een kamerdienaar op een zilveren schaal een depêche van generaal de Constant Rebecque aangeboden. De brenger kapitein Webster had deze depêche, welke het bericht aangaande het verschijnen van den vijand te Frasnes inhield in een prachtigen rit van uit Braine-le-Comte in 1 uur 35 minuten - een afstand van 34 kilometer - overgebracht. De Hertog van Wellington inmiddels van den inhoud dier depêche onderricht wilde eerst niet gelooven dat de vijand reeds op den straatweg naar Brussel verschenen was.Ga naar voetnoot*) Na eenige oogenblikken van overpeinzing zag de Hertog de noodzakelijkheid in zijn vroegere inzichten, namelijk de concentratie te Nivelles, prijs te geven, daar, in verband met een en ander, het bericht Quatre-Bras aan- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wees als vereenigingspunt voor het Engelsch-Nederlandsche leger.Ga naar voetnoot*) Zoodra de dansmuziek na het souper zich weer deed hooren, nam de Hertog den Prins ter zijde. In 't kort deelde hij dezen zijn besluit mede om, ten gevolge der onrustbarende tijding, het vertrek der reserve uit Brussel een paar uur te vervroegen en deze naar Quatre-Bras te laten marcheeren. In stilte verliet de Prins nu het bal; hij vergat zelfs zijn sabel aan te gespen en na eenige rust genomen te hebben vertrok Oranje in galakleeding te paard naar Braine-le-Comte waar hij te half viei aankwam. De Hertog van Wellington vertrok eerst te drie uur. Al spoedig drongen trom en hoornsignalen om de troepen onder de wapenen te roepen tot de danszaal door, hetgeen alle feestvreugde deed verstommen. De militairen haastten zich afscheid te nemen, dat voor velen een eeuwig vaarwel werd, van wat hun sinds kort dierbaar was geworden. Zij spoedden zich vervolgens naar huis om van kleederen te verwisselen en daarna op marsch te gaan. De teerling was geworpen. Een ooggetuige verhaalt ons omtrent het afmarcheeren naar Quatre-Bras der reservetroepen uit Brussel:Ga naar voetnoot†) ‘Het was ruim één uur in den morgen van den 16en dat hoornsignalen door de straten weerklonken om den soldaat naar zijn loopplaats op te roepen. Het signaal trof tal van ooren, maar aangezien het nog duister was wekte het niet dadelijk ieder krijgsman uit den vasten slaap. de officieren evenwel waren sedert den vorigen avond in de weer geweest, sinds zij den last hadden ontvangen zich marschvaardig te houden. Te Brussel heerschte onrust en angst en in menig huis vielen smartelijke afscheidstooneelen voor. Bloedverwanten en vrienden tot de verschillende regimenten behoorende, snelden voor een oogenblik te zamen teneinde elkander nog even de hand te drukken of iets op te dragen dat degene had te volbrengen, die uit den strijd mocht wederkeeren. Het schouwspel dat deze troepenverzameling bood was treffend. Hoewel de duisternis plaats ging maken voor de eerste morgenstralen bleef het kaarslicht nog hier en daar door de ramen schijnen, hetgeen toonde dat men daar niet ter ruste was gegaan. Het bleeke licht dat uit die woningen neerzeeg spreidde een melancholiek schijnsel over de straten hetgeen wel in harmonie was met de gedrukte stemming der toeschouwers die zich buiten verzameld hadden om de wakkere militairen te zien wegmarcheeren.Ga naar voetnoot*). Het was nog vrij donker toen de afmarsch begon, om de aangezichten der manschappen te kunnen onderscheiden, zoodat men slechts pluimen, bajonetten en vaandels boven een beweegbare massa zag voorbij golven.’ Officieren te paard, wier luide commando's weerklonken, kwamen als donkere schimmen te voorschijn. Vele vrouwen, nog eenmaal degenen, die bij hen ingekwartierd waren geweest, willende begroeten, stonden in lichte onachtzame kleeding op de hoeken der straatgedeelten waar hare militaire vrienden passeeren moesten. Hoewel min of meer beschaamd over haar vreemd toilet, konden die dames de verzoeking niet weerstaan om nog een blik hunner vrienden te mogen ontvangen of een handdruk met hen te kunnen wisselen. Eenige dagen later had de stad een ander aanzien, toen zij overstroomd werd door gewonde krijgslieden waarvan het meerendeel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in den meest beklagenswaardigen toestand verkeerde. Het in die dagen te Brussel verschijnend blad ‘l'Oracle’ publiceerde dagelijks berichten over den slag en de gekwetsten. Eene niet onbelangrijke mededeeling bevat haar nummer van 21 Juní 1815, welke, overgenomen in ‘le Petit Bleu’ van 28 Juni 1904, we niet ongeschikt achten hier te laten volgen. Zij luidt: ‘Parmi les traits d'humanité de toute espèce qui honorent les habitants de cette ville, nous en citerons quelques-uns, dignes d'être connus. M. le Maire de Bruxelles avait invité les brasseurs de faire conduire de l'eau à Waterloo, et sur la route, où se trouvait une grande quantité de blessés. Cet appel a eu le plus grand succès, et quinze voitures chargées de 70 tonnes de bierre ont été expédiées de suite pour les lieux désignés. Un habitant de cette ville, nommé Troyaux, a établi dans sa maison une espèce d'hôpital, où l'on reçoit les blessés. Là, ils reçoivent le premier pansement, des secours en vin, bouillon et autres aliments jusqu' à l'instant où ils se rendent dans les hôpitaux. Le beau sexe de tous les rangs s'occupe avec activité à préparer les linges nécessaires pour les pansements, ainsi que la charpie. Nos aimables Bruxelloises montrent dans cette occasion une généreuse sensibilté qui leur merite à la fois les hommages et reconnaissance publique’. Het aantal gekwetsten was zoo groot dat, niettegenstaande al het mogelijke in het werk werd gesteld om de ongelukkigen zoo snel mogelijk naar Brussel te vervoeren, de laatsten eerst vier dagen na den slag aldaar binnen kwamen. In de hospitalen werden zelfs de gangen en binnenplaatsen door de patienten ingenomen, terwijl voorts tien kerken, eenige openbare gebouwen en tal van particuliere woningen voor de lijders beschikbaar waren gesteld.Ga naar voetnoot*). Een droevig beeld van het Waterloo-drama geeft ons iemand, die kort na den strijd het slagveld bezocht en hetgeen hij daar te zien kreeg in korte trekken schetst in de Vaderlandsche Letteroefeningen van 1816. Niet ondienstig achten we het zijn mededeelingen in meer modernen vorm hier te laten volgen. ‘Degenen die aan de bloedigste gevechten in Spanje hadden deelgenomen, verklaarden dat zij nimmer zulk een ontzettend bloedbad als te Waterloo hadden bijgewoond, terwijl de Pruisen getuigden dat zelfs de slag bij Leipzig daarmee niet te vergelijken was. Tal van lijken lagen naakt of uitgeschud op den grond, daar de ‘hyena's van het slagveld’ bij zwermen waren komen opdagen om ze te plunderen. De weg tusschen Waterloo en Brussel, die gedurende drie mijlen door de donkere schaduwen van het bosch van Soignies loopt, was met allerlei bagage, gebroken wagens en doode paarden bedekt. Door de zware regen en het drukke vervoer was die weg bijkans onbegaanbaar geworden, zoodat de met gekwetsten beladen wagens ter nauwernood voort konden. Overal lagen gewonden, die kruipende het slagveld verlaten hadden, en vele dier arme drommels stierven van uitputting. Holen aan den kant van den weg dienden tot grafplaatsen en nog weken na den slag lag het bosch bezaaid met de overblijfselen van kleeren der begravenen. ‘Mijlen ver zag men rondzwervende gekwetsten, terwijl de gewonde Belgen en Nederlanders al hun krachten inspanden om Brussel te bereiken. ‘Van weerszijden was in dezen veldslag geen kwartier of lijfsgenade geschonken en ontzettend was de verwoesting der plaatsen waar men gestreden had. De korenvelden waren vertrapt, terwijl het koren zoodanig den grond was ingedrukt, dat het op stoppels geleek. Op vele plekken was de grond door de cavalerie-aanvallen geheel omgeploegd en de diep in de aarde gedrukte paardenhoeven wezen de plaatsen aan waar menig drama was voorgevallen. Het geheele slagveld was bezaaid met van kogels doorboorde chacots, tal van koperen adelaars, die er op hadden geprijkt, voorts kurassen, eereteekenen, sabels, helmen, riemen, degenscheden, Fransche romans, Duitsche bijbels, legermuziek, pakken speelkaarten, een aantal papieren van allerlei | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soort, die de plunderaars uit de zakken der gesneuvelden geworpen hadden, als Fransche minnebrieven, brieven van moeders aan hare zonen of van dezen aan hun ouders.’ Niet minder belangrijk is hetgeen Jacobus Scheltema, die als toerist in September 1815 aan de verschillende plaatsen, waar de dood zijn lange zeis gezwaaid had, een bezoek bracht, in briefvorm publiceert in de Vaderlandsche Letteroefeningen van 1815, 2e deel. Van zijn interessante mededeelingen zij 't vergund een in 't kort saâmgevat relaas den lezer voor te leggen. ... ‘Wij passeerden per rijtuig het dorp Ixelles, dat aan een breeden vijver is gelegen. Vandaar kwamen wij in het bosch van Soignies, waardoor de groote straatweg loopt en waarin wij geen zware, doch hooge boomstammen ontwaarden. De weg bood een levendig aanzien door de drukke passage der met kolen en eetwaren beladen karren voor de hoofdstad. Voorts waren tal van straatmakers bezig den weg te herstellen welke ten gevolge van het drukke troepenvervoer in de Junidagen zeer geleden had. Te Waterloo komende bracht de voerman ons naar de herberg ‘de oude Jean de Nivelles’ waar de kastelein, die met zijn witte muts voor den dag kwam, ons aan de tafereelen van Teniers deed denken. In deze herberg werd de nacht gepasseerd, ten einde den volgenden dag den vermoeienden tocht naar het slagveld te ondernemen. In den vroegen morgen van dien dag werd eerst aan het koepelkerkje van Waterloo een bezoek gebracht. Tegen den muur binnen dit gebouw waren twee marmeren platen aangebracht, waarop de namen van verscheidene gesneuvelde Engelsche officieren van het Ie Garde regiment te voet en het 15e reg. Huzaren stonden gegrift ‘Dulce ac decorum est pro pratia mori’. [Het is zoet en schoon voor het vaderland te sterven] prijkte aan het slot van het opschrift op een dezer steenen. Op het kerkhof zagen wij de grafzerken van den gesneuvelden kommandant van het ie bataljon van Bremen, de Langrehr en van Richard de Fitzgerald. Het grafschrift van den eerste is eenvoudig, doch dat van den laatste is zoowel in het Fransch als in het Engelsen in zulke hoogdravende termen vervat dat het ons onwillekeurig het gezegde van Pope over de grafschriften te binnen bracht dat luidt: ‘de eene helft wordt niet gelezen, de andere niet geloofd.’ Wij ondernamen daarna onzen tocht naar het slagveld onder geleide van een Genie-officier en vijf sappeurs, welke gedurende den veldtocht op dit terrein geweest waren, en nu de Ingenieurs met het opmeten van de kaart voor het militair archief behulpzaam waren. Deze militairen waren derhalve met alle omstandigheden bekend en konden ons dus betrouwbare inlichtingen verstrekken. In het dorp Mont St. Jean troffen wij vele vrouwen en kinderen aan, die er werk van maakten om verschillende op het slagveld gevonden voorwerpen den toerist te koop aan te bieden. Sommige hunner toonden ons livrettes en portefeuilles welke in de zakken der gesneuvelden gevonden waren. Een dezer portefeuilles bevatte een gedrukte memorie van den Prins van Neuchâtel en Wagram [Berthier] aan het Fransche leger, waarin deze ten sterkste protest aanteekent tegen de veronderstelling als dat hij zich bij Frankrijk's vijanden zou hebben aangesloten, en zijn oude wapenbroeders aanspoort om hun ouden roem te blijven handhaven. Het stuk was van een keizerlijken adelaar voorzien en waarschijnlijk niet van de hand van Berthier, maar op last van Napoleon gedrukt, die hiervan tal van exemplaren in het leger had doen uitdeelen.Ga naar voetnoot*) Den straatweg naar Nivelles inslaande ontrolde zich het geheelc panorama van het slagveld voor ons oog. Op de noordelijke hoogten en in de glooiing had het Engelsche leger gestaan en over de zuidelijke waren de Franschen komen opdagen en hadden daar stelling genomen. Wij zagen ook de pachthoeve ‘Marbe Braine’, als ook het plaatsje ‘Braine la Leu’ en sloegen den weg in, welke naar de pacht- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoeve Hougomont leidde, welke de Engelschen tot het voornaamste punt hunner verdediging gekozen hadden en waar een der hevigste gevechten was voorgevallen. Hier waren de aanvallen der Franschen vruchteloos geweest. Bij hun retraite bergden velen zich in de om den voorhof staande bijgebouwen, de deuren werden gesloten en toen deze woningen tegen den avond in brand geraakten kwamen allen om. Van Hougomont wandelden wij naar ‘La Belle Alliance’, die kleine zoo vermaard geworden herberg, welke nu herdoopt was in ‘Grand Hôte! de Wellington’. In een der huisjes ten zuiden van deze herberg woonde zekere Jean Baptiste Lacoste, (De Coster), die den 17en Juni 1815 voor Napoleon gebracht werd om als gids te dienen. Hij zou tot den 19en in de nabijheid van den keizer zijn gebleven, wanneer hij niet in het dorp Marzenel tegenover Charleroi zijn verzoek om ontslag had verzocht aan den generaal Bertrand, van wien hij toen een Napoleon d'or voor zijn diensten ontving.Ga naar voetnoot*) Op onzen verderen tocht wees men ons den hollen weg aan ter hoogte van de pachthoeve La Haye Sainte, waar de Engelschen eveneens een voorname positie hadden ingenomen, en het terrein daarachter waar de Fransche cavalerie zooveel nadeel bij haar stoutmoedigen aanval was toegebracht. Wij kregen van deze hoogten het juiste denkbeeld van den strijd en beaamden ten volle dat het een bittere ontgoocheling voor de Franschen moet geweest zijn, toen de Pruisische troepenmacht, tot Bulow's korps behoorende, op de tegenovergestelde hoogten aan de oostzijde kwam aanrukken. Op den heuvel, van waar de Hertog van Wellington de bewegingen had gadegeslagen en geleid, bevond zich de Wellingtonboom, welks stam de sporen droeg dat er tegen gevuurd was. Van deze hoogte zag men ook de plaats waar de Hollanders gestaan hebben en hun dappere kroonprins gekwetst werd. Toen wij te Genappe kwamen, namen we onzen intrek in ‘de Koning van Spanje’ en troffen in den kastelein een wel onderricht persoon, die ons verscheidene bijzonderheden verhaalde. Onder meer vernamen wij, dat toen de Hertog van Wellington op den 16en s'avonds ten zijnent het middagmaal gebruikte, een als voerman gekleed Fransch officier, den Hertog bespionneerd had, die hierover aan Napoleon, toen deze den volgenden dag in genoemde herberg verscheen, verslag uitbracht, met aanduiding van de plaats waar de Hertog gezeten had. - Het lijk van den Hertog van Brunswijk was in diezelfde herberg gebracht en door waskaarsen omringd voor de Brunswijksche officieren ten toongesteld geworden. Toen zij bij het lijk van hun aanvoerder toegelaten waren, vond er een aandoenlijk tooneel plaats. Deze officieren vielen van aandoening in elkanders armen en zwoeren den dood van hun vorst te zullen wreken waaraan zij met Duitsche trouw woord hebben gehouden.Ga naar voetnoot*) Men wees ons de plaats waar de Generaal Duhesme, de aanvoerder van Napoleon's Jonge Garde, aan zijn wonden was bezwekenGa naar voetnoot† en verhaalde ons tevens hoe zelfs vrouwen te Oud-Genappe verscheidene Franschen hadden doodgeslagen. Bij ons bezoek aan Quatre-Bras werd ons de plaats aangeduid van waar de Franschen den 16en uit het bosch waren komen opdagen. Hier had de Hertog van Saxen Weimar den vijand met zijn brigade en de rijdende batterij van kapitein Bijleveld weerstand geboden. Eerlang kwam de kroonprins, die ten allen tijde aan de spits was en alzoo de zijnen aanvuurde. De verdediging was even woedend als de aaval. Des avonds te zes uur hield | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de weifeling der kans op; de Franschen trokken terug tot Frasnes en lieten het slagveld aan onze troepen, die er bleven bivouacqueeren. De retraite van ons leger volgde, naar de zijde van Brussel in den morgen van den 17en in de beste orde, terwijl in den namiddag van dien dag de opmarsch der Franschen een aanvang nam, die met lange colonnes langs den Namenschen straatweg en door de velden aanrukten. Napoleon passeerde Quatre-Bras dien dag met zijn staf, tusschen vijf en zes in den namiddag.Ga naar voetnoot*) De Fransche soldaten vroegen aan den kastelein van de herberg aldaar, hoe ver Brussel nog van Quatre-Bras verwijderd lag. Zes uren, was het antwoord. Zoo, zeiden zij, dan zullen wij er nog wel een diner vinden! Zij vonden echter, volgens genoemden kastelein, reeds de soep te Mont St. Jean en hebben den bouilli niet begeerd. Welk eene debâcle moet het geweest zijn, toen het overschot van het Fransche leger hier den volgenden dag (den 18en) wederom doortrok. Onbeschrijfelijk was de wanorde; de Franschen sneden de strengen der paarden voor de caissons door en met hun tweëen of drieën op één paard gezeten, vloden zij heen, zoodat de achtergelatene caissons en ander voertuig de passage langs den weg niet weinig belemmerden. Als gewoonlijk had Napoleon eenige gensdarmes van de Garde in de achterhoede geplaatst om op de vluchtelingen en deserteurs een waakzaam oog te houden. In het eerst gelukte dit eenigszins door geweld, totdat er in den avond een officier verscheen, die hun toeriep: ‘Maakt de menschen niet ongelukkiger dan zij reeds zijn. Loopt maar eens naar het slagveld en ziet hoe wij toegetakeld zijn. Maakt liever ruimte voor den Keizer die spoedig volgen zal!’ Die gensdarmes zochten toen ook hun heil in de vlucht, terwijl zij die geen paarden bezaten, naar de boeren trokken ten einde daar hun monteering tegen een blauwen kiel en witte muts te verwisselen.
de reiskoets van napoleon i in het museum tussaud te londen. [naar een schet].
Gedurende de vlucht waren er verscheidene officieren van hoogen rang die Napoleon vervloekten, als vooruitziende de rampen welke zich boven Frankrijk samentrokken. De ellende steeg hier bij de Franschen ten top. Door vermoeienis en honger gekweld zagen zij bovendien het dreigende zwaard der Pruisen, waarvan geen genade te verwachten was, al nader en nader komen.Ga naar voetnoot*) Wat echter tot de meest belangrijke zaken mag gerekend worden welke door de geallieerden tijdens den slag werden buitgemaakt is de reiskoets van Napoleon, waaromtrent ons Léon van Neck in zijn interessant werk ‘Waterloo Illustré,’Ga naar voetnoot† een uitvoerig relaas geeft en we hier laten volgen.... Op een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
halve mijl afstand van Genappe deed de generaal Petit, die het niet meer noodig achtte de gevechtsformatie te handhaven, de carrés verbreken en in collonnes bij secties marcheeren. Op dat oogenblik verwijderde de Keizer zich om Genappe te bereiken, waar hij den vijand hoopte tegen te houden en het overschot van het leger te verzamelen. Hierin mocht hij niet slagen. Hij stapte in zijn reisberline, die te midden der verlaten rijtuigen teruggevonden was. Men was nog niet met inspannen gereed, toen hoera's der Pruisen zich deden hooren. Haastig verliet Napoleon het rijtuig, besteeg weer zijn paard en slaagde er in met een klein gevolg te ontkomen. De Pruisen beroofden de berline, die een necessaire, een degen, een ijzeren ledikant en een uniform bevatte, in de voering waarvan eenige ingezette diamanten, van een millioen waarde, genaaid waren.Ga naar voetnoot*) Men zegt dat zich ook in het rijtuig een pak proclamaties van den Keizer bevond: ‘Aan de Belgen en aan de bewoners van den linker Rijnoever’, bij voorbaat gedateerd: Brussel, Keizerlijk Paleis te Laeken. De koets is tegenwoordig te Londen te zien in het Museum Tussaud waarvan in den catalogus staat: ‘Het beroemde militaire rijtuig van Keizer Napoleon, waarin hij den tocht naar Rusland maakte. Het werd op den avond van den slag bij Waterloo buitgemaakt en door den Pruisischen officier, die er zich van meester maakte, den Prins regent (George IV) aangeboden, die het later aan den heer Bullock, den directeur van de Egyptian Hall te Piccadilly van de hand deed voor de som van 2500 pond sterling.’Ga naar voetnoot† De toevloed van nieuwsgierigen was zeer groot toen dit merkwaardige rijtuig ten toon gesteld werd. Het was te Brussel gemaakt en werd te Waterloo bestuurd door den militairen koetsier Jean Horn, een hollander van Bergen-op-Zoom geboortig en sedert 1805 in 's Keizers dienst.Ga naar voetnoot*) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten slotte zullen we ons bepalen tot het geven van een paar mededeelingen uit een dagboek van den sedert jaren overleden Haagschen ingezetene J.S. Hurau, over den indruk dien de tijding van den slag te 's Gravenhage veroorzaakte. Na eerst over de bewegingen der legers uitgeweid te hebben zegt Hurau, dat in den morgen van den 20sten Juni de aard der verwonding van den Prins van Oranje - een geweerschot in den linkerschouder - nader bekend werd, welke ongerustheid baarde, hoewel die spoedig op zijde werd gedrongen door de tijding van eene groote overwinning. Tegen den middag werd de behaalde zege door het losbranden van het geschut in den Koekamp en het spelen van het carillon der Groote of St. Jacobskerk den inwoners bekend gemaakt, hetgeen alom groote vreugde veroorzaakte; vele vlaggen werden uitgestoken, terwijl 's avonds een algemcene illuminatie volgde. Voorts werd ingevolge 's Konings bevelen bepaald, dat ter eere der behaalde overwinning een algemeene dank en bededag in alle kerken van het Vereenigde Koninkrijk zou gehouden worden. In België werd den 2en Juli in de Godsgebouwen een plechtig Te Deum gezongen dat door den Prins van Oranje in de St. Gudule te Brussel bijgewoond werd. In de noordelijke provinciën vond de algemeene bededag drie dagen later plaats. Sedert is er nog geen eeuw verloopen en wat schijnen die tijden al veel verder achter ons te liggen. Toch wordt ieder jaar die gedenkwaardige slag door het uitsteken der vlaggen op de kerktorens herdacht hetgeen ons herinnert aan de spreuk: ‘Magno usui est memoria rerum gestarum’ (van groot nut is de gedachtenis aan het verledene). |
|