Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 15
(1905)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
het eenig bekende stuk van rembrandts eersten leermeester
jacob van swanenburch processie op het st. pietersplein te rome | |
[pagina 219]
| |
Het Koninklijk Museum van Schilderijen te Kopenhagen.Ga naar voetnoot1)
De verzameling van oude schilderijen te Kopenhagen bevat hoofdzakelijk oud-hollandsche kunst, en een nieuwe catalogus dier belangrijke collectie is dus voor ons van groot belang. Vooral nu die op aardige wijze tusschen den tekst door rijk geïllustreerd is, en die tekst afkomstig is van de kundige hand van Karl Madsen. Men ziet dadelijk
| |
[pagina 220]
| |
1900 als waardeloos in het depôt hebben gehangen. No. 279a is naar Rembrandt's vader geschilderd, en geen heel aangenaam stuk, maar 279b, de studiekop van een oud, gebaard man, naar beneden ziende, is reeds vol uitdrukking en breed, meesterlijk getoetst.
rembrandt
Behalve deze drie stukken bezit het Museum van Rembrandt nog een portret van een jonge vrouw, die de trekken vertoont van Hendrickje Stoffels, 1656 gedateerd, en een portret van een jongeling met lang blond haar en een met parelsnoeren versierde baret, ongedateerd. Het vrouwenportret is vooral zeer mooi; de voorgestelde houdt in de (prachtige) linker hand een anjelier. Jammer dat het doek alles behalve gaaf bewaard is.
Laat ons den Catalogus vlug doorloopen, om een beeld te verkrijgen van de belangrijkheid dezer verzameling. No. 1, Willem van Aelst, 1651, fraai stilleven met glaswerk en gedreven zilveren kan, merkwaardig voor het vroege jaartal; het is als of de schilder werk van Kalf heeft gezien.
Bakhuizen. Twee bizonder goede kalme zeeën, niet zoo zwart als gewoonlijk, en een eigenaardig winterlandschap.
A. Beerstraeten. Een winter, zooals wij die in 's-Rijks Museum kunnen zien: en een kerk-interieur, bij hem eene uitzondering. Madsen noemt hem nog Anthonie Beerstraaten. Het is nu uitgemaakt dat wij wel degelijk twee A. Beerstraeten's moeten onderscheiden; en dat de betere der twee Abraham heette (zie eene aanteekening op een teekening in het Museum Fodor) en een voluit Abraham Beestraeten gemerkt stuk bij den Marquis of Landsdowne te Bowood. De stukken, in de veiling Snouck van Loosen te Enkhuizen aanwezig en voluit Anthonie Beerstraten 1664 gemerkt, waren van een zoo veel minder allooi, dat het niet aan te nemen is, dat zij van dezelfde hand zijn als het eveneens 1664 gedateerde stuk te Kopenhagen.
Twee Begeyn's, een goed vischstuk van Van Beijeren. No. 31 een vroege Berchem, twee paarden, waarbij een schimmel, onder Potter's invloed. Ook een laat (1679 ged.) werk van Berchem.
Een aardige Gerrit Berck - Heyde: gezicht op Heidelberg, een herinnering aan zijn reis.
Een goede kerk (1661) van den niet veel voorkomenden Middelburg'schen schilder D. de Blieck.
Evenzoo een stilleven van Boelema (1642) die ook wel M.B. de Stomme merkt.
No. 47. De drie Maria's aan het graf van den Zaligmaker, waarop een groote engel staat die ze toespreekt,’ is een belangrijke F. Bol 1644. Zeer Rembrandtiek in compositie (zoo de groep verbaasde vrouwen, waarvan er ééne op de knieën ligt, de gevouwen handen op den grond), en kleur, maar toch iets mats, geesteloos, zonder het geniale van den Meester. Nog een fraai vrouwenportret (1656) en een der vele De Ruyter-portretten, dit tweemalen gemerkt en 1668 en 1669 gedateerd.
Drie portretten van Ter Borch, waarbij een mooi damesportret. | |
[pagina 221]
| |
Gemerkt en 1618 gedateerd bloemstuk van Ambrosius Bosschaert. Bij no. 58 staat: Toegeschreven aan B. Breenborch; en dat het onduidelijk gemerkt is en een betere hand dan die van Breenberch verraadt. Het is een landschap met ruïnes.
rembrandt
Een ander stuk, dat duidelijk B. Breenborch 1645 gemerkt was, onaangenaam van kleur, een Elias offerende bij koning Achab voorstellende, wordt niet meer in dezen catalogus genoemd. Ik zag het nog 1888 in de Verzameling.
Goede werken van J. Both, studiekoppen van den ouden Pieter Brueghel, een goede stal van Govert Camphuijsen, de reeds hierboven ge noemde Petrus Cristus, altaarvleugel met St. Antonius en een Donator volgen. Pieter Codde 1645, een goed Corps-de-garde.
Een aardig riviergezicht van den Haarlemmer Van Goyen'achtigen J. Coelembier.
Op de aan Jacob Cornelisz. van Oostsanen toegeschreven ontmoeting van David met Abigaël staan ergens de letters C.B. Moet hier ook aan Cornelis Buys gedacht worden?
Cranach is hier sterk en goed vertegenwoordigd door 9 schilderijen.
No. 81 is een niet heel bijzondere Albert Cuyp, paarden, honden, - uittocht ter jacht. Heeft ook nog al erg geleden. No. 82 is een zeer ongewone Cornelis Decker. Maar gemerkt C.D. 1666. Het meest lijkt dit goede landschap op Jacob Salomonsz Ruysdael; de boomstammen op den grond, het bruingele gebladerte, de koeien - het is weêr een les hoe uiterst voorzichtig men met attributies moet zijn.
Van den 1677 te Kopenhagen overleden Henderich Dittmars, van wien het Mauritshuis een goed mansportret bezit, hier een Hieronymus.
Een goed exemplaar van Gerard Dou: een jong doctor een urinaal bekijkend.
Luisterrijk is Hendrick Dubbels hier aanwezig. Het groote stuk (no. 94, ruim twee meter breed!) stelt een kalme zee voor, rechts een groot oorlogsschip. Het doet iets aan Jacob van Ruisdael's zeeën denken, en is in een fijne zilvergrijze toon geschilderd, met een prachtige lucht, fraai van samenstelling. | |
[pagina 222]
| |
h. dubbels
Het galante paar van Willem Duyster dat in een tweede, even goed exemplaar in de Verzameling Schloss te Parijs te vinden is, behoort tot de gedistingeerdste werken van dit genre; het staat hooger dan bijna alle dergelijke stukken van Codde, Palamedes e tutti quanti. Een wonderlijk stuk is no. 96, gemerkt D.V.B. Het stelt een vermakelijkheid van negers in Brazilie voor. In het midden der XVIIe eeuw geschilderd, zal het wel niet van den veel zwakkeren en lateren Dionisius Verburgh zijn aan wien het toegeschreven is. De figuren, negers en honden zijn veel beter geteekend dan de slappe figuurtjes op
gerbrand van den eeckhout
Verburgh's dozijnlandschappen.
No. 96a: Een aardig muziekgezelschap van Gerbrand van den Eeckhout (1655). Het lijkt op een dergelijk stuk dat laatst te Parijs in den handel voorkwam en op een stuk in de bekende coll. van den Marquis of Bute.
Drìe portretten, aan Nicolaes Elias toegeschreven; heetten natuurlijk vroeger Mierevelt.
Niet minder dan vijf Everdingen's, waarvan de afgebeelde, een zijner naar Zweedsche studies geschilderde natuurtafreelen, een bizonder aantrekkelijk specimen is.
Een portret van Jacoba van Beijeren, door Madsen gehouden voor een copie van Jan Mostaert naar Jan van Eyck.
Van Bernaert Fabritius: een goede, 1668 ged. voorstelling in den tempel.
Twee onbelangrijke Aert de Gelder's, en een goed stilleven van den zeldzamen Nicolaes van Gelder (1672) wiens beste schilderij toch wel in 's-Rijks Museum hangt. Deze Leidsche schilder heeft omstreeks 1661 een tijd lang te Stockholm gewoond.
Een goed Rhyngezicht van Van Goyen 1646, en twee goede Hackaerts.
Niet minder dan vijf landschappen van Joris van der Hagen, een schilder, die zeer verschillend werkte, maar soms werkelijk zeer goede dingen gemaakt heeft. No. 125 stelt een waterval voor met ruïnes, heel ongewoon voor hem, met een stoffage die (waarom?) aan J. le Ducq wordt toegekend. De stoffage op no. 127 is volgens traditie van Pieter de Hoogh(?) Een vroolijk gezelschap van Dirck Hals draagt het jaartal 1622; een tweede, minder, is van 1647. | |
[pagina 223]
| |
a. van everdingen
Een bizonder stilleven van J.D. de Heem vertoont ons sperzie en vruchten; een tweede, meer in zijn gewonen trant is van 1652.
Zeldzaam, maar niet zeer fraai zijn de vijf wijze en vijf dwaze maagden door Lucas de Heere (1570).
Twee mansportretten van B. van der Helst, het eene van 1651, een kniestuk, in de linker hand handschoenen, de rechter een beetje gemaniereerd voor de borst, maar een goede kop.
Op een landschap (no. 146) met een vaart en oude huizen, aardige figuurtjes, is de handteekening J.K. te lezen. Ik weet niet of men hierbij aan Jacob Koningh moet denken, aan wiens zeldzame werk het wel iets herinnert?
Een vogelstuk van Gijsbert d'Hondecoeter is van 1631.
Van den Utrecht'schen Horatius de Hooch, van wien ik laatst te Parijs bij Kleinberger een werkelijk verdienstelijk landschap zag, en die thans ook in het Utrechtsch Museum vertegenwoordigd is, hier een zwak landschap metruïnes (1652).
De groote De Hooch schittert hier met drie werken, waarbij twee gemerkte. Hoe jammer, dat het importantste, no. 150, ook al wêer door onhandige restauratie geleden heeft. Het stelt een deftig vertrek voor; het licht valt links door een venster en verlicht op den tweeden grond een gezelschap aan en bij een tafel gezeten. Op den voorgrond staat een jong paar in elegant costuum een menuet te dansen. Het is een werk omstreeks 1660 geschilderd. Van lateren datum zal no. 151 zijn, een musiceerend gezelschap, op den voorgrond een dame die op een violoncel speelt, links zit eene andere schoone uit een boek te zingen. Op die twee figuren valt het licht; rechts een heer en dame in de schaduw, ook zingend en in den rechter achterhoek een diepe inkijk door twee vertrekken, het achterste door de zon helder verlicht. Het derde stuk, een laat en zwak werk, stelt een moeder met een dochtertje voor.
Van den zeldzamen Isaac Isaacs hangt hier zijn beste stuk, blijkens inschrift 1622 te Antwerpen geschilderd. Later woonde hij geregeld te Amsterdam waar hij ook de door S. Savry in prent gebrachte teekeningen maakte voor de 1648 op de Amsterdamsche Schouburgh vertoonde voorstellingen ter viering van den vrede van Munster. Bij deze schilderij die hij, pas 23 jaren oud maakte, zou men zeggen dat hij op zijn Italiaansche reis sterk naar Paolo Veronese gekeken heeft. Links staat een aanzienlijk heer naast twee groote kolommen, rechts op den tweeden grond zit een bruidspaar onder roode baldakijn aan tafel. Op den voorgrond rechts een tafel vol goud en zilverwerk; in het midden op den achtergrond muzikanten. Vooraan, in het midden een groote man die een gouden schotel | |
[pagina 224]
| |
j. van goyen
met suikerwerk op den schoot heeft. Het stuk is 2½ meter hoog en ruim 3 meter breed. Op Kronborg, Helsingör, moet nog een groot stuk van Isaac Isaacs zijn, voorstellende een Allegorie op de Sont, met een hoorn van overvloed. Levensgroote figuren, echter zonder artistieke waarde.
Een wildezwijnen-jacht (1677) van Juriaen Jacobs; Italianiseerende stukken van den weinig voorkomenden Haarlemmer Frans de Jongh. Vier kapitale werken van Jordaens, die hem eer aandoen, zouden op de aanstaande Jordaens-tentoonstelling te Antwerpen moeten worden ingezonden, vooral het groote stuk met Hercules, Dejanira en de Nymfen met den hoorn van overvloed. Goed ook het bijna even groote stuk waar Jezus de kinderkens tot hem laat komen, al is de compositie hier minder gelukkig (Jezus in de schaduw op den achtergrond).
p. de hoogh
Twee stillevens van Kalf (1662 en 1678) beiden niet van den eersten rang.
No. 172. een zeer aardig echtpaar, staande in een Van Goyen'achtig landschap, blijft steeds een puzzle. Het lijkt op De Keyser, maar is toch van een andere hand. Het dichtst komt deze meester bij G. Donck (zie zijne stukken in de National Gallery, bij den Vorst von Liechtenstein en te Brussel).
Twee Knupfer's: Jupiter, Mercurius en Paulus voor Festus, waarop Knupfer's eigen portret (als hellebardier).
Aan Johannes Leemans wordt toegeschreven een vreeselijke vechtpartij met een niet zeer duidelijke handteekening en het jaartal 1661. Het is een onderwerp à la J.M. Molenaer, kleurig, krachtig en warm van toon, een beetje ruw, de figuren met uitpuilende oogen, grappig van compositie (een vrouw neemt een kind op om er iemand mee te ranselen!!) en het lijkt heelemaal niet op Leemans en zijne stillevens. Ik lees ook Coeman op het stuk, en vond te Amsterdam 16 Juli 1655 een schilder Jacob Coeman, die op de Bloemgracht woonde en zijne handteekening bijna precies zoo plaatst als de schilder van no. 180 te Kopenhagen.
Een studiekop van Jan Lievens; een Dirck van der Lisse.
Dan volgt een hoogst curieus en zeer goed stuk van Jacob van Loo: een kijkje in een glasfabriek. Te Amsterdam werkte in zijn tijd een Italiaansche glasfabriek en waarschijnlijk is het deze die door hem voor zijne schilderij gebruikt werd. Op den voorgrond twee groote figuren (het is een zeer groot doek) denkelijk de direc- | |
[pagina 225]
| |
g. donck(?)
teur en een arbeider die in een metalen pot roert, links zit een mooi geschilderd knap jong man (portret?) blijkbaar kralen te snijden. Het stuk verraadt in de verlichting Rembrandt's invloed en is een der beste werken van Van Loo, wiens portret eener oude vrouw in het Mauritshuis ook zulke goede kwaliteiten heeft.
No. 187 en 188: twee bijzonder goede en groote landschappen van Jan Looten (1656). No. 195 en 196: een
j. van loo
mans- en een vrouwenkop, heel breed en Rembrandtiek gesmeerd, in den trant van Benjamin Cuyp, maar gemerkt K. v. Mander 1639. Dit is de derde Karel van Mander; zijn vader kwam naar Denemarken en ontwierp er de helaas later met Frederiksborg verbrande wandtapijten, waarover ik eens in Oud-Holland een en ander mededeelde.
Andrea Mantegna's Christus als de lijdende Verzoener is aangrijpend van uitdrukking, merkwaardig van teekening, het stuk heeft helaas veel door verknoeiing geleden.
Van Mierevelt een der vele portretten van P.C. Hooft. Van den ouden Frans van Mieris een prachtig, aantrekkelijk schilderijtje: een oude vrouw, die groente schoon maakt, terwijl zij haar voor haar staand zoontje om bier uitstuurt. Het licht van links vallend, verlicht het vertrek met groote fijnheid van toon. Achter beiden de lachende vader. Terecht zegt de catalogus dat dit een zijner meesterstukjes is. Van denzelfden schilder nog een uitnemend mansportretje (van 1662) en nog een paar portretten, die men vermoedt Eglon van der Neer en zijn vrouw voor te stellen.
Interessant is ook het portretje van Willem van Mieris, door zijn zoon, den jongen Frans in 1737 geschilderd. | |
[pagina 226]
| |
Jan Mijtens is door een mansportret, 1650 gedateerd, vertegenwoordigd. Vier Jan Miense Molenaer's volgen. Op no. 218 las ik het jaartal 1658 (niet 50) en het versje: Vint ick u hier, ghy vuilen boer
Hoe sal ick u dat hooft noch kloven
Daer ghy 't verteert met schoone vrouwen
En daer ick 't thuys so noot behoef.
Frans de Momper, de half Hollandsche zoon van Joos, wiens twee goede schilderijen in het Haagsche Gemeente Museum en het mooie wintergezicht in de Coll. Dahl te Dusseldorf hem tot een verdienstelijk landschapschilder van zijn tijd stempelen, blijkt ook in Italië geweest te zijn. Hier hangt een F. de Momper gemerkt gezicht op het Campo Vaccino te Rome, en nog twee stukken, waaronder één gezicht op den Haag bij winter.
Van Joos niet minder dan vijf landschappen. Een stukje dat tot 1892 een valsche handteekning van Ruisdael droeg, blijkt na een schoonmaak J. van Mosscher gemerkt te zijn. Men kent slechts een paar landschappen van dien zeldzamen maar knappen schilder, die omstreeks 1640-50 te Haarlem werkzaam was.
No. 233 is een kolossaal berglandschap met zeer vele figuren, door Gerbrand van den Eeckhout er in geschilderd. Het landschap is volgens oude traditie door Herman Naiwincx of Nauwincx geschilderd. Deze schilder-etser is toch wel zeker de Herman Nauwincx, die 16 Mei 1650 te Amsterdam verklaart ‘omtrent 26 jaren oud’ te zijn. 1628 komt te Amsterdam voor Anthony Nauwincx, wonende te Schoonhoven, en volgens traditie werd de schilder dààr geboren. 1648 woonde hij ‘in de Calverstraet in de Calckoen.’ Hij wordt herhaaldelijk Coopman genoemd. Even als Jacob Esselens, schijnt hij het penseel slechts tot verpoozing gebruikt te hebben; vandaar de zeldzaamheid zijner werken. Het laatst vond ik hem 1650 te Amsterdam vermeld; hij moet een jaar later te Hamburg, waar hij denkelijk voor zaken vertoefde, overleden zijn.
Dr. Friedländer schrijft no. 236, een interessant Oud-Hollandsche opwekking van Lazarus, omstreeks 1520 geschilderd en in 1708 voor 40 gulden!! te Amsterdam gekocht, toe aan den ‘Meister der Magdalena Legenden.’ Ook een goed mansportret van Memlinc bezit deze rijke verzameling; helaas is het wat verknoeid.
Belangrijke portretten van Mabuse en Jan Mostaert (of den meester dien Glück zoo gedoopt heeft) volgen.
Dan een paar goede Eglon van der Neer's en een heel mooie brand van den grooten Vader, Aert, van wien nog 3 stukken het Museum sieren, o.a. een mooi brandje van een boerderij in een winternacht (zie de afbeeldingen).
Twee kerkstukken van Isaak van Nikkelen, van 1681 en 1695. Het is aardig zoovele gedateerde schilderijen dit Museum bevat.
De Adriaen van Nieulandt, Jezus' intocht in Jerusalem, is van 1655, een Willem van Nieulandt, het Campo Vaccino te Rome is 1609 gejaarmerkt; een Pieter Nolpe (?) 1636,Ga naar voetnoot1) een Ochtervelt 1663, de Maria van Oosterwyck 1685.
Een niet dikwijls in het buitenland gezien meester, Aert Pietersz, vindt men hier met een goed, gemerkt en 1573 gedateerd mansportret. Het verraadt den invloed van Moro, en is zeer uitvoerig gedaan. Een eigenaardige Willem de Poorter van 1643 stelt de zegeningen des vredes voor Pieter Potter's stukje met 4 ruiters die drinken is reeds van 1629. De Paulus Potter, twee koeien, met bijna geen landschap, is van 1648.
Men kan hier ook werk van Jan van Ravesteijn met dat van zijn broeder Anthony vergelijken. | |
[pagina 227]
| |
a. van der neer
De portretten van Anthony, die men ook te Brunswijk en te Gotha vindt, zijn droger geschilderd dan Jan's beeldtenissen; het is eigenaardig dat al Anthony's bekende werk vóór 1630 gedateerd is, terwijl hij eerst in 1669 overleed. Bij zijn portret van een 19-jarige jongeling uit het geslacht Stalpert van der Wiele heeft de Catalogus vergeten het Monogram AVR (aanéén) af te beelden dat er op te vinden is, en bij een portret van Cornelis Bosch, onlangs aangekocht en 1660 gedateerd, vergeet Madsen dat Jan van Ravesteijn toen reeds tien jaren dood was, zoo dat dit portret het werk is van Arnold van Ravesteijn. Als zoodanig hebben mijn vriend Moes en ik het ook reeds 1892 in Oud-Holland beschreven.
Niet alledaagsch is het fraaie en gemerkte, 1540? gedateerde stuk met geldwisselaars van Marinus van Roemerswale; het is een der beste exemplaren van dezen eigenaardigen navolger van Quinten Massys.
Een der grootste meesterwerken van deze verzameling is Rubens' portret van Mattheus IJrsselius, abt van de St. Michielskerk te Antwerpen. Prachtig detacheert zich de roodgekleurde, mooie kop van denhoogrooden achtergrond die heerlijk doet met het warme wit van 's mans gewaad, het schitterende goud van zijn bisschopsstaf en al de kleuren van zijn myter. Voor mij behoort dit werk tot het volkomenste wat Rubens als portretschilder gewrocht heeft. Van den grooten Vlaam is hier ook nog een omvangrijk doek met de voorstelling van Salomo's eerste recht. Het was oorspronkelijk bestemd voor het Stadhuis van Brussel en is zeer dikwijls gecopieerd.
De dichterlijke Jacob van Ruisdael is de schepper van drie stukken in dit Museum. Uit zijn vroegeren tijd is no. 301, kalm water waarin zich rechts een groote boom, links een lage struik spiegelen; een heerlijk schilderijtje vol innige liefde voor deze stille, eenzame plek, vol echt Ruisdael'sche intimiteit. Behalve een andere waterval is er een fraai gecomponeerd, grootsch half Noorsch landschap, met een ruïne op een rotstop en een landelijk bruggetje over een bruischenden bergstroom met zijne bekende rotsblokken en omgevallen half mêegesleurde boomstammen, een der gelukkigste werken in dit genre, dat m.i. altijd achter staat bij de reeks vroege werken die steeds dichter bij de geziene natuur staan.
a. van der neer
Raadselachtig blijft een aardig gezicht op een deftig buiten, naar het leven geschilderd, duidelijk I.V.R. 1652 gemerkt. Ik weet geen naam voor dien meester; het stuk lijkt in sommige | |
[pagina 228]
| |
details een weinig op het werk van Jacob van Ruisdael Salomonsz., maar wijkt in vele anderen geheel van hem af. 't Is een mooie buitenplaats, een soort kasteel in rooden baksteen, een waterpartij met een Neptunusbeeld op den voorgrond, aardige figuurtjes, o.a. een rood mannetje in een schuit (aan Gael toegekend). Goed verlicht, effectvolle lucht, in de struiken Ruisdael'achtige oranje grashalmen.
Jacob van Ruisdael schilderde ook het wat donkere landschap om eenige duiven van Jacomo Fictors (door beiden gemerkt). Drie Salomon van Ruysdael's, waaronder een van 1659, pas dit jaar aangekocht voor 5000 kronen, een stuk met een veerpont; een ander is van 1652. Herman Saftleven schijnt hier zeer gezocht geweest te zijn,
rubens
marinus v. roemerswalen
ten minste men vindt 5 stukken van hem hier, waarvan een gezicht op Utrecht wel het aardigste is.
Van Roe[...]nd Sa[...]ery een goed bloemstuk in zijn ouderwetse[...] trant (1620).
Een rariteit is de Siberechts van 1671 (fecit a Anvers) omdat het in plaats van zijne door het water wadende boerinnetjes een binnenhuis met een moeder met kinderen is dat vaag aan Pieter de Hoogh doet denken. Een man aan een tafel gezeten waarop een à la Dou geschilderd open boek, globe, muziekinstrument, bleek-rood tafelkleed, horloge, boven hem een doodshoofd. van Slabbaert.
Er volgen twee zeer goede stillevens van Snijders, vooral het in den Catalogus afgebeelde doek met een overvloed van vruchten, een ware weelde voor het oog, vooral de prachtige mand met druiven.
Paulus van Somer is de schilder van een levens- | |
[pagina 229]
| |
jac. van ruisdael
groot portret, ten voete uit, [...]n Karel I van Engeland. Men vindt buiten Engeland slechts zelden werk van dezen 1621 te Londen overleden schilder, wiens verdienstelijke portretten voor die van zijn tijdgenoot, Daniel Mijtens Senior niet onderdoen.
De groote bloem- en vruchtenkransen van Joris van Son (1665) zijn voortreffelijk en zoo mooi van kleur en schildering als de fraaiste de Heem's, waarop zij bedriegelijk lijken. Aan Jacobus van Spreeuwen wordt een
jac. van ruisdael
zeer Dou'achtige heremiet toegekend met eene onduidelijke handteekening en het jaartal 1635. Van dien zeldzamen Leydenaar hebben we tenminste een goed werk in 't Rijks Museum.
De twee Jan Steen's zijn prachtige stalen van dien veelzijdigen kunstenaar. Een klein schilderijtje, het fijnste, stelt een gierigaard voor die zijn geld telt, terwijl de dood door het venster ziet. Jan Steen moraliseert hier al weer, terwijl het een juweeltje van toon en schildering is. Het invallend licht is zoo zuiver doorgevoerd als een Ostade het maar in zijn beste dingen gaf. Het andere stuk, een zijner groote schilderijen - het is meer dan 1½ meter breed - laat ons de ontmoeting van David met Saul's dochter Michal zien. Links is een aardige groep van uitbundig vroolijke jongelieden, terwijl op den voorgrond een jongetje bezig is den afgehouwen kop van Goliath te be.... zoedelen, zooals de Catalogus het kiesch uitdrukt. Op den achtergrond ruiters, door jonge maagden vroolijk begroet Het stuk is acht jaren voor J Steen s dood geschilderd (1671).
Een zeer fraaie Dirck Stoop is uit zijn vroegeren tijd (1643) en van Maerten Stoop is hier een zeer karakteristieke plundering. Een zeer goed werk van dien meester bezit het Berlijnsch Museum in zijn Depot. Zijn meesterstuk zagen wij indertijd op een Haagsche tentoonstelling en bevindt zich nu in de verzameling Gijsberti Hodenpijl. Hij teekent zijn figuren meesterlijk en heelt een groote frischheid in zijn lichte, transparante kleuren.
Het eenig bekende stuk van Rembrandt's eersten leermeester, gem. 1628, lacomo Swanenburgh is meer curieus dan fraai (zie | |
[pagina 230]
| |
j. steen
de afbeelding tegenover den titel). Lang na zijne terugkomst uit Italië schilderde hij deze processie op het St. Pietersplein uit de herinnering. De ontelbare figuurtjes zijn niet slecht geteekend, maar het is een ‘kunst’ die met die van zijn leerling niets te maken heeft en het is ook alleen uit een historisch en topographisch oogpunt van eenige beteekenis. Dan heeft Rembrandt toch nog meer van Lastman geleerd!
Op het mansportret (no. 345), dat lang doorging voor Tintoretto's eigen portret, is voor eenige jaren de handteekening van den merkwaardigen Greco (Domenico Theotocopuli) ontdekt. Deze zoo verschillend voor den dag komende kunstenaar is nog niet genoeg gekend. Zijn meesterstuk, een zeer groote hemelvaart van Maria, onder den invloed van Titiaan's schilderij (in de Academie te Venetië) dat ik vroeg er in Spanje zag, bevindt zich thans te Parijs bij Durand Ruel. Het is van zulk een prachtige, diepe kleur, de koppen der Apostelen zijn van zoo'n intensiteit van karakter, zoo meesterlijk van uitdrukking, de groepeering is zoo gelukkig, de eigenaardige schoonheden in de engelen van zooveel be- koring, dat dit doek tot de groote meesterwerken der Spaansche school mag gerekend worden. Het portret te Kopenhagen is goed, doch hij heeft er beteren gemaakt; toch is het van meer beteekenis dan dat in het Louvre. Ook een Titiaan bezit Kopenhagen: het portret van Francesco Maria della Rovere, dat ondanks een minder gunstigen toestand, nog den indruk achter laat van diens groote karakter-uit-drukking en sobere deftigheid.
Bij no. 349, een brutale kop van een ongebaard man, uit het midden der XVIde eeuw noemt de heer Madsen Mabuse met een vraagteeken den schilder. Dit is zeker juister dan de vroegere toeschrijving aan Lorenzo Lotto; het is bepaald Nederlandsch en een mooi werk.
Van den niet veel voorkomenden Dirk Valkenburg, wiens stillevens dikwijls als Weenix verkocht worden een gevecht van een beer met honden, 1703 gedateerd. Een alleraantrekkelijkst wintergezicht van Esaias van de Velde, in den geest van het
mabuse?
| |
[pagina 231]
| |
es. van de velde
Haagsche maar nog losser en geestiger gedaan met aardige schaatsenrijders.
Werken van Verboom, waarbij een bizonder goed exemplaar met figuren van Lingelbach; van Pieter Verelst (1643), niet minder dan vijf stukken van Jan Victors, waarbij een goed damesportret van 1657, een goed binnenhuis van den uiterst zeldzamen A. Victorijns, vier de Vlieger's, een vreemde Hendrick van Vliet, dien ik mij niet herinner, gemerkt H. van der Vliet, anno 1647, voorstellende een oud soldaat, halve figuur, levensgroot, waarbij een oude vrouw met een bril op en een papier in de hand en een kind dat geld telt. Hoogstbelangrijk is de 1651 gedateerde en gemerkte Cornelis Vroom, de zeldzame schilder, die ook hier Ruisdael zeer nabij komt, ook wat het dichterlijke in de opvatting van het landschap betreft. Jammer, dat wij van dezen kunstenaar, van wien Schrevelius zegt (1647!!), dat hij ‘alsoo uytsteeckt in zijn kunst dat hy qualyck niemandt sijns ghelyck heeft van die noch leven’ geen enkele schilderij in Nederland bezitten! In Schwerin is een fraai, helaas thans sterk ge-
cornelis vroom
| |
[pagina 232]
| |
abr. wuchters
poetst stuk van hem van 1633. Reeds 1628 bezong Ampzing hem. Men vraagt wel eens verwonderd waar al zijn werk gebleven is; hij heeft dan toch van vóór 1628 tot na 1651 geschilderd!
Goede werken van Wynants, Th. Wyck, Ph. Wouwerman, een curieuse Pieter Wouwerman, namelijk een gezicht op Parijs, een Jan Wouwerman volgen in den Catalogus.
Bizonder fraai en daarbij zeldzaam is het (afgebeelde) portret van den jeugdigen Ulrik Christian Gyldenlöve, zoon van Christiaan IV en Wibeke Kruse, 1643, door Abraham Wuchters geschilderd. Deze Hollander kwam reeds vroeg naar Denemarken en was 1639 teekenmeester aan de Akademie. Men neemt aan dat hij omstreeks 1610 geboren is en 1683 overleed hij in Kopenhagen. Dit elegante portret, levensgroot, ten voeten uit, is een zeer mooi werk. Er is van het fraaie costuum partij getrokken; de kop met het lang nêervallende haar is aantrekkelijk wêergegeven en de pose, met een stok in de linkerhand, elegant Links zit een goed geschilderd Puckhondje. De schilder teekent zijn naam in documenten die ik van hem vond Wuchter, zonder s aan het eind. Hij is denkelijk van Amsterdamsche afkomst, 27 Nov. 1637 had hij te Amsterdam ruzie met zijne hospita. Hij had voor haar 2 schilderijtjes gemaakt, waarvoor zij hem de kaarsen moest leveren die hij noodig had. Die kaarsen had hij niet gekregen; hij was ontevreden vertrokken omdat zij hem een gulden in de week had opgeslagen, en had toen nog andere schilderijen daar achtergelaten, die hij doet opeischen. Ik vind ook nog Jan en Cathalijntge Wuchters te Amsterdam genoemd; de laatste wordt 1657 beschuldigd ‘de pol ofte hoere van Abram Wuchters te zijn, zijnde haar broeders kind. 1646 bezit iemand te Amsterdam het portret van Abraham Wuchters door hem zelf geschilderd.
Ten slotte twee goede exemplaren van R. Zeeman.
Men ziet, de hollandsche kunst is het Kopenhaagsche Museum rijkelijk vertegenwoordigd, en dit een bezoek overwaard. |
|