Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 14
(1904)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe maarschalken van Frankrijk onder het eerste keizerrijk.
| |
[pagina 379]
| |
napoleon i tot erfelijk keizer der franschen uitgeroepen den 18en mei 1804, gekroond den 2en december d.a.v. [gravure naar isabey. collectie van stolk te rotterdam.]
| |
[pagina 380]
| |
perrin.
mando bekleedde trad hij te 's Gravenhage in het huwelijk met mejuffrouw Vosch van Avesaet.Ga naar voetnoot*) De Bataafsche armee, in welker gelederen toen vele Franschen dienden, verkeerde in een vervallen toestand en Victor, hoewel een dapper krijgsoverste, was niet de rechte man om zulk een gewichtig commando te voeren. Toen hij in zijn bevelhebberschap werd opgevolgd door den Generaal Marmont, was diens eerste werk om verbetering en herziening in dat leger te brengen.Ga naar voetnoot†) Victor nam met onderscheiding deel aan den veldtocht in Pruisen, zoodat Napoleon hem op het slagveld bij Friedland tot maarschalk benoemde [13 Juli 1807]. Na gedurende 15 maanden Gouverneur van Berlijn geweest te zijn voerde hij van 1808-'12 met afwisselend geluk het bevel over het eerste corps in Spanje. In 1812 volgde hij het groote leger tot Smolensk en dekte den overtocht aan de Beresina. Aan den veldtocht van 1813 en 1814 nam Victor eveneens deel, doch werd van zijn commando ontheven, toen hij in Februari 1814 de bezetting van de brug van Montereau verzuimd had. Na de eerste restauratie werd Victor Gouverneur van de 2de militaire divisie. Hij volgde Lodewijk XVIII gedurende de 100 dagen naar Gent en werd na de 2de restauratie Generaal-Majoor der Garde, Minister van Oorlog van 1821-'23 en pair van het Rijk. Als Fransch gezant te Weenen benoemd, moest hij zich van de Oostenrijksche Regeering laten welgevallen deze zijn in 1808 toegekende titel van Hertog van Belluno niet wilde erkennen. Hij overleed in 1841 te Parijs.
II. Jacques Etienne Joseph Alexandre Macdonald, Hertog van Tarente, geb. te Sedan (Ardennes) 17 November 1765 was uit een Schotsch geslacht gesproten. In 1785 kreeg hij een Luitenantsplaats bij het legioen van den Generaal de Maillebois in dienst der Vereenigde Nederlanden, dat in drie korpsen verdeeld, te Nijmegen, Arnhem en den Bosch garnizoen hield. Na de ontbinding van dit legioen trad Macdonald in 1787 als kadet in Franschen dienst. Als ijverig voorstander der nieuwe orde van zaken, door de omwenteling voortgebracht, juichte hij met geestdrift de overwinningen der Fransche vanen toe en deelde onafgebroken in de gevaren der omwentelingsoorlogen. Na den veldslag van Jemappes, zag hij zich tot Kolonel benoemd. In 1793 werd hij Brigade-Generaal en voerde in dien rang, onder de bevelen van Pichegru, de voorhoede aan van het Noorderleger. In het volgende jaar bewees hij gewichtige diensten bij de verovering van ons vaderland, en was o a. een der eersten die onder het vuur der batterijen van Nijmegen over de Waal trok. Ter belooning van zijn verschillende roemrijke wapenfeiten der campagne van 1794-'95 werd hij tot Divisie-Generaal bevorderd. In dien rang verwierf hij zich eerst aan den Rijn en vervolgens in Italië grooten militairen roem. In | |
[pagina 381]
| |
1798 werd hij Gouverneur van de Rom. Staten en verving in 1799 Championnet in het opperbevel te Napels. Na de Oostenrijkers bij Modena geslagen te hebben leed hij aan de Trebbia een beslissende nederlaag. Als commandant van Versailles ondersteunde hij Bonaparte op den 18den Brumaire en nam vervolgens aan den veldtocht van 1800 deel. Toen het proces tegen den Generaal Moreau aanving (Februari 1804) omhelsde Macdonald met warmte de verdediging van zijn ouden wapenbroeder. De ijver waarmede hij zich de zaak van zijn ongelukkigen vriend aantrok, was oorzaak van de ongenade waarin hij verviel en dat hij niet onder de Generaals begrepen was die, bij het stichten van het Keizerrijk, tot maarschalk verheven werden. Deze onrechtvaardigheid drukte hem geenszins neder. Hij ging op het land wonen, tot hij in 1809 door den Keizer teruggeroepen en aan het hoofd eener divisie van het leger van Italië onder de bevelen van Prins Eugène gesteld werd. De vereeniging van Eugène met het groote leger besliste de overwinning van Wagram. In het hevigst van het gevecht doorbrak Macdonald met 2 divisiën het centrum van het Oostenrijksche leger. Den dag na dien tweedaagschen slag (5-6 Juli 1809) begaf Napoleon zich naar Macdonald's troepen die hij gelukwenschte met hun behaald succes en omhelsde daarop hun bevelhebber voor het front onder het uitspreken der woorden ‘Soyons amis désormais,’ waarop Macdonald liet volgen ‘Oui, à la vie, à la mort!’ Vervolgens sprak de Keizer: ‘Ge hebt u zeer onderscheiden en mij groote diensten in dezen veldtocht bewezen, waarom ik u op de plaats van den slag zelve, waarvan u het grootste deel der overwinning toekomt, benoem tot maréchal de France; dit laatste woord sprak hij in stede van d'Empire.Ga naar voetnoot*) De officieele datum dezer benoeming was 12 Juli 1809. Na dezen veldtocht werd Macdonald het bestuur over Stiermarken opgedragen, alwaar hij een strenge krijgstucht onder zijn troepen wist te bewaren en zich de achting en de erkentelijkheid der inwoners voor altijd verzekerde. Bij zijn terugkomst te Parijs, in 1810, schonk Napoleon hem den titel van Hertog van Tarente. Vervolgens streed hij in Spanje; daarna voerde hij in 1812 het 1ste legerkorps tegen Riga aan, woonde in 1813 de veldslagen van Lützen en Bautzen bij en werd bij Katzbach door Blücher geslagen. Hij onderscheidde zich in den veldtocht van 1814 en bevond zich te Fontainebleau bij den Keizer toen deze zijn afstand onderteekende. Het afscheid dat tusschen Napoleon en Macdonald plaats greep was treffend en als aandenken vereerde de Keizer hem een fraaie Turksche sabel. Van zijn eed alstoen ontslagen zond hij aan het Voorloopig Bewind zijn toestemming tot de herstelling der Bourbons. Lodewijk XVIII benoemde hem tot pair en bij den terugkeer van Napoleon vergezelde hij den Koning in den nacht van den 19den op den 20sten Maart op zijn vlucht tot aan Menen. Na de tweede restauratie werd hij kanselier van het Legioen van Eer en na de Juli-omwenteling onttrok hij zich geheel aan alle openbare betrekkingen. Hij overleed op zijn kasteel Courcelles bij Guise den 24sten Sept. 1840.
macdonald.
III. Charles Nicolas Oudinot, Hertog van Reggio, geb. 25 April 1767 te Bar-Sur-Ornain (Meuse), was een brouwerszoon, die door Napoleon le Bayard de l'Armée werd | |
[pagina 382]
| |
oudinot.
genoemd, toen deze hem in 1808 aan den Czaar van Rusland voorstelde. Hoewel de jeugdige Oudinot voor den handelstand bestemd was begaf hij zich, door een onweerstaanbare neiging voor den krijgsdienst gedreven, op 16 jarigen leeftijd in dienst, doch nam op verlangen zijner ouders in 1787 zijn ontslag. Hij stond met geestdrift de zaak der omwenteling voor, werd in 1791 commandant van een vrijwilligersbataljon, in 1793 Kolonel, en in 1794 wegens zijn roemrijk gedrag bij Kaiserslautern Brigade-Generaal. In 1799 had hij, als Divisie-Generaal, een werkdadig aandeel in de overwinning van Zürich, het schoonste wapenfeit uit de luisterrijke loopbaan van Masséna. In dezen reuzenstrijd die het krijgsgeluk van Suwarow vernietigde en Frankrijk van een vijandelijken inval redde, ontving Oudinot een kogel in de borst. Na zijn genezing was hij chef van den Generalen Staf bij Masséna gedurende het beleg van Genua en in 1800 chef van den Staf van het leger in Italië. Bonaparte vereerde hem met een eeresabel en een der stukken geschut door dezen onderbevelhebber aan de Mincio op de Oostenrijkers veroverd. Toen Napoleon in 1805 het schoone keurkorps van 16,000 man grenadiers gevormd had kreeg Oudinot het bevel hierover. Door Napoleon werd Oudinot met gunstbewijzen overladen. Na den vrede van Tilsit verhief de Keizer hem tot Comte de l'Empire (1808), en stelde hem tot Gouverneur van Erfurt aan. Na den slag bij Wagram benoemde Napoleon hem tot maarschalk - 12 Juli 1809 - en in 1810 tot Hertog van Reggio. In laatstgenoemd jaar moest hij Holland bezetten welke moeilijke taak hij met den meesten tact volbracht. Bij zijn intrede te Amsterdam (4 Juli 1810) was de Minister van Oorlog Cambier met de pijnlijke opdracht belast om de hoofdstad in handen van het Fransche gezag te stellen, doch deze kon zijn verdriet niet verkroppen dat onze kleine trotsche natie die zoovele eeuwen zijn vrijheid met kracht gehandhaafd had, uit de statenrij verdween. Cambier weende toen hij den maarschalk tegemoet ging doch Oudinot de moeilijke positievan den Minister ten volle beseffende zeide hem de hand drukkende, onbevangen: ‘Voyons monsieur Cambier, ne pleurez pas ainsi, car par ma foi, j'en ferais autant et nous serions ridicules tous les deux.’Ga naar voetnoot*) Het gedrag van den maarschalk werd door geheel Holland goedgekeurd en Amsterdam besloot hem met een eeredegen met diamanten greep te begiftigen waarvan de kosten de 25,000 francs niet mochten overschrijden.Ga naar voetnoot†) Deze kostbare degen droeg het opschrift: ‘Duci Regienci viro fortissimo gratia civitas Amsterodamensis.’Ga naar voetnoot§) Oudinot nam deel aan den Russischen veldtocht, werd den 17den Aug. 1812 bij Polotsk zwaar gekwetst en moest toen het bevel over zijn korps aan St. Cyr afstaan. In den veldtocht van 1814 werd hij voor de 23ste maal gewond. Oudinot bleef Napoleon getrouw ter zijde en verliet hem eerst toen de Keizer naar Elba vertrok, waarna hij zich aan de zaak der Bourbons verbond. Hij overleed den 13den September 1847 als Gouverneur van het ‘Hôtel des Invalides’ te Parijs.
IV. Auguste Fredéric Louis Viesse de Marmont, Hertog van Ragusa, geboren te | |
[pagina 383]
| |
Chatillon-sur-Seine (Côte d'Or) 20 Juli 1774, nam aan de meeste veldtochten van Napoleon met onderscheiding deel. Op 15-jarigen leeftijd trad hij als Luitenant bij de infanterie in dienst, ging in 1792 bij het wapen der artillerie over. Hij maakte den Egyptischen veldtocht mede en werd na den slag bij Marengo, tot Divisie-Generaal bevorderd, en vervolgens tot Inspecteur-Generaal der artillerie. Van Februari 1804 tot September 1805 voerde hij het opperbevel over de Fransch-Bataafsche armee, welke hij in 1804 in een kamp op de heide nabij Zeist vereenigde en de bekende pyramide van Austerlitz liet opwerpen. Hierover zegt hij o.a. in zijn gedenkschriften: ‘Ik kwam op het denkbeeld, om een blijvend monument op te richten dat het nageslacht in volgende eeuwen aan ons verblijf op deze vlakte zou herinneren en tevens de overwinningen zou vereeuwigen door welke Frankrijk en zijn bevelhebber de Fransche wapenen zoo beroemd hebben gemaakt.’Ga naar voetnoot*) Zijn gelukkigste wapenfeit is dat toen hem na den slag van Wagram het bevel over een der voorhoeden van het groote leger werd opgedragen hij daarmede de Oostenrijkers eerst te Poysdorf en daarna te Znaïm achterhaalde, alwaar hij op den 10den en den 11den Juli (1809) streed en de voorslagen van Aartshertog Karel ontving. Na deze gewichtige gebeurtenis meldde Marmont zich bij Napoleon aan in de verwachting dat deze hem met een vleiend woord welkom zou heeten en hem tot maarschalk verheffen. Maar de Keizer ontving hem met gefronste wenkbrauwen en verraste hem in plaats van met een vleiend gezegde, met de woorden: ‘Vous avez manoeuvré comme un huître.’Ga naar voetnoot†) Marmont trok zich dit zeer aan en kwam ontsteld in zijn hoofdkwartier terug. In den avond van dienzelfden dag (12 Juli 1809) mocht hem echter de heugelijke tijding bereiken dat de Keizer hem den lang begeerden maarschalksstaf had toegekend, Marmont zag zich vervolgens tot Gouverneur-Generaal der Illyrische provinciën (Istrië, Ragusa en de beide Kroatiën) aangesteld. Gedurende zijn bestuur over die landen, welks voorspoed en welvaart hem onafgebroken bezig hielden, werden Marmont's administratieve bekwaamheden, onbaatzuchtigheid en stipte eerlijkheid ten zeerste gewaardeerd. Van 1810-1813 streed hij in Spanje waar hij een zware verwonding ontving. Toen de veldtocht van 1813 werd aangevangen, waren zijn wonden nog geenszins geheeld, doch hij verzocht desniettemin om deze campagne mede te maken en kreeg het bevel over het 6de legerkorps. In den volgenden veldtocht streed hij met taaie volharding doch werd bij Laon geslagen en trok op Parijs terug. De hoofdstad werd door hem en Mortier met heldenmoed verdedigd totdat alle tegenstand vruchteloos bleek. Daarna onderwierp hij zich aan het nieuwe Bestuur, welke handelwijze door de publieke opinie hevig werd gelaakt, daar Napoleon nog een poging had willen doen Parijs door een coup de main te verrassen waarin hij toch naar alle waarschijnlijkheid niet geslaagd zou zijn en nu genoodzaakt was te abdiceeren. De Bourbons overlaadden Marmont met gunstbewijzen. Tijdens de honderd dagen vertoefde hij te Aken en na de tweede restauratie benoemde Lodewijk XVIII hem tot pair en Generaal-Majoor der Garde. Mislukte speculatiën in mijnen noopten Marmont later een geldelijken bijstand aan Koning Karel X te vragen. Drie jaren onder-
marmont.
| |
[pagina 384]
| |
steunde de Koning hem en toen de Juli-revolutie, in 1830, uitbrak volgde hij zijn vorst in ballingschap met schulden belast en miskend door het Fransche volk. Gedurende dien tijd was Weenen zijn verblijfplaats en gaf hij aldaar eenigen tijd Napoleon's zoon, den Hertog van Reichstadt (geb. 1811, overl. 1832), onderricht in de krijgsgeschiedenis. Ook schreef hij in die dagen zijn ‘Mémoires’ die getuigen van zijne opmerkingsgave en wetenschappelijken zin. Den 2den Maart 1852 stierf de maarschalk te Venetië in den ouderdom van ruim 77 jaren en den 6den Mei d.a.v. werd zijn stoffelijk overschot in het familiegraf bij zijn geboorteplaats plechtig bijgezet. V. Louis Gabriel Suchet, Hertog van Albufera, werd den 2den Maart 1770 geboren te Lyon, waar zijn ouders tot den deftigen burgerstand behoorden. Hij was voor den koophandel opgeleid, maar weldra opende de omwenteling hem een loopbaan, die hem tot den hoogsten militairen rang zou voeren. In 1792 nam hij dienst in een dier bataljons,
suchet.
waaruit zoovele beroemde Generaals te voorschijn kwamen. Na te voren in de lagere rangen een werkzaam aandeel in de eerste veldtochten der omwenteling gehad te hebben legde hij de grondslagen van zijn krijgsroem in het leger van Italië. Gedurende dien vermaarden veldtocht waarin Napoleon zich, binnen weinige maanden deed kennen als een der grootste veldheeren, onderscheidde hij zich als bataljons-chef bij Laono, Dego, Castiglione en Rivoli. In 1798 kreeg hij den rang van Brigade-Generaal, werd Chef van den Staf van Joubert, en diende na diens dood onder Moreau en vervolgens onder Masséna. Hij had een luisterrijk aandeel aan de veldslagen van Ulm, Austerlitz en Jena. In 1808 werd hij tot Comte de l'Empire verheven. Tegen het einde van datzelfde jaar zond Napoleon hem naar Spanje, waar hij door geestkracht en vastheid van wil menigen hinderpaal te boven kwam. Na iedere overwinning beijverde hij zich om er de vruchten van te verzekeren, door het nemen van doeltreffende administratieve maatregelen en het betoonen van een rechtvaardigheid en gematigdheid, die hem de achting aan de zijde der Spanjaarden deed verwerven. Gedurende de jaren 1808-1814, die hij in Spanje doorbracht, werd hij achtereenvolgens Generaal ‘en Chef,’ Maarschalk - 8 Juli 1811 - ter belooning voor de verovering van Tarragona Hertog van Albufera - 1813 -, Kolonel-Generaal van de garde en opperbevelhebber der beide legers van Aragon en Katalonië. Toen Napoleon hem na een afwezigheid van zeven jaren terug zag, ontving hij hem met deze woorden: ‘Maarschalk Suchet, ge zijt groot geworden, sedert ik u de laatste maal gezien heb.’Ga naar voetnoot*) Later heeft hij ditzelfde gevoelen uitgedrukt toen hij als balling op St. Helena zeide: ‘Suchet was iemand bij wien geest en karakter op een bewonderenswaardige wijze waren toegenomen.’Ga naar voetnoot†) Na 's Keizers val schaarde Suchet zich aan de zijde van de Bourbons en werd tot pair benoemd. Gedurende de honderd dagen verklaarde hij zich weder voor den Keizer, kreeg daarom na de tweede restauratie geen aanstelling doch werd door Lodewijk XVIII in 1819 in zijn waardigheid als pair hersteld. Hij overleed nabij Marseille den 3den Januari 1826. | |
[pagina 385]
| |
VI. Louis Gouvion, markies de Saint Cyr, geboren 13 April 1764 te Toul, wijdde zich eerst aan het schilderen van miniaturen, waarin hij zich gedurende de jaren 1782 en 1783 te Rome bekwaamde, doch trad tijdens de Revolutie in dienst. In 1798 na vier jaren te voren tot Divisie-Generaal te zijn opgeklommen, werd hij met het bevel over het leger te Rome belast, welke post hij wegens oneenigheid met het Directoire spoedig moest nederleggen. Vervolgens streed hij in Duitschland, Italië en Spanje, waarna hij in 1801 te Madrid als gezant in de plaats van Lucien Bonaparte werd aangesteld. Bij het oprichten van den Keizerstroon zag hij zich tot Kolonel-Generaal der kurassiers benoemd. Gedurende den veldtocht van 1807 streed hij in Pruisen en Polen en kreeg, na in 1808 tot Comte de l'Empire te zijn verheven, in datzelfde jaar het bevel over een korps in Spanje. De beschuldiging dat hij de belegering van Geronna (1809) niet krachtig genoeg had doorgezet en andere grieven die men ten onrechte tegen hem aanvoerde, noopten hem het leger te verlaten zonder zijn opvolger maarschalk Augereau af te wachten, hetgeen tengevolge had dat hij tot April 1811 arrest op zijn landgoed kreeg. In 1812 trok hij met het korps van maarschalk Oudinot naar Polotzk. Gedurende zijn verblijf aldaar bleek het hoe zijn passie voor het vioolspelen hem kon beheerschen. In het Jesuïtenklooster waar hij zijn intrek genomen had, offerde hij vele dagen en een gedeelte zijner nachtrust aan het vioolspelen op waarvan slechts de noodzakelijkheid om den vijand te lijf te gaan hem kon afleiden. Na de verwonding van Oudinot kreeg St. Cyr het bevel over diens korps en toen Napoleon St. Cyr's bloedige overwinning voor Polotzk vernam zond hij hem - 21 Aug. 1812 - den maarschalkstaf. In plaats nu St. Cyr van de gelegenheid gebruik maakte om zich aan zijn troepen te vertoonen, leefde de nieuw benoemde maarschalk in de grootst
mogelijke afzondering. Niemand kon bij hem toegelaten worden, tengevolge waarvan hij door zijne soldaten den bijnaam verkreeg van le hibou.Ga naar voetnoot*) Bij de noodlottige retraite uit de Russische sneeuwvelden werd hij zwaar gewond. Na zich in den slag bij Dresden in 1813 te hebben onderscheiden, bleef hij aldaar met zijn korps achter doch moest zich met 16,000 man in krijgsgevangenschap begeven,
gouvion st. cyr.
waaruit hij eerst na de restauratie ontslagen werd. Lodewijk XVIII die hij gedurende de honderd dagen trouw bleef, verhief hem tot pair en daarna tot markies. Hij overleed in 1830 op een reis tot herstel zijner gezondheid naar de Hyerische eilanden.
VII. Jozef Antoni vorst Poniatowski sproot uit een familie in Polen, die haren oorsprong uit het oud Italiaansche geslacht der Torelli afleidt. Hij werd den 7den Mei 1762 te Warschau geboren, trad reeds vroegtijdig in dienst, organiseerde in 1789 als Generaal-Majoor het Poolsche leger, onderscheidde zich zeer onder het bestuur van Kosciuszko gedurende de beide belegeringen van Warschau, wees na de overgave dezer stad de eervolle aanbiedingen van Katharina II en Paul I om in Russischen dienst te treden van de hand. Tijdens de samenstelling en vestiging van het Groothertogdom Warschau, welke gebeurtenis de vaderlandslievende hoop der Poolsche natie wederom deed ontwaken, leefde hij als een stil burger op zijn landgoederen in de nabijheid der hoofdstad van Polen. Poniatowski trad vervolgens andermaal in | |
[pagina 386]
| |
poniatowski.
dienst van zijn vaderland en werd tot Minister van Oorlog benoemd. In 1809 verdedigde hij het hertogdom tegen de Oostenrijkers en voerde drie jaren later bij den tocht naar Rusland, het opperbevel over het Poolsche leger. In den slag bij Leipzig - 16-18 October 1813 - bedreef hij wonderen van dapperheid en werd door Napoleon tot Maarschalk van het Keizerrijk verheven.Ga naar voetnoot*) Den 19den October gelastte de Keizer hem om den terugtocht van het gedecimeerde Fransche leger te dekken. Hij verzamelde toen al zijn Polen, besloten om den vijand die al meer en meer oprukte, tegen te houden. Aan beide zijden van den Elster vertoonde zich reeds vijandelijke troepen, toen Poniatowski met een klein gevolg aan den oever dier rivier verscheen. De eenige brug over die rivier vernield vindende, wierp Poniatowski zich in weerwil van zijn reeds bekomene wonde met zijn paard in den stroom, alwaar hij een noodlottigen dood vond. Zijn lijk, 24 Oct. door Saksische visschers teruggevonden, werd gebalsemd en naar Warschau vervoerd. In 1816 gaf Keizer Alexander vergunning dat het gebeente in de kerk van Krakau bij de Koningen en helden van Polen werd bijgezet. In den tuin van Reichenbach bij Leipzig is op de plaats, alwaar Poniatowski zich in de rivier stortte een gedenkteeken voor hem opgericht. Hij liet een natuurlijken zoon na, die in 1790 was geboren. VIII. Emanuel markies de Grouchy, geboren te Parijs den 23sten October 1766 werd op 20-jarigen leeftijd Luitenant bij de Garde du Corps, en zag zich in 1792 tot Brigade-Generaal bevorderd. Daar hij van adel was moest hij, bij het uitbreken der omwenteling, het leger verlaten, doch keerde weldra daarin terug, werd in 1795 tot Divisie-Generaal benoemd en voerde in 1798 het bevel over een divisie van het Italiaansche leger. In den slag bij Novi (1799) werd hij zwaar gewond en gevangen genomen, maar in 1800 uitgewisseld. Hij nam voorts met roem deel aan de veldslagen bij Hohenlinden, Eylau en Friedland. Na voor korten tijd in 1808 in Spanje gediend te hebben, werd hij in 1809 tot Comte l'Empire verheven en bij het Italiaansche leger onder Prins Eugène geplaatst dat aan den slag bij Raab deel nam. Niet minder onderscheidde
grouchy.
hij zich in den slag bij Wagram en in den Russischen veldtocht van 1812. Van April tot December 1813 was Grouchy non-actief en werd daarna belast met het opperbevel over de cavalerie van het groote leger. | |
[pagina 387]
| |
Na de restauratie werd hij verbannen doch mocht in Januari 1815 weder naar Frankrijk terugkeeren. Bij den terugkeer van Napoleon koos hij diens partij en nam den Hertog van Angoulême gevangen die zich aan het hoofd eener legermacht in de zuidelijke provinciën van Frankrijk had gesteld welke tot den Keizer overliep. Door Napoleon werd de Hertog weder edelmoedig ontslagen en verhief Grouchy tot maarschalk welke waardigheid, waarvan de officieele dagteekening onbekend is, hij gedurende de honderd dagen bekleedde, doch waarin hij den 1sten Aug. 1815 werd gesupprimeerd.Ga naar voetnoot*) Men heeft de schuld van het verlies van den slag van Waterloo waar hij het opperbevel over de reserve cavalerie voerde op hem geworpen, daar hij hoewel het aanhoudend kanonvuur bij Waterloo vernemende niet derwaarts trok, maar zich naar Wavre begaf. Hij meende echter zich aan Napoleon's bevelen te moeten houden, en zonder alle instructiën gelaten trok hij na de behaalde overwinning bij Wavre, bij het vernemen der nederlaag van Waterloo naar Namen. Grouchy werd vervolgens andermaal verbannen, vertrok naar N. Amerika, doch ontving in 1819 verlof om in Frankrijk terug te keeren. Zijn rang van maarschalk werd eerst den 19den November 1831 erkend, en in 1832 volgde zijn benoeming tot pair. Hij stierf in 1847.
Het kostuum, dat de maarschalken bij het oprichten van den Keizerstroon voorgeschreven werd bestond uit: blauw zijden jas waarvan de opslagen met goud borduursel voorzien waren, wit vest, dito korten pantalon, blauwen mantel met goud geborduurde opslagen en kraag. Sjerp met degen, hoed met witte pluim. De maarschalksstaf was 5 decimeters lang, 4 centimeters dik en met donkerblauw fluweel bekleed waarop gouden arenden prijkten. De inkomsten dezer illustere legeraanvoerders waren zeer verschillend, vooral degenen wien majoraten waren toegekend hadden een vorstelijk inkomen, terwijl de minst gefortuneerden toch nog genoeg hadden om hun rang en stand waardig te kunnen ophouden. Voor 't meerendeel heeft Napoleon zijn krijgsoversten willen beloonen voor hun bewezen diensten in de veldtochten van Italië en Egypte of wel voor hun betoonde toewijding op den 18den Brumaire, waardoor hij hen nauwer aan zijn persoon hoopte te verbinden. Dat die band geen hechte was bleek maar al te duidelijk toen de Napoleontische dynastie haar keerpunt bereikt had. Er ligt daarom in 's Keizers val iets tragisch doordat degenen die hij 't meest met weldaden had overladen hem zoo spoedig afvielen. Deze ontrouw herinnert ons aan een bon mot van de Talleyrand dat in enkele woorden den toestand van toen kenschetst. Zekere dame die in tegenwoordigheid van de Talleyrand hare hooge afkeuring over Marmont's afval uitsprak kreeg van dezen geslepen diplomaat ten antwoord: ‘Mon Dieu Madame, tout cela ne prouve qu'une chose, c'est que sa montre avançait et que tout le monde était à l'heure!’Ga naar voetnoot*) Hiermede bedoelde de staatsman dat Marmont de eigenlijke zondebok in zake de abdicatie is wegens de overhaasting waarmede hij tot de Bourbons overliep. Hij had genoeg van Napoleon evenals de andere maarschalken die zich nog achteraf hielden. Wel merkwaardig mag het heeten dat van die maarschalken in een der bloedigste tijdperken der geschiedenis slechts twee hunner - Lannes en Bessières - op het bed van eer stierven, terwijl er vijf Poniatowski, Berthier, Brune, Murat en Mortier op treurige wijze en niet op het slagveld hun leven eindigden.Ga naar voetnoot†) Sic transit gloria mundi! Vrijenban bij Delft, Aug. '04. |
|