Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 14
(1904)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe maarschalken van Frankrijk onder het eerste keizerrijk.
| |
[pagina 308]
| |
moncey.
welke dracht te dien tijde toen reeds lang bij het Fransche leger was afgeschaft. Ook maarschalk Lannes heeft langen tijd de pruik blijven dragen en moet die eerst in het jaar van zijn sneuvelen hebben afgeschaft.
10. Bon Adrien Jeannot Moncey, Hertog van Conegliano, geboren te Besançon 31 Juli 1754, werd door vriend en vijand geëerbiedigd. Door zijn vader voor de rechterlijke macht bestemd, nam hij op zijn 15de jaar, uit groote neiging tot den militairen stand heimelijk dienst. Door zijn ouders vrijgekocht, ging hij kort daarop weder in dienst, en ofschoon hij zijne studiën in 1773 te Besançon hervatte, deed hij zich het volgend jaar onder de gendarmen der Garde opnemen en kwam in 1778 als Luitenant bij de vrijwillige dragonders van Nassau-Siegen. Door de revolutie klom hij spoedig op, werd in 1794 Brigade-Generaal en eenige maanden later Divisie-Generaal. Aan Napoleon bewees hij belangrijke diensten en nam roemrijk deel aan den oorlog in Spanje. Na de afzetting van Napoleon tot de Bourbons overgegaan, werd hij tot pair verheven, welke betrekking hij gedurende de honderd dagen behield, terwijl hij later tevens aan de veroordeeling van Ney weigerde deel te nemen. Dientengevolge verloor hij al zijn waardigheden, werd op het slot Ham gevangen gezet, doch in 1819 weder tot pair benoemd. Na den dood van Jourdan in 1833 werd hij Gouverneur van het Hôtel des Invalides en stierf in 1842, den naam van een nobel, gematigd en rechtschapen man nalatende.
11. Edouard Adolphe Casimir Joseph Mortier, Hertog van Treviso, geboren den 13den Februari 1768 te Cateau-Cambrésis (Nord) ontving een wetenschappelijke opleiding, trok in 1791 als kapitein van een bataljon vrijwilligers uit, werd in 1799 tot Brigade-Generaal benoemd en nam met onderscheiding aan de oorlogen der Republiek en het Keizerrijk deel. In den Russischen veldtocht voerde hij het bevel over de jonge garde en kreeg als Gouverneur van Moscou den 21 November 1812 last het Kremlin in de lucht te laten springen. Blinde gehoorzaamheid aan de bevelen van Napoleon was eene voorwaarde om roem te verkrijgen. Mortier deelde met den maarschalk Ney de eervolle taak, om de overblijfselen van het groote leger te redden. Het was aan Mortier gegeven om het luisterrijkste punt van het keizerlijke tijdvak te bereiken en in de laatste onheilen van den Keizer te deelen. Hij heeft den geheelen veldtocht van 1814 medegemaakt en verdedigde met Marmont Parijs tegen de geallieerden. Lodewijk XVIII benoemde hem tot pair van Frankrijk. Bij
mortier.
| |
[pagina 309]
| |
de terugkomst van Napoleon droeg deze hem de inspectie van de vestingen aan de N. en O. grenzen op. Bij de tweede restauratie werd hem het pairschap ontnomen, omdat hij weigerde den maarschalk Ney te vonnissen, doch werd in 1819 opnieuw tot die waardigheid verheven. Zijn leven eindigde op treurige wijze den 28sten Juli 1835, toen hij Koning Louis Philippe bij een groote revue vergezelde op den boulevard du Temple door de helsche machine van Fieschi, die op den Koning gemunt was, doodelijk getroffen werd en weinige uren daarna stierf. Toen de mare van dien aanslag zich onder het volk verspreidde, hoorde men aan alle kanten uitroepen: ‘Neen, neen, de hertog van Treviso is niet gedood, maar de Maarschalk Mortier.’ Dit was de eenige naam onder welken hij bij het volk van Parijs bekend stond.
12. Nicolas Jean de Dieu Soult, Hertog van Dalmatie, werd den 29sten Maart 1769 te St. Amans-la-Bastide geboren, waar zijn vader notaris was. Napoleon noemde hem Son Premier Manoeuvrier, welken bijnaam niet minder vleiend was dan dien waarmede hij maarschalk Ney vereerde. Als gewoon soldaat was Soult in 1785 in dienst getreden en zag zich reeds in 1799 tot Divisie-Generaal bij het leger van Masséna bevorderd. Onder dezen aanvaardde hij in 1800 het bevel over den rechter vleugel van het leger in Italië. Op den terugtocht werd hij gewond en gevangen genomen. In 1805 voerde hij het bevel over het 4de legercorps en behaalde in den slag bij Austerlitz grooten roem. In den veldtocht van 1806 commandeerde hij bij Jena den rechtervleugel en sloeg den maarschalk Kalkreuth. Na den vrede van Tilsit verhief de Keizer hem tot Hertog van Dalmatie en zond hem in 1808 naar Spanje, waar hij verschillende bloedige gevechten leverde. In den loop van het volgende jaar rukte hij naar Portugal op en maakte zich van de hoofdplaats meester. Gedurende zijn verblijf te Oporto baarde het opzien, dat hij hetzij uit eigen beweging, hetzij tengevolge van het verlangen van eenige voorname inwoners, het denkbeeld koesterde om zich tot souverein Vorst van Portugal,
soult.
als Nicolaas I, te doen uitroepen. Eenige proclamatiën van den chef van zijn staf gaven zulks aan het leger genoegzaam te kennen en Napoleon die hiervan niet onkundig bleef, was hierover ten zeerste verstoord. In Maart 1813 kreeg Soult het bevel om den veldtocht in Duitschland bij te wonen, waar hij deel nam aan de veldslagen van Lützen en Bautzen. Na de nederlaag van Koning Joseph bij Vittoria zond Napoleon hem in Juli van hetzelfde jaar weder naar Spanje terug, waar hij door Wellington in 1814 bij Toulouse geslagen werd. Soult hield veel van de schilderijen van Murillo en bracht er ook enkele uit Spanje mede. Toen hij den val van Napoleon vernam, onderwierp hij zich aan Lodewijk XVIII, die hem tot Minister van Oorlog aanstelde, welke betrekking hij echter, wegens zijn dubbelzinnig optreden, bij den terugkeer van Napoleon moest nederleggen.Ga naar voetnoot*) Hij schaarde zich nu weder onder de vanen van den Keizer, die hem tot Majoor-Generaal benoemde, in welke hoedanigheid hij aan den slag bij Waterloo deelnam. Na de tweede restauratie werd hij verbannen en begaf zich naar Dusseldorf, doch kon reeds in 1819 terugkeeren. Karel X ver- | |
[pagina 310]
| |
davout.
hief hem tot pair en onder Louis Philippe was hij Minister van Oorlog. Hij overleed te St. Amans in 1851. Kort voor zijn dood werd hij nog tot Maréchal-Général de France genoemd, eene waardigheid die tot hiertoe alleen door Turenne en Villars bekleed was.
13. Louis Nicolas Davout, Hertog van Auerstädt, Prins van Eckmühl, uit een adelijk geslacht geboren te Arnoux (Yonne) 10 Mei 1770, was een man naar Bonaparte's hart, geheel in zijn stijl, kort aangebonden en op geen beetje bloed ziende, vandaar hij den bijnaam had van Le Sanglant Davout. Hij werd in 1788 Luitenant bij de cavalerie en in 1793 Generaal, doch moest zijn ontslag nemen tengevolge van het besluit, dat alle voormalige adellijken buiten dienst stelde. De 9de Thermidor riep hem weder onder de wapenen en in 1798 vergezelde hij Napoleon naar Egypte. Na den veldslag bij Marengo werd hij bevelhebber der grenadiers van 's Consuls lijfwacht, en na de oprichting van het Keizerrijk General en Chef der Keizerlijke Garde Grenadiers. In den slag bij Austerlitz droeg hij veel bij tot de overwinning. Dat hij echter de Pruisen te Auerstädt versloeg is grootendeels het werk geweest van zijn onderbevelhebbers de Generaals Legrand, Morand en Gudin.Ga naar voetnoot*) Na den rampspoedigen Russischen veldtocht trok hij tegen Hamburg op, dat inmiddels door den Russischen Generaal Tettenborn bezet was, nam die plaats en onderdrukte hare inwoners op een ongehoorde wijze. Eerst na den val van Napoleon verliet Davout op bevel van Lodewijk XVIII in 1814 deze stad. Bij den terugkeer van Napoleon te Parijs in 1815 werd hij tot Minister van Oorlog benoemd. Toen de verbondene mogendheden, na Waterloo, tegen Parijs oprukten, sloot Davout als opperbevelhebber een krijgsovereenkomst met Blücher en Wellington, volgens welke hij het Fransche leger achter de Loire deed trekken. Hij onderwierp zich aan Lodewijk XVIII, noodigde ook het leger daartoe uit, gaf op 's Konings bevel het kommando aan maarschalk Macdonald over. Toen maarschalk Ney voor de rechtbank der Pairs werd gevoerd uitte hij zijn verontwaardiging daarover in een krachtige fiere taal, die echter geen ingang vond. Daarna ging hij zijn landgoed Savigny-sur-Orge bewonen en overleed in Juni 1823, na vier jaren te voren tot pair van Frankrijk te zijn verheven. Vastheid van karakter en heldenmoed waren de kenmerkende eigenschappen van dezen veldheer, wiens krijgsmans-gestrengheid dikwijls tot wreedheid overging. 14. Jean Baptiste Jules Bernadotte, Prins van Ponte-Corvo, Koning van Zwe-
bernadotte.
| |
[pagina 311]
| |
den en Noorwegen, als zoodanig heette hij Karel XIV. Hij was de zoon van een rechtsgeleerde en werd den 26sten Januari 1763 te Pau geboren. In 1780 trad hij als vrijwilliger in dienst bij het Fransche leger, waar hij spoedig opklom en zich als Divisie-Generaal bij de veldtochten van 1794 en '97 met roem overdekte. Als gezant te Weenen moest hij spoedig de wijk nemen tengevolge van een oproer, dat ontstaan was door het uitsteken van de driekleurige vlag uit zijn hotel. Onder Jourdan was hij in 1799 bevelhebber, vervolgens voor een korten tijd Minister van Oorlog en weldra lid van Napoleon's Staatsraad. In 1800 kreeg hij het bevel over het Westelijke leger, onderdrukte met veel beleid een opstand in de Vendée en werd in 1804 Stadhouder van Hannover, waar hij zich zeer bemind maakte. Een groot aandeel had hij in de overwinningen bij Ulm en Austerlitz. In 1806 werd hij tot Prins van Ponte-Corvo verheven. Door zijn huwelijk met mej. Désirée Clary, eene zuster van de vrouw van Joseph Bonaparte, was hij aan de familie Bonaparte geparenteerd. Op vijftienjarigen leeftijd - in 1794 - had zij zich eerst door Napoleon het hof laten maken, die toen slechts de arme op half-tractement gestelde artillerie-generaal was, wiens dienstaanbiedingen door de Conventie werden van de hand gewezen. Vermoedelijk zou er een nauwere verbindtenis tusschen haar en Bonaparte tot stand zijn gekomen, wanneer verschillende omstandigheden die niet hadden verijdeld. Joseph Bonaparte was met lastbrieven van het Comité van Algemeen Welzijn naar Genua gezonden; zijn jeugdige gade en hare zuster Désirée vergezelden hem. Mogelijk waren het de nieuwe afwisselende indrukken der reis, mogelijk was het ook de omgang met andere officieren, welke minder afgetrokken en somber gestemd waren, dan de generaal Bonaparte, die de liefde van Désirée Clary voor hem deden verkoelen. Ook haar vader, een rijk koopman te Marseille, toonde zich alles behalve ingenomen met Napoleon's genegenheid voor Désirée en gaf voor ‘dat hij reeds genoeg aan éénen Bonaparte in zijne familie had.’Ga naar voetnoot*) De betrekking waarin Bernadotte tot Napoleon stond, jegens wien hij een ijverzucht en antipathie koesterde, welke hij niet altijd wist te verbergen, bleef voortdurend gespannen.
kellermann.
Als Gouverneur-generaal zou hij naar Rome gaan, toen de Zweedsche afgevaardigden hem zijn benoeming tot Kroonprins van Zweden kwamen aankondigen. Hij trad nu tot de Protestantsche Kerk over, werd door Karel XIII Koning van Zweden en Noorwegen geadopteerd en nam de namen van Karel Johan aan. Als aanvoerder van het Noorder leger der geallieerden streed hij in 1813 bij Grossbeeren, Dennewitz en Leipzig. In 1818 besteeg hij den troon van Zweden en Noorwegen en trachtte de materieele welvaart van zijn aangenomen vaderland krachtig te bevorderen. Hij overleed den 8 Maart 1844 en werd door zijn zoon Oscar (Karel XV) opgevolgd.
De krijgsoversten die in 1804 tot honorair maarschalk werden benoemd, waren:
A. François Christophe Kellermann, Hertog van Valmy, uit den boerenstand, te Weiler nabij Rothenburg vermoedelijk in | |
[pagina 312]
| |
1737 geborenGa naar voetnoot*), had reeds met onderscheiding in den zevenjarigen oorlog gediend en was in 1788 tot maréchal-de-camp opgeklommen, toen de omwenteling uitbrak. In 1792 bekleed met het bevel over het leger van de Moezel, sloeg hij de Pruisen bij Valmy. In 1793 gevangen genomen, doch na den val van Robespierre, in 1794, weder in vrijheid gesteld, ontving hij in 1795 het bevel over het leger der Alpen, en werd nadat hem de maarschalksstaf was toegekend, door Napoleon met verschillende belangrijke commandementen belast. Na de restauratie werd hij pair van Frankrijk en stierf den 12en Sept. 1820. Hij had den wensch te kennen gegeven, dat na zijn dood zijn hart in de velden van
lefèbvre.
Valmy nedergelegd en te dier plaatse een eenvoudig gedenkteeken opgericht zou worden, waarop te lezen stond: ‘Ici sont morts glorieusement les braves qui ont sauvé la France au 20 Septembre 1792. Un soldat, qui avait l'honneur de les commander dans cette mémorable journée, le maréchal Kellermann, duc de Valmy, dictant après 28 ans, ses dernieres volontés, a voulu que son coeur fut placé au milieu d'eux,’ Zijn zoon, François Etienne, de bekende cavalerie-generaal, die zich bij Marengo en Waterloo onderscheidde, heeft dezen laatsten wensch getrouw vervuld.
B. François Joseph Lefèbvre, Hertog van Dantzig, was de zoon van een molenaar en den 15den October 1755 te Ruffach geboren. Bij de Fransche gardes nam hij in 1773 dienst en ging, nadat deze ontbonden waren, bij een bataljon der Nationale Garde over. Daar hij in 1792 de betalingskas gered had, werd hij tot Kapitein bevorderd en ging bij het actieve leger over, waar hij zeer spoedig tot Divisie-Generaal opklom. Groote overwinningen heeft hij voor zijn Keizer bevochten en ook bij het binnenrukken der verbondene mogendheden hield hij zich zoolang mogelijk staande. Zijn belangrijkste wapenfeit is wel de inneming van Dantzig in 1807 waarvoor hij tot Hertog dier stad werd verheven. Eigenaardig is wel de wijze waarop de Keizer hem dien titel verleende. Tijdens zijn tweedaagsch verblijf te Dantzig kort na de capitulatie dier vesting, liet Napoleon op een morgen Lefèbvre bij zich ontbieden en begroette hem bij zijn komst aan de ontbijttafel, waar ook Berthier aanzat, met de woorden: ‘Goeden morgen, mijnheer de Hertog neem plaats.’ Lefèbvre keek verwonderd op, zich als zoodanig te hooren betitelen, en dacht dat de Keizer met hem den draak stak, doch toen Z.M. hem steeds met dien titel bleef aanspreken werd hij er toch ten slotte verlegen mede. Om zijne verlegenheid nog te verergeren, vroeg de Keizer hem: ‘Gebruikt u gaarne chocolade, mijnheer de Hertog?’ ‘Ja Sire’ was zijn antwoord. ‘Welnu, dan zult ge daar vandaag niet mede ontbijten, maar ik zal er u een pond van ten geschenke geven afkomstig uit de stad Dantzig, want daar gij die vesting veroverd hebt, is het niet meer dan billijk, dat zij u iets opbrenge.’ Daarna stond de Keizer op en een kistje openende, haalde hij er een langwerpig pakje uit en reikte dit den maarschalk over, met de woorden: ‘Neem deze chocolade, Hertog van Dantzig, zulke kleine geschenken | |
[pagina 313]
| |
de pérignon.
onderhouden de vriendschap!’ De maarschalk bedankte den Keizer, stak de chocolade in zijn zak en nam weder zijn plaats aan tafel in. Midden tusschen de andere gerechten in stond een pastei, die de stad Dantzig moest voorstellen. Toen dat gerecht aan de beurt kwam, zeide Napoleon tot den nieuw benoemden Hertog: ‘Men kon aan deze pastei geen vorm geven, die meer naar mijn zin was. Tast toe, mijnheer de Hertog, want ziedaar uwe verovering!’ Lefèbvre gehoorzaamde en de drie dischgenooten aten van de pastei, die zich uitmuntend liet smaken. Toen Lefèbvre, die voortaan den titel van Hertog van Dantzig droeg, tehuis was gekomen, haastte hij zich het pakje te openen. Hoe groot was zijne verbazing, daarin een waarde van 100,000 kronen aan bankpapier te vinden.Ga naar voetnoot*) Milddadigheid was de Keizer niet vreemd en dikwijls beloonde hij zijn krijgsoversten veel meer dan zij er feitelijk aanspraak op hadden. Na den val van Napoleon onderwierp Lefèbvre zich aan de Bourbons en werd in 1814 tot pair benoemd. Daar hij deze waardigheid gedurende de honderd dagen niet nederlegde verloor hij haar bij de tweede restauratie, ofschoon hij in 1819 weder in de pairskamer trad. Hij overleed te Parijs 14 September 1820 nadat zijn twaalf zonen reeds vóór hem ten grave waren gedaald. Zijn vrouw bekend om het ‘sans gêne’ in hare manieren was voorheen marketenster geweest en kon zich over haar vroeger beroep dikwijls vroolijk maken. Drie-en-tachtig was zij bij haar dood en haar bestaan is vereeuwigd in Sardou's bekend tooneelstuk ‘Madame Sans Gêne’.
C. Dominique Cathérine markies de Pérignon, geboren den 31sten Mei 1754 te Grenade in het Dept. Haute-Garonne, trad als Luitenant in dienst, bracht het spoedig tot Kolonel, kreeg in 1791 het bevel over een legioen in de Oostel. Pyreneën, en ontving in 1793 den rang van Brigade- en daarna van Divisie-Generaal. Bij het leger in Italië deelde hij den 17den Augustus 1799 in de nederlaag bij Novi en werd gevangen genomen. Van 1806-1808 was hij Gouverneur van Parma en Piacenza en voerde tot 1814 het opperbevel over de Napelsche troepen. In 1808 was hij tot Comte de l'Empire verheven. Lodewijk XVIII benoemde hem tot pair en markies. Bij Napoleon's terugkeer trachtte hij vruchteloos de royalisten in het zuiden te organiseeren en verliet toen het land. Na de tweede restauratie werd hem het bevel der eerste militaire afdeeling opgedragen. Hij overleed te Parijs in 1818.
sérurier.
| |
[pagina 314]
| |
D. Jean Mathieu Philibert Graaf Sérurier, den 8sten December 1742 te Laon geboren, trad zeer vroeg in den krijgsdienst, maakte de veldtochten van Portugal in 1762 en van Corsica in 1771 mede, omhelsde met geestdrift de zaak der omwenteling, werd in 1793 Brigade-Generaal, en in 1795 Divisie-Generaal. Hij onderscheidde zich vooral in den ongelukkigen veldtocht van Italië in 1799, waar hij alleen door zijn moed en bekwame manoeuvres zijn corps van den ondergang redde. Na den slag van Cassano [27 April 1799] echter, zag hij zich van het centrum afgesneden en door de overmacht gedwongen de wapenen neder te leggen. Suwarow ontving den overwonnen generaal met de meeste onderscheiding. Op zijn woord ontslagen wordende, keerde hij naar Frankrijk terug en ondersteunde Bonaparte in zijn staatsgreep op den 18en Brumaire. Napoleon vergat de diensten niet, die hem bij deze gelegenheid door zijn ouden wapenbroeder bewezen werden en benoemde hem o.a. tot Comte de l'Empire (1880) en Gouverneur van het Hôtel des Invalides. Niettegenstaande al de weldaden die hij van Napoleon mocht ontvangen, viel Sérurier den Keizer af en stemde in den Senaat voor zijne vervallenverklaring. Lodewijk XVIII beloonde hem hiervoor met de waardigheid van pair. Na de tweede restauratie ontnam men hem deze waardigheid en het bevel over de Invalieden, omdat hij, op het Meiveld Napoleon was gaan begroeten. Hij stierf in 1819. In 1863 werd voor hem te Laon een standbeeld opgericht. (Slot volgt.)
* * *
NB. Door een zetfout staat er op den eersten regel 1ste kolom van het vorige hoofdstuk den 20en December; dit moet wezen den 2en December a.s. Achter Joseph Bonaparte, 16en regel, 2de kolom, moet volgen ‘Grand Electeur’ (Groot Keurvorst). |
|