Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 14
(1904)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe maarschalken van Frankrijk onder het eerste keizerrijk.
| |
[pagina 250]
| |
jourdan.
Sedert 1803 was hij lid van den Senaat en daarna Staatsraad. Als generaal-majoor stond hij Koning Joseph Napoleon in Napels en vooral in Spanje ter zijde. Lodewijk XVIII verhief hem in 1815 tot graaf. Hij was voorzitter van den krijgsraad in de zaak van maarschalk Ney, viel in ongenade, daar de raad zich incompetent verklaarde, maar werd in 1819 tot pair verheven. In 1830 werd hij gouverneur van het Hôtel des Invalides te Parijs en overleed in 1833.
2. Alexandre Berthier, Prins van Neufchâtel en van Wagram, Opperjagermeester, Vice-Connétable, Minister van Oorlog, Majoor-Generaal van het leger te velde en in alles Bonaparte's rechterhand, was geboren te Versailles den 20sten November 1753. Voor de Fransche Revolutie ging hij met Lafayette naar Amerika en streed voor de onafhankelijkheid der koloniën dapper tegen de Engelschen. Gedurende de omwenteling werd hij Generaal-Majoor der Nationale Garde te Versailles en klom in 1795 op tot divisie generaal bij het leger in Italië. Hij stond tot Bonaparte in zeer vertrouwelijke betrekking, en diende hem met zijn talent en zijn kennis bij al zijne veldtochten. Zijn geest wist de gebeurtenissen met juistheid te schetsen maar de gave ontbrak hem er kleur en leven aan te geven, van daar dat in al de door hem vervaardigde rapporten de krijgszaken met groote nauwkeurigheid doch in sobere bewoordingen worden verhaald. Napoleon overlaadde hem met gunstbewijzen. Hij ontving van den keizer de door Pruisen afgestane vorstendommen Neufchâtel en Valingin, en, na den slag van Wagram tot belooning zijner betoonde dapperheid, den titel van Prins van Wagram. Na den val van Napoleon betoonde hij zich ondankbaar voor de van dezen ontvangen gunstbewijzen en onderwierp zich aan Lodewijk XVIII. Toen die vorst in het voorjaar van 1814 te Compiègne verscheen, alwaar het voorloopig Bestuur de Ministers en de Maarschalken hem hun hulde kwamen aanbieden, was het Berthier die Z.M. uit naam der Maarschalken van Frankrijk verwelkomde. Deze zeide toen o.a.: ‘Que la France, gémissant depuis vingt-cinq ans sous le poids des malheurs dont elle était accablée, attendait le jour fortuné qu'elle voyait luire.’Ga naar voetnoot*) Berthier had moeten zeggen ‘tien jaren’ doch hoe dit zij, is het niet meer dan trouweloos dat deze taal werd gesproken door een persoon, dien de Keizer met weldaden en gunsten had overladen! Bij den intocht van Lodewijk XVIII te Parijs was het weer Berthier, die aan het hoofd van den stoet reed waarin zich verscheidene maar-
berthier.
| |
[pagina 251]
| |
schalken bevonden en bij welke gelegenheid hij door het volk met den kreet van: ‘A l'île d'Elbe, Berthier! à l'île d'Elbe!’ ontvangen werd.Ga naar voetnoot*) Het volk gevoelde fijner dan de voormalige gunsteling van Napoleon. De gebeurtenissen van 1815 brachten hem echter tot geheele radeloosheid en hij week naar Bamberg. Hier eindigde hij den 1sten Juni 1815 op het kasteel Bamberg, dat toenmaals de woonplaats was van zijn schoonvader den gewezen vorst van Deux-Ponts, tevens zwager van den Koning van Beieren, op noodlottige wijze zijn leven. Binnen zijn paleis de muziek van eenige regimenten hoorende, trad hij voor het venster om ze te zien voorbij trekken. Deze regimenten waren voor Frankrijk bestemd en het zien dier troepen ontroerde hem zoodanig, dat hij, door een beroerte getroffen uit het venster op de straat nederstortte, alwaar hij weldra den geest gaf.
3. André Masséna, Prins van Essling, Hertog van Rivoli, werd 6 Mei 1758, te Nice geboren, waar zijn vader wijnhandelaar was. Eerst werd hij voor de koopvaardij bestemd, maar daar die loopbaan hem geen vooruitzichten opende trad hij in dienst bij het regiment ‘Royal-Italien.’ Na veertien jaren gediend en het slechts tot den graad van adjudant-onderofficier gebracht te hebben, nam hij, na intusschen in het huwelijk te zijn getreden, ontslag uit het leger en keerde in het burgerlijke leven terug. Toen de omwenteling uitbrak omhelsde hij met geestdrift de zaak der vrijheid, trad wederom in dienst en ging een nieuw leven tegemoet. Snel klom hij nu in rang op en zag zich in 1794 reeds tot divisie-generaal bevorderd. Bij hetzelfde besluit, waarbij hij zich tot dezen hoogen rang verheven zag, werd Bonaparte tot brigade-generaal benoemd, en was Masséna toen eenigen tijd Generalissimus der Fransche Republiek. Hij won den slag van Zurich toen Brune de Anglo-Russen te Castricum versloeg en Bonaparte zich gereed maakte uit Egypte te repatrieeren.
masséna.
Masséna had den bijnaam van l'Enfant chéri de la Victoire en wegens zijn buitengewone verdiensten als tacticus werd hem den Maarschalksstaf toegekend. Na den vrede van Tilsit werd hij tot Hertog van Rivoli verheven. Op een jachtpartij van het hof schoot Berthier, doch ook wordt beweerd dat het Napoleon was, hem bij ongeluk het linkeroog uit. Na den slag bij Wagram verhief Napoleon hem tot vorst van Essling. De Keizer zond Masséna naar Portugal, maar beging den misslag hem het opperbevel binnen het geheele Spaansche schiereiland niet op te dragen. Verscheidene Fransche legers waren over dit laatste verdeeld, wier aanvoerders naijverig op elkander waren en hun opperbevelhebber onder allerlei voorwendsels hun ondersteuning onthielden. Masséna zag zich aan alle kanten misleid. Men had hem de stellige verzekering gegeven, dat hij 90,000 strijders onder zijne bevelen zou hebben, maar hij vond noch de troepen, noch den krijgsvoorraad, die hij behoefde. En toen gebeurde er, wat er bij dergelijke omstandigheden gewoonlijk gebeurt, zij die de aanklagende stem van Masséna te vreezen hadden, beijverden zich om tegen hem te schreeuwen en hij gaf hun ruim spel, want, boven iedere aanklacht verheven, be- | |
[pagina 252]
| |
lannes.
waarde hij het stilzwijgen. Het Engelsch Portugeesche leger was tenminste tweemaal sterker dan dat der Franschen en toch zou het Masséna, wanneer hij slechts goed ondersteund ware geworden, gelukt zijn, om over Wellington te zegevieren. Een ernstige ziekte noodzaakte hem om naar Frankrijk weder te keeren. De Keizer droeg hem toen het bevel over de 8ste militaire divisie (Marseille) op. Vermelden wij nog dat geheel in tegenstelling met de maarschalken Soult en Suchet die voor het welzijn der soldaten gedurende den Spaanschen veldtocht ter dege zorg droegen en het hun vooral aan noodzakelijke kleeding stukken als lakens, hemden, schoenen enz. niet deden ontbreken, was Masséna slechts er op uit om zijn eigen kas met klinkende specie te vullen. Hij gaf geen gehoor aan de roepstem van Napoleon om hem bij zijn terugkomst uit Elba te volgen en nam eerst na den slag van Waterloo het bevel over de Nationale Garde te Parijs op zich. Na de tweede restauratie leefde hij ambteloos en stierf in 1817. Op het kerkhof Père Lachaise te Parijs prijkt op zijn graf een obelisk van wit marmer.
4. Jean Lannes, Hertog van Montebello, uit arme ouders te Lectours (Gers) 10 April 1769 geboren, was blauwverversknecht te Auch, toen de Fransche omwenteling uitbrak, trad in 1792 als vrijwilliger in dienst en klom door dapperheid reeds in 1795 tot Overste op. Na den vrede van Bazel door den volksvertegenwoordiger Aubry op de lijst der officieren geplaatst, die wegens onbekwaamheid werden afgezet, trad hij als vrijwilliger bij het leger van Italië in dienst, waar hij de opmerkzaamheid van Bonaparte tot zich trok, onder wien hij spoedig tot den rang van brigade-generaal opklom. In 1802 zag hij zich als gevolmachtigd minister naar Portugal gezonden, welke benoeming, naar beweerd wordt, een soort van ongenade was en door intrigues moet bewerkt zijn. De loopbaan van dezen Roland, die kort maar schitterend was, eindigde in den slag bij Essling 22 Mei 1809, toen een kanonskogel hem de beide beenen trof. Interessant is 't te vernemen wat omtrent die zware verwonding Generaal Thoumas in zijn biographie over Lannes mededeeltGa naar voetnoot*). ‘De chirurgijns verbonden hem en hielden daarna een geheime conferentie waarbij de Larrey er voor was het been waarvan de knieschijf gebroken was af te zetten. Een van hen wilde beide beenen afzetten. Dr. Yvan verzette zich tegen alle amputatie, hij kende den maarschalk sinds lang en verzekerde dat zijn zedelijke moed hoop gaf hem te redden, terwijl een operatie hem bij de heerschende zoele en onweersachtige weersgesteldheid zou dooden. Daar Larrey aan het hoofd van den Geneeskundigen dienst stond werd het been afgezet. De maarschalk onderging de operatie met grooten moed en nauwelijks was zij afgeloopen of de Keizer verscheen. Die ontmoeting was treffend. Napoleon viel op de knieën en omhelsde al weenende den maarschalk wiens bloed zijn wit vest kleurde. Het verhaal dat Lannes den Keizer verwijten zou hebben gedaan is uit de lucht gegrepen, want de latere Generaal Marbot die als adjudant van den maarschalk bij die ontmoeting tegenwoordig was en diens lichaam ondersteunde, zoodat hij ieder woord kon opvangen dat gewisseld werd, bevestigt zulks op de meest stellige wijze. De maarschalk was integendeel geroerd en toen Napoleon hem moest verlaten daar zijne tegenwoordigheid bij de troepen | |
[pagina 253]
| |
vereischt werd, zeide hij tot Lannes: ‘Ge moet blijven leven, vriend’, waarop deze antwoordde terwijl hij 's Keizers handen greep: ‘Dat wensch ik, als ik nog nuttig kan zijn voor Frankrijk en voor Uwe Majesteit!’ Doet dit tooneel ons niet een blik in het zieleleven van Napoleon geven en zien we hier tevens niet uit dat deze man van ijzer en staal somwijlen ook gevoelsmensch kon wezen? Na een smartelijk lijden bezweek L. den 31 Mei 1809; zijn stoffelijk overschot werd naar Straatsburg overgebracht en in 1810 in het Pantheon te Parijs bijgezet. Napoleon getuigt van L. in zijn Mémoires gedicteerd op St. Helena: ‘Lannes was de beste der Fransche generaals die op het slagveld met 25,000 man Infanterie kon maneuvreeren’ Als krijgskundige stond L. boven Moreau en Soult en was na Massena een veldheer wiens krijgsgenie bovenal op het slagveld als door inspiratie met kracht ontwaakte. Lannes was gehuwd met mej. Guéhéneuc die hem verscheidene kinderen schonk en in 1810 tot hofdame bij Keizerin Marie Louise werd aangesteld.
5. Michel Ney, Hertog van Elchingen, Prins van de Moskowa, geboren den 10en Januari 1769 te Sarrelouis Moselle, trad reeds vroegtijdig in dienst en was bij het begin der omwenteling officier der huzaren. Hij onderscheidde zich onder Kléber, werd in 1796 brigade-generaal, in 1799 divisie-generaal, diende hij het leger van den Donau en den Rijn en nam aan Napoleon's veldtochten met roem deel. Tijdens den Russischen veldtocht verrichtte hij bij Smolensko, vooral echter aan de Moskowa wonderen van dapperheid. Napoleon noemde hem hier ‘le brave des braves’ en schonk hem na den slag, den titel van Prins van de Moskowa. Bij den noodlottigen terugtocht van de Moskowa redde hij de overblijfselen van het groote leger. In den veldtocht van 1814 streed hij met vertwijfeling, maar, daar alle tegenstand vruchteloos was, dwong hij den Keizer als 't ware afstand te doen van den troon en ging tot de partij der Bourbons over. Lodewijk de XVIII benoemde hem tot pair en gaf hem een belangrijk commando. Bij den terugkeer van Napoleon in 1815 gaf Ney de ontstelde koninklijke familie de verzekering, dat hij Napoleon ‘als een wild dier in een ijzeren kooi naar Parijs zou brengen’Ga naar voetnoot*). In weerwil van deze belofte liep de maarschalk door zijne wankelmoedige natuur waarschijnlijk geen weerstand hebbende kunnen bieden aan den betooverenden invloed van Napoleon, met zijn geheele legercorps tot den Keizer over, wiens weg naar Parijs een onafgebroken triomftocht was. In den slag bij Waterloo streed Ney met onbezweken moed, doch zijn gehouden gedrag tijdens de honderd dagen had tengevolge hij door de Kamer der Pairs werd ter dood veroordeeld. De executie geschiedde in den morgen van den 7en December 1815 aan het uiteinde van den tuin van het ‘Luxembourg’ te Parijs. Nauwelijks was hij daarheen geleid of hij plaatste zich voor het executie-peloton, legde de rechterhand op de borst, wierp zijn hoed van zich en riep uit: ‘Leve Frankrijk! Richt op het hart, kameraden!’ Gemeenzaam in den omgang met zijn wapenbroeders toonde hij zich nimmer, hij was jaloersch van hen, behalve van Maarschalk Macdonald met wien hij op goeden voet stond. Met den Prins van Neufchâtel
ney.
| |
[pagina 254]
| |
augereau.
was hij gebrouilleerd en in zijn hart verfoeide hij NapoleonGa naar voetnoot*). Op den smallen drempelsteen dien zijn graf op Père Lachaise bedekt staat slechts te lezen: ‘Au maréchal Ney.’
6. Pierre François Charles Augereau, Hertog van Castiglione, geboren te Parijs, 11 November 1757, zoon van een koopman in vruchten, had voor de vestiging van het Fransche Keizerrijk een veelbewogen leven achter zich. Eerst diende hij als karabinier in het Fransche leger, daarna als deserteur in Oostenrijk, Spanje, Portugal en Napels en vestigde zich in 1787 als schermmeester te Napels. Toen hij in 1792 met zijne landgenooten van daar verbannen werd, trad hij als vrijwilliger bij het leger in Italië en klom zeer spoedig tot de hoogere rangen op, zoodat hij reeds in 1794 bij het leger der Pyreneën als brigade-, en bij het leger van Italië als divisie-generaal onder Bonaparte aangesteld werd. Hij nam aan de meest bekende veldtochten van Napoleon deel en voerde het opperbevel over de troepen der Bataafsche Republiek van Januari-Juli 1800. Napoleon schatte hem hoog wegens zijn eerlijkheid en strenge tucht, maar twijfelde aan zijn veldheerstalent en was hem wegens zijn Republikeinsche gevoelens en heftigheid weinig genegen. Generaal Baron de MarbotGa naar voetnoot*) getuigt echter van hem dat hij een welwillende persoonlijkheid was en dat van de vijf maarschalken onder wiens bevelen hij diende Augereau degene was die hart voor zijn officieren had en met wie hij omging als de vader met zijne kinderen. Als staaltje van zijn geestkracht diene dat hij zich in den slag bij Eylau op zijn paard liet vastbinden daar de koorts hem zoodanig had aangegrepen dat hij niet zadelvast was. Zijn korps werd in dien slag deerlijk gehavend en hij zelf zwaar gewond, waarna Napoleon hem tot herstel zijner gezondheid naar Frankrijk terugzond. Toen hij in 1814 de abdicatie van Napoleon te Valencia vernam, maakte hij deze in harde bewoordingen aan zijn troepen bekend, terwijl hij de Keizer bij een ontmoeting op diens reis naar Elba beleedigend bejegende. Hij bood zijn diensten aan, aan Lodewijk XVIII, die hem tot pair van Frankrijk benoemde en een commando in Normandië toevertrouwde. In 1815 verklaarde hij zich weer voor Napoleon, die hem echter als verrader beschouwde en niet aanstelde. Ook na de herstelling van het Koningschap kreeg hij geen betrekking, hoewel hij pair van Frankrijk bleef. Hij begaf zich naar zijn landgoed La Houssaie, waar hij 11 Juni 1816 overleed.
brune.
| |
[pagina 255]
| |
7. Guillaume Marie Anne Brune, geboren te Brives-la-Gaillarde, 13 Maart 1763, leefde tot 1792 als boekdrukker te Parijs, nam deel aan de omwenteling, was de vriend van Danton e.a., ging in 1792 als burger-commissaris naar Belgie, streed in 1793 tegen het insurgenten-leger der Gironde en voerde in 1796 en 97 eene brigade aan in het leger van Italië onder Bonaparte. Hoewel hij als opperbevelhebber van het Gallo-Bataafsche leger, dat in 1799 in Noord-Holland tegen het Anglo-Russische leger optrok, lauweren oogstte, had hij die hoofdzakelijk te danken aan het vermetel optreden van den generaal Vandamme.Ga naar voetnoot*) De gunstige afloop van dien veldtocht deden hem voor den maarschalksrang in aanmerking komen. Hij nam in 1807 Straalsund in, maar viel in ongenade, vermoedelijk omdat hij het continentaal stelsel niet streng genoeg gehandhaafd en den Zweden de gunstige capitulatie van Rügen toegestaan had. Tot Napoleon's val bleef hij buiten betrekking. In 1814 voegde hij zich bij Lodewijk XVIII, die hem echter geene aanstelling gaf. Hierover ontevreden, verklaarde hij zich bij de terugkomst van Napoleon voor dezen en kreeg het bevel over het leger van de Var. In deze betrekking schijnt hij zich den haat der Groenbende (Verdets) en der dweepzieke bevolking in het Zuiden op den hals gehaald te hebben. Na den slag bij Waterloo bood hij Lodewijk XVIII nogmaals zijn diensten aan. Toen hij echter op reis was van Toulon naar Parijs, werd hij 2 Augustus 1815 te Avignon door het gemeen laaghartig vermoord en zijn lijk in de Rhône geworpen.
8. Joachim Murat, Groot-Admiraal van het Keizerrijk, Groot-Hertog van Berg en Kleef en Koning van Napels, geboren te Bastide bij Cahors, 25 Maart 1771, was Napoleon's zwager door zijn huwelijk met diens jongste zuster Caroline (20 Jan. 1800). Hoewel hij de zoon van een herbergier was, kreeg hij een goede opvoeding, studeerde een tijd lang in de godgeleerdheid, maar werd vrijwilliger bij het leger der Ardennen. In 1795 werd hij aangesteld als adjudant van Bonaparte bij het leger van Italie en van toen af was de Fortuin hem gunstig. In de meeste veldtochten van Napoleon droeg hij het opperbevel over de cavalerie, die onder zijn leiding steeds een onstuimige dapperheid ten toon spreidde. Na den vrede
murat.
van Tilsit droeg Napoleon hem het opperbevel over het leger in Spanje op. Hij trok 2 Maart 1808 als overwinnaar Madrid binnen, maar werd, daar hij zich als koning van Spanje begon te beschouwen, naar Frankrijk teruggeroepen. Toen Joseph Bonaparte tot koning van Spanje werd benoemd, besteeg Murat in diens plaats den Napelschen troon en werd 1 Augustus 1808, onder den naam van Joachim I Napoleon, als koning der beide Siciliën uitgeroepen. Hij bezat een goed uiterlijk, veel eerzucht, dapperheid en voortvarendheid, doch hij bezat geen zedelijke geestkracht en was volstrekt geen staatsman. Na den slag bij Leipzig vatte hij het besluit op om de verstandhouding met Napoleon te breken. Hij sloot in Januari 1814 een verdrag met Oostenrijk, waarbij hij beloofde 30,000 man bij de bondgenooten te zullen voegen, die hem daarvoor den Napelschen troon verzekerden. Hij trok tegen Prins Eugenius op, maar mistrouwen tegen de bondgenooten en oude gehechtheid aan Napoleon deden hem spoedig tot werkeloosheid vervallen. | |
[pagina 256]
| |
Het Weener Congres leende het oor aan de Bourbons, die zijne vervallen verklaring van den Napelschen troon verlangden. Murat bracht nu een aanzienlijk leger op de been en trad in geheime verstandhouding met den Keizer op Elba. Toen hij diens landing te Cannes vernam, trok hij met 40,000 man tegen de Oostenrijkers op, doch na eenige onbeduidende gevechten zag hij zich door zijn leger verlaten. Hij ontvluchtte naar Napels, vond de geheele bevolking in opstand en nam daarop de wijk naar Ischia, van waar hij naar Frankrijk overstak. Napoleon wees hem de omstreken van Toulon als verblijfplaats. Na den slag van Waterloo nam hij het dwaze besluit om Napels te heroveren, scheepte zich 28 September met 250 aanhangers in, landde, nadat een zware storm zijn flotille verspreid had, 8 October te Pizzo aan en proclameerde zich als Koning en en bevrijder. Hij werd echter gevangen genomen en naar het kasteel van Pizzo gevoerd. Een krijgsraad veroordeelde hem ter dood en 13 October 1815 werd hij in een der zalen van het kasteel gefusilleerd. Hij zag den dood met onverschrokkenheid te gemoet; blinddoek en stoel van zich wijzende, zeide hij tot de soldaten: ‘ik heb den dood te dikwijls getart, om hem nu te vreezen, legt op het hart aan.’ (Wordt vervolgd). |
|