Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 14(1904)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 183] [p. 183] Uit: ‘Stille Festijnen.’ Door Adolf Herckenrath. Korte zangen. I. Het luide leven houdt mijn ziel gevangen! Onrustigheid daalt in mij neer. De streeling van uw adem langs mijn wangen brengt neigende, onze lippen weer. Deze avond maakt ons hoofden, moe-geleden van weerloos overpeinzen, loom; ik voel de zwakheid van uw lichte leden, en weet ons beider liefde vroom. II. Ik aêm den geur van heengegangen tijden, en voel den zang van hunne gloriemacht in stille oneindigheid in mij verbeiden, en 'k heb de kalmte van een lentenacht. Zal dit 't begin van onze liefde wezen? Ik weet het niet! Ik weet me alleen met schroom, om 't Goede dat ik in uw oog mocht lezen, bij 't meetloos worden van den avond-doom. [pagina 184] [p. 184] III. De zon spreidt kransen om ons neer.... 'k Herken mezelf weer in uw oogen, en 't weten van uw mededoogen schraagt mijn herboren liefde weer. Ik zie uw klaarbelicht gelaat, in d' effen schijn der avond-stralen, en voel, hoe in uw wezen dalen mijn woorden als een goeden raad. IV. Wanneer de lichte lijnen van uw aangezicht, sereen bij 't kalme licht zich gaan ontvouwen, en de avond jong om uwe leden ligt, gelijk een stille pracht van boomenschâuwen, dan voel ik dra, hoe zacht naar mij getrêen, uw teere stem, gelijk een neurielied uit kindermond, blijft waren om me heen, wijl leed en onrust uit ons midden vliedt Vorige Volgende