Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 14(1904)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 352] [p. 352] Winter. Door Johanna W. Bakker. I. Waarom toch zijt gij tot mij ingegaan, o bleek gelaat, o handen droef en stil? Nu zien me⁀uw vragende⁀oogen altijd aan, dat ik mijn hoofd wel van u wenden wil.... Mijn huis was warm en licht.... het lampken scheen.... O blijde vlam, die lang verglommen is! Nu is 't mij dag noch nacht.... ik zie alleen uw oogen staren in de duisternis. O arm onrustig Lief! vraag toch niet meer.... Ik heb mijn ziel vermoord met eigen hand, want Dood is niet zoo zwaar als 't stil verteer der wanhoop, dat diep in uw oogen brandt. [pagina 353] [p. 353] II. De witte winter dekt mijn bloemen rood die moede van al 't felle bloeien zijn. De vlokken zijn gevallen, kalm en rein.... Nu slapen ze⁀àl den zachten winterdood. De witte winter is zoo stil, zoo goed als 't diepe graf voor wie daar moede zijn. De koele sneeuw verzacht de felle pijn der wonde leden, rood van brandend bloed. De witte winter is zoo stil en goed.... de lichte vlokken dale⁀in zachten val.... Maar 'k weet, dat lente toch weer komen zal, en 'k zie mijn bloemen branden, rood als bloed! [pagina 354] [p. 354] III. Mijn hart is zwaar.... de lente⁀is wêer gekomen.... de lente met haar luwe, loome dagen, die listig nadersluipen en de boomen dwingen tot bloeien en weêr vruchten dragen. Mijn hart is zwaar.... de lente⁀is weêr gekomen.... de lente.... en 't àl-eeuwige verlangen, dat 'k dood reeds waande,⁀als al mijn vreugdedroomen, wil weêr met vleiende⁀armen mij omvangen. O winter, met uw veil'ge witte dagen, hoe wordt uw vrede wreed van mij genomen! Hoe moeilijk wordt nu 't leven om te dragen.... Mijn hart is zwaar.... de lente⁀is al gekomen.... Vorige Volgende