| |
| |
| |
DE BARMHARTIGE SAMARITAAN NAAR EEN SCHILDERIJ
| |
| |
| |
J.H. Jurres.
Door Th. Hammes.
Gaarne voldoe ik aan de uitnoodiging van Elsevier's redactie om een bijschrift te leveren bij het portret van mijn vriend Jurres en bij de reproductie's naar zijn werk. Maar hoewel ik als medicus liever een psychologische studie zou geven, liever hem zou geven in verband met zijn familiaire en hereditaire omstandigheden, liever hem zou plaatsen in een ‘milieu,’ zie ik daarvan toch hier ten eenenmale af, eensdeels omdat dit populair kunstorgaan niet de plaats is voor een wetenschappelijke bijdrage, anderdeels ook omdat de levende mensch begrijpelijkerwijze niet gaarne ziet, dat zijn intieme leven aan openbare beoordeeling wordt prijsgegeven. Ik wensch dit als standpunt duidelijk voorop te stellen, ik leg mijn medisch psychologisch denken het zwijgen op en zal slechts geven de wordingsgeschiedenis van zijn kunst. Ook als zoodanig blijft 't voor mij een aangenaam werk om den vriend, dien ik hoog waardeer, openlijk mijn hulde te brengen, om zijn streven te verduidelijken aan allen, die de kunst liefhebben en eeren om haarzelfswille, zooals hij de kunst liefheeft en haar tevens eert.
Johannes Hendricus Jurres is den 17 den Jan. 1875 in Leeuwarden geboren uit katholieke, eenvoudige, goeie, maar bovenal verstandige ouders. Dit laatste is een feit van groote beteekenis, want hoewel ook Jurres, evenals zoovele schilders, een tijd van groote armoede kende, heeft nooit zijn vader, die onmogelijk de kosten dragen kon van de zoo lange voorbereiding van een kunstenaar, hem in zijn streven bemoeielijkt, al heeft hij hem ook weinig daarin kunnen helpen. Het is steeds, van de eerste levensjaren af, zoowel den vader als den zoon duidelijk geweest, dat er maar één roeping bestond waaraan hij voldoen kon en dat elke dwang daarop uitgeoefend een jammerlijke levensmislukking zou in zich dragen. Want al voor hij lezen of schrijven kon, van den tijd af, dat hij een potlood tusschen de vingers kon vasthouden, heeft Jurres geteekend. En ook toen al openbaarde zich zijn voorliefde voor paarden, die dan ook, 't behoeft nauwelijks te worden aangestipt, de onderwerpen waren van zijn eerste gekrabbel. Van toen af dagteekent ook zijn ingenomenheid met 't werk van de Neuville en Doré, van den eersten vnl. ‘De aanval op den postwagen,’ ‘'t tweegevecht in de straten van Parijs’ en ‘de Septembermoord
te Parijs,’ zooals hij die als gravures gereproduceerd zag in De kath. illustratie, van den laatsten de illustraties in den Bijbel, later ook die der kruistochten.
Het lager onderwijs heeft begrijpelijkerwijze weinig invloed uitgeoefend op zijn vorming als kunstenaar en het waren dan ook meer de daarvan vrije uren, die hem in zijn herinnering zijn bijgebleven door de groote attractie, die 't rijdende element uit de Leeuwarder
| |
| |
don quichot met de geleiboeven
naar een schilderij
kazernes op hem heeft uitgeoefend. 't Eerste teekenonderricht kreeg Jurres onder de hartelijke leiding van den heer Bubberman, leeraar aan de Hoogere Burgerschool.
't Was duidelijk, dat Leeuwarden niet de gelegenheid aanbood om zijn ideaal, schilder te worden, naderbij te komen.
Op 15-jarigen leeftijd ging hij op raad van zijn vriendelijken leeraar naar de kunstnijverheidschool te Amsterdam, daartoe in staat gesteld door een tijdelijke subsidie van den advokaat Hettinga Tromp (en ook anderen), die al vroeg vertrouwen schijnt te hebben gesteld in de toekomst van zijn jongen stadgenoot en die hem ook later nog herhaaldelijk met finantieelen steun heeft voortgeholpen.
Op de kunstnijverheidschool, waar hij in 't geheel 3 jaren bleef, gaf professor Sturm hem schilderles. Toen hij 2 jaren in Amsterdam was bezocht Jurres tevens ook de avondlessen aan de Academie, 't geen hij zoo ongeveer 6 jaar heeft volgehouden. De professoren Allebé. van der Waay en Dake werden nu zijn leeraren, maar hoewel Jurres ook nu nog altijd met groote waardeering gewaagt, zoowel van de Academie als van haren hoogbegaafden directeur, zijn 't toch ook deze leeraren niet geweest, die op Jurres' kunstrichting een overwegenden invloed zouden uitoefenen. Van een bepaalde richting was toen bij den jongen kunstenaar eigenlijk nog geen sprake. Zijn jeugdideaal, de romantiek, voor hem verduidelijkt door Doré en door de Neuville uit diens tijdperk voor hij zijn tafereelen uit den Fransch-Duitschen oorlog schilderde, was bij Jurres in zijn academietijd geheel en al op den achtergrond getreden en nieuwe had hij zich nog niet gevormd. Een bepaald karakter, een bepaald streven droeg zijn werk toen niet. Ik herinner me enkele realistische schetsen uit de jodenbuurt en van paarden aan den Amstel en blauwe koeien in paars gras. Over 't algemeen zijn dit eenige jaren geweest van zoeken en van verdwalen en van rust, veel verdwalen en veel rust. Ieder strevend mensch maakt zoo'n tijd door, wanneer een onrustige begeerte om veel te doen alleen kwelt, niet schept, wan- | |
| |
neer alles wordt begonnen en niets gedaan, wanneer de richting ontbreekt en de groote kracht wordt versnipperd tot futiliteiten. Vermoedelijk zijn de levensomstandigheden aan die onvruchtbaarheid niet geheel vreemd geweest. Waarschijnlijk kunnen alleen zij, die de schilderwereld van zeer nabij kennen, voldoende beseffen hoe moeielijk het bestaan is van den jongen onbemiddelden kunstenaar, wiens ongerijpte producten hem nog geen materieel voordeel aanbrengen en die zoo hulpeloos staat tegenover de maatschappij met hare eischen en behoeften.
herder uit de sierra nevada
naar een teekening
uit ‘don quichot’
naar een teekening
Er wordt veel armoede geleden onder jonge kunstenaars.
En hoewel ik gaarne toegeef, dat te groote weelde en een te gemakkelijk bestaan den drang tot scheppen ongunstig beïnvloedt, ontbering dringt zoo duidelijk de lichamelijke behoeften van den mensch op den voorgrond, dat de geestelijke uiting daaronder onmiskenbaar lijden moet.
Aan Jurres' zoeken en twijfelen en niets doen kwam een einde door den Don Quichot van Cervantes. Aan dien grooten schrijver heeft Jurres veel te danken, want diens machtige creatie van den gekken, romantischen, en edelen philosoof-ridder was de s oot die aan zijn ongeëquilibreerde krachten 't evenwicht teruggaf en den weg wees. Dit was, geloof ik, in 't jaar 1895. Van toen af dagteekent de richting in Jurres' kunst. Het ideaal uit de vroegste jeugd trad in nieuwen en vasteren vorm nu voor goed op den voorgrond. De hartstochtelijke, levendige, nooit sentimenteele romantiek beheerscht van toen af zijn kunst. Toen Jurres de avontuurlijke gebeurtenissen uit de zwerftochten van Cervantes' held in penteekeningen weergaf! kende hij Doré's Don Quichot illustratie's nog niet. En misschien was dit gelukkig, want nu kon ook aan de oorspronkelijkheid zijner opvatting geen afbreuk worden gedaan. Die teekeningen zijn met woeste liefde, met hartstocht, met geweldigen ijver gemaakt. Die teeke-
| |
| |
CHRISTUS EN DE MELAATSCHEN NAAR EEN SCHILDERIJ
| |
| |
ningen zijn 't eerste werk, dat ten volle 't karakter draagt van den mensch die ze schiep. Ze zijn een afspiegeling van Jurres' beschroomd hartstochtelijke natuur en groote begeerte naar actie. In tegenstelling met Doré, die zijn betrekkelijk kleine figuren met veel toon plaatste in serieuse omgeving, zijn bij Jurres de handelende personen zoo goed als alles. Zijn teekeningen zijn mooi van compositie, vol actie, krachtig opgezet en scherp geteekend. Maar als een lang ingehouden groote kracht voor 't eerst tot vrije uiting
spaansche boeren met muildier
naar een schilderij
komt dan overschrijdt zij de grenzen en zal nooit vrij blijven van buitensporigheid. Ook dit geven de teekeningen met getrouwe nabootsing weer.
De grootschheid is niet vrij van het groteske, de vormen zijn overdreven, de alle uit het hoofd gemaakte teekeningen zijn gechargeerd. Door bemiddeling van prof. Dake, die zich ook later meermalen Jurres' practische vriend getoond heeft, werd een dertigtal dezer penteekeningen geplaatst in een nieuwe uitgave door Holkema en Warendorf van Goeverneur's bewerking van den Don Quichot. Vooraf werden deze op uitnoodiging van Prof. Allebé, tegelijk met paardenstudie's van Dupont en eenige etsen van Monnickendam, geëxposeerd in de gehoorzaal der Academie op de Stadhouderskade. Naast den Don Quichot oefenden de Schelmenromans van Le Sage en van Diego Hurtado de Mendoza, met name de Gil Blas en de Lazarillo van Tormes, hunne bekoring uit op de ontwaakte fantasie van den illustrator. Ook daaruit heeft Jurres vele penteekeningen gemaakt. Ongeveer uit denzelfden tijd stammen ook zijn minder belangrijke illustraties van enkele stukjes uit ‘Woord en Beeld’ en van een paar boekjes van den bekenden kinderschrijver Stamperius. Als opgedragen werk om in levensonderhoud te voorzien, terwijl de tekst moeielijk kon inspireeren tot grootsche uiting, zijn deze echter voor de ontwikkeling van Jurres' kunst van geen belang.
Met opzet noemde ik Jurres zooeven de illustrator omdat de schilder toen nog niet bestond. Wel stammen uit dien tijd ook enkele
| |
| |
kleinere schilderijen, doch ze droegen 't karakter der teekeningen en waren zoo goed als volkomen kleurloos. Ik noem ‘de dood en de houthakker’ naar de bekende fabel van de la Fontaine en ‘Don Quichot en de galeiboeven.’
Zoo langzamerhand kwam naast de waardeering voor de Neuville en Doré een nog grootere voor de Franschen uit het romantische tijdperk van ongeveer 1840-80, voornamelijk voor Decamps, ook Vas Diaz en later ook Delacroix. En hoewel Jurres van deze meesters slechts weinig gezien had, o.a. de ‘Retour du berger’ en de ‘Ecole de jeunes enfants,’ twee gloedvolle schilderijen van Descamps uit 't Museum Fodor, was 't toch deze kunstenaar, die Jurres geïnspireerd heeft. Dit moet goed worden begrepen; maar al te dikwijls is men geneigd geïnspireerd worden en navolgen met elkaar te verwarren. Datgene, waardoor een kunstenaar wordt geïnspireerd brengt niet in hem wat er niet in was, doch doet hem bewust worden van 't geen subconscient al lang bestond, doet eenvoudig ontwaken wat sluimerde.
Na veel zoeken en wegsmeeren van kleurlooze dingen maakte Jurres voor 't eerst in den zomer van '99 na een kort verblijf in Zwitserland en Italië, op Hoog Crutz, in 't zonnige, warme Zuiden van Limburg, een klein schilderij, dat den overgang vormde naar de reeks betere, die nu zouden volgen. 't Eigenlijke eerste schilderij met kleur werd vlak daarop gemaakt in Amsterdam en heet ‘de Bedelaars’. Hierop draagt één der vragenden, een man op krukken, den rooden mantel, die ons later meer geacheveerd, beter en sterker van kleur, zoo bekend is in Jurres' composities. Van toen af dateert zijn succes als schilder En naast de meesters Decamps, Vas Dias en Delacroix trad meer en meer op den voorgrond, de groote appreciatie voor Rubens, Rembrandt, Ribeira en Velasquez.
In de nu volgende schilderijen, bijna alle zeer groote, is de richting, 't streven, 't karakter van zijn werk, bepaald en ook verzekerd. In 't eerst nog wat grotesk, wat komisch
de barmhartige samaritaan (1)
naar een schilderij
| |
| |
grootsch, later in de ‘Christus met de Melaatschen’ en ‘Petrus en Johannes een kreupele genezend’ zuiverder en waardiger. Na de kleine ‘Bedelaars’ maakte hij dezelfde compositie in 't groot en een kleinere ‘de paardenkoopers’ Daarop volgden twee groote ‘Don Quichots’, de eerste met de droevige figuur rechts, in de tweede links. Deze beide dragen nog iets van 't groteske, in de latere is die buitensporigheid, dat over de grenzen gaan, overwonnen.
Het nu volgende schilderij ‘Spaansche boeren met muildier’ werd in 't land zelf gemaakt, in een gehucht in de Sierra Nevada ten Zuiden van Guejar. Zoodra namelijk de schilder door het verkoopen van zijn werk in een beteren finantieelen toestand geraakte, werd dan ook 't eerst verdiende geld besteed om toe te geven aan de bekoring die het lokkende Spanje al zoolang op hem uitgeoefend had. Toch ging de reis niet naar de Mancha. De roep van Andalusie's schoonheid deed de keus vallen op een dorp in de omgeving van Granada. In den zomer van 1901 trok Jurres, met zijn vriend den schilder Hammes, langs Parijs, Bordeaux, Irun en Madrid naar de Moorenstad. Alles komt terecht was ook hun leuze, want weinig geld, totaal gemis aan de kennis der landstaal, absoluut ontbreken van connectie's behalve dan de reispas, 't niet weten wat ze daar zouden vinden, zijn toch maar matig solide waarborgen voor welslagen. Maar blijkbaar hebben de schimmen van Don Quichot, van Lazarillo, van Gil Blas als zoovele leidsterren den weg beschenen, want moeielijk had Jurres zich een beter hem passende omgeving kunnen verlangen.
Hun eenige wegwijzer, de Baedeker van Spanje, werd den reizigers al in Bordeaux ontrold. Irun, de eerste stad op Iberisch gebied, was door hare bizondere schilderachtigheid een bemoedigende belofte en voort ging 't door prachtig bergland en dorre droge vlakten naar Madrid, waar het Prado met zijn schoone kunstschatten en de Plaza de
petrus en johannes, een kreupelen genezend
naar een teekening
toros met een stierengevecht een welkome afleiding bood. Van Madrid ging de reis met de bekende traagheid der Spaansche sporen verder naar Granada.
Tot zoover was alles goed gegaan, doch hier bleek, dat de bedoeling, een verblijf te zoeken in hare omgeving, door gebrek aan onderkomen eenvoudig belachelijk was. Wat nu! Granada met 't Alhambra, waarvan Hammes een ets maakte, is zeker heel mooi, de in de rotsen uitgehouwen woningen der gitano's en niet te vergeten der gitana's waren zeker interessant, de typische omnibussen bespannen met massa's muildieren, door Doré zoo handig van de rotsen geworpen, waren schilderachtig genoeg, maar ze konden toch moeielijk geacht worden een geëvenredigde belooning te zijn voor hetgeen in Spanje gezocht werd. Nu was Holland in nood, maar nu ook grepen de schimmen van Don Quichot, van Lazarillo, van Gil Blas in en leidden alles ten goede. De consul
| |
| |
wist een mijn-ingenieur en die mijn-ingenieur werd hun redder. Een dagreis ten Zuiden van Granada in de Sierra Nevada, langs een in de rotsen uitgehouwen pad, soms niet meer dan een paar voet breed, met den afgrond aan de eene en een rotswand aan de andere zijde, lag een niet meer ontgonnen kopermijn ‘la Estrella.’ Te paard ging de reis daarheen onder geleide van den opzichter, en in dat gehucht voorbij Guejar stond 't huis leeg waar vroeger de mijn ingenieur woonde. Dit, gemeubeld en wel, werd hun door den vriendelijken eigenaar allerwelwillendst ter woon aangeboden, en hier maakte Jurres, naast vele teekeningen, zijn schilderij ‘Spaansche boeren met muildier.’ Geïsoleerd in een zoogoed als ontoegankelijk bergland vormden deze herders en mijnwerkers juist de types,
vrouwenstudie
naar een schilderij
die Jurres noodig had voor zijn composities, en de ruwe, maar geschikte en hulpvaardige bergbewoners, in hunne kleurrijke kleeding, waren altijd, voor eenige peseta's, tot poseeren bereid. Dat werken in de plaats van handeling zelve, is waarschijnlijk de oorzaak, dat dit schilderij, wat betreft kleur en toon en costumes natuurgetrouwer is dan de anderen. Gewoonlijk toch bepaalt de natuurgetrouwheid bij Jurres zich bij de serieuse teekening zijner figuren, die dan verder gedrapeerd worden in lappen met mooie kleuren, lijnen en plooien, die echter hoogstens eenigszins 't karakter weergeven van 't costuum, dat ze in werkelijkheid waarschijnlijk hebben gedragen. Zoo is 't ook in ‘de Barmhartige Samaritaan,’ die een huis wordt binnengedragen, met een paard links in de compositie, In de ‘Steeniging van Don Quichot’ komt de groote actie tot volle kracht.
De volgende schilderij heeft, evenals 't Spaansche, haar ontstaan direct aan een reis te danken. De musea van Antwerpen en Brussel, en met name de ‘Silenus’ van Van Dijck in Brussel, heeft Jurres geïnspireerd op de tweede Barmhartige Samaritaan. De bijna levensgroote afgesneden figuren vullen 't geheele kader. De Silenus had een groote impressie gemaakt; denzelfden dag van Jurres' terugkeer werd de Barmhartige Samaritaan aangezet. Toch zou 't niet zoo vlot gaan. Het was het eerste schilderij met zulke groote figuren en dit bracht blijkbaar zijn eigen moeielijkheden mee. 't Gansche werk duurde ongeveer ¾ jaar, maar 't is eigenlijk tweemaal gemaakt, want de eerste uitvoering, naar studie's, beviel niet en 't geheel werd, ditmaal direct naar de natuur overgeschilderd. Dit werk, feller van kleur dan de vorige, werd in 't voorjaar van 1903 in Arti geëxposeerd en maakte daar veel opgang.
In de ‘voorhoede’ is de schilder weer meer tot z'n oude opvattingen teruggekeerd terwijl in ‘Petrus en Johannes’ de invloed van Rubens en Van Dijck weer duidelijk merkbaar wordt. ‘Christus met de melaatschen’ is eenigermate Jurres' lievelingsschilderij en ik geloof terecht. De pracht van compositie, de eenvoudige lichtverdeeling en
| |
| |
JOZEF DOOR ZIJN BROEDERS VERKOCHT NAAR EEN SCHILDERIJ
| |
| |
de zachte toon is in geen ander zoo mooi. 't Is het rustigste schilderij dat hij nog ooit gemaakt had. Na een ‘Verloren Zoon’ komt de derde ‘Barmhartige Samaritaan’, in opvatting gelijkend op de tweede. Maar beter, vaster, degelijker; 't is minder fel van kleur. ‘Jozef, door z'n broeders verkocht’, behoort met de ‘Christus en melaatschen’ tot Jurres' mooiste werk. De compositie is mooier en losser, de kleur is sterker en dieper maar de Christus is rustiger.
't Laatste der groote vormt de ‘Lazarillo van Tormes’, gelukkig van compositie en eenvoudig van schildering. De gever is los van actie, 't geheel is diep van kleur en zacht van toon. Ik noemde Lazarillo tenminste voorloopig de laatste groote, of dit juist zal zijn wanneer deze beschrijving uitkomt weet ik niet, want nog onderhanden is ‘Jacob, die den mantel van Jozef ontvangt’;
rebecca
naar een teekening
lazarillo van tormes
naar een schilderij
maar 't is eenigermatige onvoorzichtig om 't hier al te noemen want niet alles wat een schilder aanzet brengt 't tot een voltooid schilderij. Tusschen die groote schilderijen door zijn een aantal als schetsen verkocht, voorstellingen uit Spanje, uit den Bijbel, uit Don Quichot. Tot de kleinere behooren paneeltjes met de voorhoede Don Quichot, Spanjaarden met muildieren, vrouwenstudie, e.a. Verder maakte Jurres zeer vele teekeningen, o.a. ook een paar uit Faust en 't hier gereproduceerde Rebecca. Dit laatste was in 1903 op Arti geëxposeerd.
't Is dus wel duidelijk, dat Jurres' plaats in de historie der kunst is naast de Fransche romantici. Hier en daar doet het ook denken aan Rubens, aan Van Dijck, aan Ribeira. De groote voorliefde voor schooiers, voor schilderachtige typen, die hij fantastisch drapeert met kleurrijke lappen is overal merkbaar. Naar natuurgetrouwheid wordt zelden, naar 't uitdrukken van sentimenten wordt zoo goed als nooit gestreefd.
Onder de tegenwoordige bekende jonge Hollanders, die zich toeleggen op
| |
| |
't weergeven van natuurstemmingen, staat zijn streven vrijwel alleen. Of dit zoo blijven zal moet de tijd leeren. 't Is niet onmogelijk, dat de vroegtijdige erkenning van den nog jongen kunstenaar voor een deel kan te danken zijn aan de behoefte, die naar dat werk zou gevoeld zijn.
Alle scheppende menschen, schilders, auteurs, componisten zijn voor een groot deel kinderen van den tijd waarin ze leven. Vandaar dat zelden iemand in zijn tijd alleen staat.
De psychische behoefte, 't zij naar romantische voorstellingen, 't zij naar sentimenten, 't zij naar realisme, 't zij naar wat ook is niet de behoefte van één mensch maar de uiting van den tijdgeest.
En wie die uiting begrijpt en vertolkt zal slagen want hier gaan scheppen en waardeeren hand in hand.
Maar dan ook zullen naast en na hem jongeren komen, die 't leven zullen voelen zooals hij 't doet en het dus ook in dien geest vertolken.
Dan zal nieuw leven zich openbaren in nieuwe kunst.
Moge Jurres daartoe de voorlooper zijn.
|
|