Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 14
(1904)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAls in een sprookje.Ga naar voetnoot*)
| |
[pagina 64]
| |
... z'n schatten, antiquiteiten opgehoopt in kamers en keuken...
leven, dat ik moeite had 't in me op te nemen. 't Kan Alice in Wonderland niet vreemder te moede zijn geweest. De vier zijden bijna geheel ingenomen door huisjes die niet bij elkaar schenen te hooren en toch een harmonisch geheel vormden: 't koekhuisje van Hans en Grietje, daarnaast een met kaarsen verlicht koepeltje, waarin een paar eerzame Engelschen in smoking zaten te dineeren, rechts van de ingangspoort een wit geschilderde met roodgebloemde zijde gevoerde baldakijn, waaronder een paar oude juffrouwen met zwarte japonnen en zwarte kapothoeden, 't servet met een punt in 't halsboordje gestopt. Naast haar op een gebeeldhouwd hek tusschen weelderige geraniumplanten een Überkatze van oud Normandisch porselein, die zóó uit de Sezession scheen te zijn weg geloopen. Achter de kat stak een verknoeste klimplant twee zware takken omhoog als wilde ze de balustrade steunen die zich naar twee kanten uitstrekte; op enkele plaatsen waren sappige groene boompjes uit de rimpelige armen gekropen; eroverheen boog in druk gesprek met een chauffeur beneden een jong paartje, in geelgrijze mantels gehuld, de stofbrillen en kappen opgeschoven. Links van de poort een zwaar getralied raam, en een deur toegang gevend tot een hal vol oude gobelins en porceleinen. Een hoek daarmee vormend: een mooi Normandisch boerderijtje, met een bordes omrankt door zware glycinen en rose rozen; daartusschen in 'n kleed van bleu-de-Nil-gaas een tengere meisjesfiguur, 'n feeëngestalte. Helaas en o vreeselijk anachronisme geen golvende sluier, geen trillende sprookjesvlinder, geen diadeem zelfs dekte 't mooie kopje, maar een... panamahoed. Rechts en links boven haar hoofd in grappige dakvenstertjes schreeuwden twee kakatoes, de witte lijven buigende om 't prinsesje te kunnen zien, de gele kuiven trillende van bewondering. In makkelijke rieten stoelen, tusschen twee hagen van heliotropen, naast een levensgroote pointer van blauw faïence, vlijden we ons neer, terwijl een akelig-gewone kellner, ons een diner voorzette, waarvan Baedeker niet ten onrechte getuigt: ‘Le prix seulement est de premier ordre’ Twee rood-en-witte poesen zaten knipoogend te kijken, overtuigd dat harer zou zijn 't leeuwendeel van wat we op ons bord namen. Langzaam deed een droomhond, afstammeling van een spaniel en een | |
[pagina 65]
| |
dackel 'n wandeling over de plaats, waar de schemering geleidelijk haar sluiers over heen trok. Uit de hoeken strekte 't duister haar armen uit, achter de vreemde venstertjes werd hier en daar een lantaarn aangestoken, uit de meest onwaarschijnlijke openingen liepen bedienden en gasten heen en weer. Een lange staak werd den kakatoes voorgehouden, de sterke snavels grepen er omheen, ze daalden kalm naar beneden, zetten zich op den schouder van den eigenaar en werden naar bed gebracht. Een lamp in de hand kwam deze naar ons toe om ons nog iets van z'n schatten, antiquiteiten opgehoopt in kamers en keuken, te laten zien. Voorbij een lange veranda vol witte en groene en gele gelakte stoeltjes gingen we naar een tweede binnenplaats, waar een witte met spiegels en schilderwerk versierde baldakijn stond, waaronder alleen de markiezinnetjes ontbraken. De ruime stallen ter zijde, drie eeuwen lang voor de postrijtuigen gebruikt toen 't gebouw nog aan z'n vroegere bestemming voldeed, waren nu gevuld met automobielen. In een kleine tuin vol reuzenpapavers stapte een ooievaar deftig op en neer. Peinzende verlieten we 't sprookjesoord. Achter de verroeste tralies zat nu 't prinsesje, de blanke schouders en 't blonde kopje omglansd van lamplicht, niet meer ontsierd door haar dernier cri.
Trouville-sur-Mer, Juni 1903. |
|