De wonderbare vreugde.
Door Richard de Cneudt.
O laat me kalm mijn stille wegen gaan,
en klagen zacht mijn armoede en verdriet,
en stoor met goeden raad en wijs vermaan
mijn wonderbare vreugde niet.
Laat me, in mijn donker hoeksken weggedoken,
vergeten zitten en denk niet aan mij....
Wees stil, waar ijdle woorde' in week gevlei
hebben het heiligst zwijgen dwaas verbroken,
bleef 't allerschoonste lied onuit-gesproken....
O 't zoet, teer-fijn gespeel van uiterlijke dingen,
zal vreugde-barend niet in mijn jongleven dringen,
raakt aan mijn weemoed niet;
ik wil mijn eigen smart eigen vertroosting zingen
in vroom-gedragen lied....
Zie, overal ligt zwijgen uitgespreid,
een zoete zegen, rijk van zuivre godlijkheid,
een wonder-schoone Droom....
| |
dat ik de Stilte ontvange als heemlen-openbaring,
en plechtig sta in deze Ontvangenis,
die wijdt mijn ziel, zwaar-vol van smart en duisternis,
en haar, tot de allerhoogste Vreugde voorbereid,
naar de eeuwge Liefde leidt,
om vlekkeloos en schoon, zuiver van zonde en haat,
in glorie-straling van Gods licht-gelaat,
te leven in den droom der Godlijkheid....
Ik ben tot de allerhoogste Vreugde voorbereid....
Zie, overal is zwijgen uitgespreid,
en stil, een hemel-land, ligt de aarde voor mij uit,
zoodat nu hoorbaar wordt het vreemdlijk-schoone zingen,
waarbij mijn ziel, zacht-trillend, zich ontsluit,
en alle zwijgend-luisterende dingen
verrijkt met wonderbaar geluid....
Laat me naar 't zingen mijner ziele luisteren,
vroom en eerbiedig, en mijn woorden fluisteren
in heilge begeleiding van het roerend-zoet
gezange, dat mijn ziel vreemdtrillen doet;
laat me mijn liedren klagen op de maat
van 't innerlijk bewegen, dat mijn ziel
in zuivre melodieën open-slaat....
En al het leed dat op mijn dagen viel
als wilde storm op zoete meie-landen;
mijn vlammenhaat, waarvan mijn dagen branden;
mijn groote Ellende, die met zware schreden
mijn lente-bloemenhof heeft plat-getreden; -
't ligt ál, in 't vreemdlijk-stille in mij en allentwegen,
zeer diep in mijner ziele onstoorbaar-schoonen vrede,
plechtig en klaar, trillend van vreugde en zegen,
te zingen in één lied van zuivre godlijkheid....
Ik ben tot de aller-hoogste Vreugde voorbereid....
Zoo laat me kalm mijn stille wegen gaan
en klagen zacht mijn armoede en verdriet,
en stoor met goeden raad en wijs vermaan
mijn wonderbare vreugde niet....
|
|