Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 13
(1903)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOver batikwerk in Nederland.
| |
[pagina 248]
| |
door deze onderbewerking; trouwens, zonder wasteekening geen batikwerk.
afb. no. 1.
verschillende tjantings. koloniaal museum. Van het aanbrengen van versieringen langs mechanischen weg, zooals dat ten onzent in de katoendrukkerijen geschiedt, hebben de Javanen geen idée. De Javaansche vrouwen, want het batikken is in Indië een werk dat uitsluitend door vrouwen uitgevoerd wordt, versieren hunne stoffen meer primitief, doch ook meer artistiek dan zulks in onze fabrieken geschiedt. Men denke aan onze cretonnen gordijnen, overtrekken van dekens e.d.g.! De wijze van werken bij het batikken is nu in het kort als volgt. Met warme, vloeibare was, wordt op de te versieren stof, een teekening gemaakt. De was stolt en na afloop der bewerking, wordt het goed in een of andere verfsoort gedompeld. Het is duidelijk dat de plaatsen die met was bedekt werden, niet door de verf getroffen worden en dus ongekleurd blijven, terwijl de gedeelten die werden uitgespaard, de kleur aannemen en gekleurd worden. Uit het gezegde volgt van zelf, dat de teekening, in zekeren zin, negatief moet zijn. Vooral het aanbrengen van figuren met fijne lijnen, die bij de wasbedekking moeten worden uitgespaard, is zeer moeilijk. Handigheid en oefening zijn in de eerste plaats noodig om het batikken met succes te kunnen beoefenen. Er doen zich echter nog meer bezwaren van verschillenden aard voor, die het batikken tot een moeilijk, maar daarom te meer aantrekkelijk werk maken. Zoo wordt, om nog iets te noemen, de was in warmen, dun vloeibaren toestand, op het doek gebracht. Hoe licht kan het nu gebeuren, dat een druppel daarvan valt op een plaats die ongewast moet blijven. Een onherstelbare fout is het gevolg!
afb. no. 2.
proeflapje. mej. meta weerman. Het opbrengen der was, geschiedt in Indië uitsluitend met de ‘tjanting’, een soort dopje van dun rood koper, ter grootte van een pijpekop, met een of meer naar beneden omgebogen tuitjes en aan de andere zijde een steeltje, waarmee het werktuigje in een handvat van riet wordt gestoken. Hoe simpel dit instrumentje er uitziet, het is ook al weer een kunst-werkstukje, dat in Nederland nog lang niet gelijkwaardig wordt nagemaakt. Beter dan uitvoerige beschrijving doet afb. No. 1 de tjantings in verschillende vormen zien. Men lette op die met 2 en 7 tuitjes. | |
[pagina 249]
| |
In het Koloniaal Museum te Haarlem verzekerde men mij, dat deze instrumentjes op Java in 10 minuten tijds gemaakt werden.
afb. no. 3.
moderne battiks. arts and crafts. Behalve met de tjanting, kan men de was natuurlijk opbrengen met elk voorwerp dat de vloeibare was weer gemakkelijk van zich geeft, zooals penseel, trekpen, schrijfpen, enz. Ten onzent bestaat ook nog al eenig verschil in de gebruikte instrumenten. De heeren Lion Cachet en Deysselhof, beide kunstenaars die in ons land het batikken het eerst hebben beoefend, werken tegenwoordig uitsluitend met het penseel, terwijl bij den heer en mevrouw Lebeau en hunne helpsters de tjanting in gebruik is Ook de heer Baanders werkt met de tjanting. Hoe men er komt, is van ondergeschikt belang; het einddoel is hoofdzaak en, als in andere kunstvakken, weet de eene werker op deze, de andere op gene manier, de gewenschte resultaten te krijgen. Bij het batikken is de was een stof van groot belang. Het is begrijpelijk dat zij aan verschillende eischen moet voldoen, waarvan enkele hier genoemd zullen worden. De was moet goed te verwerken zijn, d.i. gemakkelijk vloeien, goed in het weefsel dringen, zonder zijdelings uit te vloeien en na stolling een eenigszins taaie, niet spoedig brekende laag vormen, die bestand is tegen de inwerking der chemische stoffen, waarmee het goed geverfd wordt.
afb. no. 4.
moderne battik. arts and crafts. Het ligt voor de hand, dat men, bij het beproeven van wasmengsels, getracht heeft het Javaansche materiaal te krijgen. Dat was echter nog al moeilijk en het Javaansche batik wasmengsel voldeed, bij proeven hier te lande, ook minder goed. Een reeks sys- | |
[pagina 250]
| |
tematisch uitgevoerde proeven, heeft geleid tot het vinden van een mengsel dat aan alle eischen voldoet.
afb. no. 5.
albumband. lebeau. Deze proeven werden, evenals een veel grooter reeks verfproeven, waarop nader wordt teruggekomen, uitgevoerd in het Koloniaal Museum te Haarlem. De directeur van dat Museum, Dr. M. Greshoff, levendig belangstellend in de ontwikkeling der batik-kunst ten onzent, en beter dan iemand anders in de gelegenheid om daartoe mede te werken, vormde het plan tot het uitvoeren dezer proeven. Naast Dr. Greshoff heeft zich de heer Herm. A.J. Baanders met deze proeven bezig gehouden, die in den winter van 1900-1901 in het Laboratorium van genoemd museum werden uitgevoerdGa naar voetnoot*). Als meest geschikte batik-was is toen gevonden, een mengsel van 4 deelen Japansche was en 1 deel colophonium (vioolhars), gebruikt op een temperatuur van 140° C. In tegenstelling met de gewoonte der Javaansche vrouwen, die het doek aan beide zijden met was behandelen, heeft men er ten onzent naar gestreefd, met één maal wassen te volstaan. Met het genoemde wasmengsel wordt dit resultaat verkregen, althans wanneer het weefsel dun is. Waarom het wasmengsel niet zijdelings mag uitvloeien, is zeker duidelijk, doch waarom de gestolde laag taai moet zijn en niet mag barsten, zij even vermeld, evenals een eigenaardige fout die ontstaat, als niet aan deze eisch voldaan wordt. Na het eigenlijke batikken of met was bedekken, moet de stof geverfd worden waarbij zij, althans wanneer het een weefsel is, aan kreuken onderhevig is. Is nu de waslaag broos, dan ontstaan weldra barsten of gedeelten laten los, wat natuurlijk ten gevolge heeft, dat de verf op de nu niet meer beschermde plaatsen inwerkt en kleurt. Deze fout, hoe ernstig ze ook schijnt, kan, onder zekere omstandigheden, aanleiding geven tot eigenaardige effecten, die, hoewel in het oog van den pur-sang batikker, een gruwel, niet onschoon genoemd kunnen worden. De grond van het werkstuk schijnt daardoor niet zelden fraai geaderd, wat soms zeer goed doet. Men zie b.v. afb. No. 7, thee cosy en redicule en de boekband op afb. 6. Het tafelkleedje op de zelfde afbeelding is wel wat erg. Natuurlijk is en blijft het een fout, die slechts onder omstandigheden kan geduld worden. Bij het batikken van oorkonden, versieringen van boekbanden en dergelijke op perkament, mag zoo'n marmering niet voorkomen. Perkament wordt echter voor het verven niet gekreukt, doch volkomen vlak, op een glasplaat gespannen, geverfd, waardoor de kans | |
[pagina 251]
| |
van barsten der was, opgeheven wordt.
afb. no. 6.
tafelkleedje. lebeau. Het verven is een werk van het aller grootste belang. De Indische batikwerken onderscheiden zich steeds door volkomen licht- en waschechtheid der kleuren en naar hetzelfde resultaat is met succes gestreefd, door hen die ten onzent het batikken ter hand genomen hebben. De voortbrengselen dezer kunst zijn, het kan niet anders, betrekkelijk duur en de kooper mag dan ook wel verlangen, dat de zaken in alle opzichten de invloeden des tijds kunnen weerstaan. De bij het batikken gevolgde verfmethoden, gedeeltelijk nagevolgd, gedeeltelijk van Hollandsche vinding, geven daarvoor voldoende waarborg. Batikwerken kunnen zonder voorbehoud, onveranderlijk genoemd worden, voor zoover dat van iets stoffelijks mogelijk is. Bij voorkeur maakt men dan ook van het batikken gebruik, om gedachten en mededeelingen, die voor de nageslachten bewaard moeten blijven, onvergankelijk vast te leggen, waarvoor dan tot grondstof genomen wordt, het van ouds als zeer duurzaam bekende perkament. Een uitvoerige beschrijving van het verven dient in een populaire beschrijving achterwege te blijven. Toch wil ik enkele der meest interesseerende bewerkingen vluchtig schetsen. Met het oog op de smeltbaarheid der stof, waarmee de teekening op de stof is aangebracht, moet men ten eenenmale afzien van alle warme verfmethoden. Dit bezwaar is men echter te boven gekomen en alle kleuren kunnen nu vrijwel langs den kouden weg verkregen worden.
afb. no. 7.
tafelkleedje. lebeau. Van het gebruik van aniline kleurstoffen, heeft men moeten afzien, wat zeker te bejammeren is, aangezien daarmee alle kleuren verkregen konden worden. De met aniline verkregen kleuren zijn eerstens niet rijk en vol, doch onaangenaam scherp, wat wellicht door oordeelkundige menging eenigszins te verbeteren ware, doch het hoofdbezwaar is, dat de daarmee verkregen kleuren ver van licht-echt en daardoor voor het batikken waardeloos zijn. Een uitzondering bevestigt ook weer dezen regel. Voor het zwart verven is met succes gebruikt hydrochloras anilini, terwijl in den laatsten tijd, voor rood, met een | |
[pagina 252]
| |
nieuwe anilin kleurstof een vrij gunstig resultaat is verkregen.
afb. no. 8.
tafelkleedje. lebeau. Na het ter zijde stellen van aniline, was de aangewezen weg het probeeren van plantaardige verfstoffen zooals die vroeger, voordat de aniline zooveel is komen bederven, in alle ververijen, zoo in Europa als in het Oosten, met de beste en schoonst denkbare gevolgen, gebruikt werden. Het blauw is een kleur die bij het batikken veel gebruikt wordt, niet alleen in Indië, maar ook bij ons. Ter verkrijging daarvan wordt gebruik gemaakt van indigo, de kleurstof, door haar groote echtheid van ouds beroemd. Zeer mooi is ook de wijze waarop deze kleurstof, die zich door geen enkel eenvoudig middel laat oplossen, in de stof wordt gebracht. De onoplosbare blauwe indigo wordt voor dit doel, door vermenging met kalk en ijzervitriool, waardoor daaraan zuurstof onttrokken wordt, ontleed in het, in water oplosbare, indigowit. Zulk een oplossing van indigowit noemt men kortweg ‘kuip.’ Voor het blauw verven van stoffen door indompeling, maakt men gebruik van een ‘kuip’ die 0,1 pCt. indigo bevat. De te verven stof. wordt gedurende 10 à 15 minuten in de verfstof gebracht, doch komt daaruit, niet zooals de leek zou verwachten, blauw gekleurd te voorschijn. Het indompelen heeft alleen ten doel, het verzadigen van de stof met indigo oplossing, waarna het werkstuk gedurende 10 à 15 minuten aan de lucht wordt blootgesteld. De kleur, die bij het verlaten van het bad, licht geel groen is, wordt dadelijk donkerder, tot zij, na 6 à 7 minuten geheel blauw is. Het indigo-wit neemt begeerig zuurstof uit de lucht op, waardoor zich het wit tot blauw oxydeert en het blauw dus in de vezel der stof gevormd wordt. Het verven en aan de lucht blootstellen, wordt eenige malen herhaald en als de kleur de gewenschte diepte bereikt heeft, wordt het goed gedurende een half uur in water met 1 procent zwavelvuur gebracht, waardoor alle aanwezige ijzerdeelen worden opgelost en het blauw volkomen zuiver te voorschijn treedt. Na deze bewerking, ‘aviveeren’ of ‘ophelderen’ genaamd, spoelt men de stof, ter verwijdering van het schadelijke zwavelvuur, geruimen tijd in gewoon water.
afb. no. 9.
portefeuille-standaard. lion cachet. Om bij werkstukken, waarin weinig blauw voorkomt, het tijdroovend met was bedekken te sparen, heeft men getracht, een middel te vinden, om de oplossing van indigo-wit met penseel op de stof te brengen. Zonder meer was dit echter niet mogelijk, daar de indigo | |
[pagina 253]
| |
snel oxydeert en de vloeistof bovendien zijdelings in het weefsel uitvloeit. Met een meer geconcentreerde indigo-kuip, verdikt door toevoeging van glucose, is dit eenigszins gelukt. Toch is het beter de te kleuren plaatsen met een weinig was te omgeven en dan op de uitgespaarde plaats de geconcentreerde indigo-oplossing aan te brengen. Voor het aanbrengen van verbeteringen, als van vlekken, ontstaan door bij het batikken gevallen druppels was en dergelijke, is deze methode wel geschikt. Ter verkrijging eener schoone licht- en wasch-echte bruine kleur, wordt, na een serie proeven, door de onderzoekers het volgende voorschrift gegeven. Het werkstuk wordt gedurende een uur gebracht in een, door koken verkregen en na afkoeling gefiltereerd, aftreksel van 5 gram gele cachou (gambir) in 1 liter water. Hierna wordt, liefst in den wind, gedroogd. Uitwringen en drogen bij de kachel, laat natuurlijk de was-bedekking niet toe! Het baden in het cachou-aftreksel alleen, heeft niet veel zichtbaar effect. Wordt echter de stof, na het drogen, in een 2 procents oplossing van dubbelchroom zure potasch gebracht, dan verschijnt de bruine kleur in volle kracht. Het verven en behandelen met chroomzout (mordanceeren) wordt eenige malen herhaald, waarbij opgemerkt moet worden, dat de mooiste kleuren verkregen worden, door herhaald baden in zwakke oplossingen. Het roodverven gaat met buitengewoon groote moeilijkheden gepaard. Toch heeft men ook daarin bevredigende resultaten verkregen. De bewerking is echter zoo ingewikkeld en tijdroovend, dat onze Nederlandsche batikkers er niet veel gebruik van maken. De beschrijving er van, die voor dit artikel wat lang zou zijn, laat ik achterwege, ook omdat zij veel minder interessant is dan de beschrijvingen van het blauw en bruin verven. Perkament laat zich goed verven en die stof kan dan ook, met cochenille, betrekkelijk gemakkelijk en zeer fraai rood gekleurd worden. Ook violet en roodachtig paars wordt met cochenille verkregen. De beschrijving van het verven in andere kleuren, zou ons te ver voeren. De beide belangrijkste kleuren alleen behandelde ik eenigszins uitvoerig om te doen uitkomen hoeveel arbeid aan een betrekkelijk eenvoudig werkstuk besteed moet worden. Zij die meer dan eene voorbijgaande belangstelling voelen voor het batikken, vinden alle gewenschte bijzonderheden in de door mij genoemde werkjes.
afb. no. 10.
stoel. lion cachet. Vermelding verdient alleen nog dat, na het verven, de was verwijderd wordt, door behandeling met warm water. Eerst laat men de uitgespreide stof langzaam zakken in tot 80° C. verwarmd water, waarin het meerendeel der was afsmelt, boven komt drijven en dan afgeschept wordt. Op deze wijze blijft slechts weinig was in de stof achter, die daarna, door uitkoken in water met zemelen, verwijderd wordt. Voor iedere kleur moet, zooals vanzelf | |
[pagina 254]
| |
afb. no. 11.
kamerscherm. g.w. dijsselhof. spreekt, het doek opnieuw in de was gezet worden.
* * * Voor dit artikel werd ik, door verschillende kunstenaars, als ook door den Heer Dr. Greshoff, welwillend in staat gesteld eenige foto's te maken, waarvan het meerendeel tusschen den tekst een plaats vindt en aan de beschrijving waaraan enkele regels gewijd dienen te wordenGa naar voetnoot*). Afb. No. 1, verschillende tjantings, werd reeds besproken. No. 2 is een lapje van Mej. Meta Weerman. De kleur, een prachtig warm bruin, komt op het glanzende satijn mooi uit. Nummers 3 en 13 zijn ‘Moderne Battiks’ van den handel in kunstnijverheid-artikelen Arts and Crafts, firma Joh. Uiterwijk & Co., den Haag.
afb. no. 13.
moderne battiks. arts and crafts. De ontwerpen zijn, meen ik, van Thorn Prikker en de werken zijn uitgevoerd op de ateliers der firma te Apeldoorn onder leiding van Mevr. Wegerif. No. 3 is een tafelkleedje en eenige boekbanden. No. 13, een tafelkleedje, eenige thee cosy's en een redicule, reeds vroeger genoemd. Van de zelfde firma is No. 4 een zijden sjaal, geheel op Indische wijze in geel-bruin gebatikt. | |
[pagina 255]
| |
Van den Heer en Mevr. Lebeau te Haarlem, zijn de volgende vier werken. Bijzonder mooi en zuiver van teekening is No. 5, voorstellende de band van een album op wit hoornperkament gebatikt, geverfd met cachou (bruin). No. 6 is een tafelkleedje, witte zijde, in blauw en bruin (indigo en cachou). No. 7, tafelkleedje (motief vlinder), cachoubruin op olijf-groene zijde; evenals No. 8 (motief aap), welke lap met cochenille geverfd werd. De Nos. 9 en 10 zijn, naar ontwerpen van den heer Lion Cachet, uitgevoerd in de werkplaatsen van de firma Wisselingh & Co. te Amsterdam. No. 9, een portefeuille-standaard, No. 10 een stoel met rug en zitting; alles op wit hoornperkament gebatikt in de kleuren rood, zwart en geel. Van den eersten onzer Nederlandsche batikkers, den Heer G.W. Dijsselhof, zijn de nummers 11 en 12. Eenig in schoonheid van ontwerp en uitvoering zijn deze doeken, die minstens evenaren het mooiste dat wij zagen van Indische batikkunst. Het zijn slechts proeflappen, dus schetsen, doch meer doorwerkt dan menig ander werkstuk. No. 11, in 6 kleuren, n.l. zwart, rood, blauw, bruin en geel, is een gedeelte van een kamerscherm, en stelt voor parelhoenders, fuchsia's, rozen en een oranjeboom. Op dit stuk bevindt zich eenig goud-borduurwerk van Mevrouw Dijsselhof - Keuchenius. Niet minder mooi van patroon is afbeelding No. 12, voorstellende faisanten en orchideën. Deze beide werken zijn uit de jaren '92 à '93, dus uit de eerste dagen der Hollandsche batikkunst.
* * *
‘.... der Hollandsche batik-kunst! Bij het neerschrijven van den titel voor dit opstel, heb ik geaarzeld bij de keus tusschen de benamingen ‘kunst’ en ‘werk’ en wel omdat de eene batikker zijn werk gaarne kunst noemt en ijvert tegen uitvoering der onderbewerkingen door helpers, terwijl de kunstschilders, die zich met het batikken bezig houden, het slechts mooi werk vinden, dat geen aanspraak kan maken op den naam ‘kunst’, wat het, in de tegenwoordige beteekenis van het woord, nu alleen een werk dat stemming uitdrukt en wakker roept, kunst mag heeten, moeilijk zijn kan.
afb. no. 12. proeflap. g.w. dijsselhof.
Goed ‘werk’ is zeker beter dan twijfelachtige ‘kunst’. Daarom schreef ik batikwerk. Echter, kunst is en blijft toch ook steeds: verfijnd kunnen. |
|