| |
| |
| |
DORDRECHT NAAR EEN SCHILDERIJ
eigendom van den heer bart verhallen
| |
| |
| |
Cornelis Anthonie van Waning.
Door P.A. Haaxman Jr.
Het verschijnsel doet zich herhaaldelijk voor, dat men in onze tijdschriften en dagbladen hoort uitwijden over de jeugd van leden van het St. Lukasgild, die den middelbaren leeftijd reeds lang overschreden hebben. Ik ken artisten, die reeds 20, ja 30 jaar geschilderd en geëxposeerd hebben en die nog maar altijd onder de zoogenaamde jongeren worden gerangschikt. Zou de verklaring van dit anachronisme der eeuwige jeugd soms gezocht moeten worden in de omstandigheid dat de kunst van die strevers nog zoo jong is? Immers neen, daar het niet te loochenen valt dat sommige bejaarde, zelfs hoog bejaarde schilders aan kunstbroeders, veel jonger dan zij, het voorbeeld geven van jong en frisch te zijn in hun kunstuitingen. Een andere oplossing van het verschijnsel zou ik willen wagen en met een voorbeeld toelichten. Jong noem ik die kunstuiting, die van geen zelfvoldaanheid blijk geeft, waar het zoeken, het streven, naar een ideaal, dat elk kunstenaar in zich omdraagt en koestert, nog zoo vlak boven op ligt.
Jong is de kunstenaar, die zich zelf nog telkens corrigeert en weer telkens een anderen kant laat zien, eerst van zijn onbeholpenheid, dan van zijn steeds meer bewustworden van zijn doel. Zoo'n jonge artist is Van Waning, jong, niettegenstaande hij reeds een kleine 20 jaar geleden voor goed de kunstenaarsloopbaan koos. Onder de inzenders van de laatste der negen groepententoonstellingen, in het afgeloopen saizoen in Pulchri Studio gehouden, had het werk van Van Waning de bekoring van de jeugd. Evenals bij zijn buurman Van Soest, hoewel daar weer met een geheel ander karakter, lag er over zijn groep een jonge, dat is bekoorlijke distinctie. Zijn eigenaardig, sympathiek genre, stads-, rivier- en strandgezichten met hooge, verre en diepe luchten, draagt tot die bekoring van de eeuwige jeugd in de kunst niet weinig bij.
Van Waning heeft het moeilijkste, maar tevens, wanneer men er in slaagt, dankbaarste genre gekozen. De Hollanders, die jaarlijks van hun vacantiereis naar de berglanden in hun vlak polderland terugkeeren, hebben daar in Duitschland en Zwitserland een natuur genoten, veel trotscher en geweldiger dan die van onze lage landen, maar wat zij daar niet gezien hebben, zijn de schakeeringen in de luchten, is de toon die onze meer vochtige, zware dampkring toovert over landschap en stadsgezicht, is het wolkenperspectief dat in
| |
| |
verheven schoonheid nergens bij het Hollandsche landschap te vergelijken is. Van eeuwen her, van Ruysdael tot Jaap Maris en Jan Hendrik Weissenbruch hebben die luchten de beroemdheid van de Hollandsche kunst gemaakt, en zoo lang de kunst in ons land beoefend wordt, zullen het steeds de landschapschilders zijn, die voor haar een school maken.
enkhuizen
naar een schilderij
Nergens komt het karakteristieke verschil beter uit dan op een internationale tentoonstelling, wanneer na lange rijen niets zeggende vreemde kunst de toeschouwer plotseling verrast wordt door een zaaltje Hollandsche schilderijen. Het werkt weldadig als de ontmoeting van een oase in een woestijn van zand. Zoo was ook de indruk van een buitenlander, vriend der Hollandsche kunst, dien ik in Pulchri ontmoette, toen daar onlangs Van Waning zijn groep exposeerde. De man had het laatst kunst gezien op de Dusseldorfsche tentoonstelling, waar hij de eindelooze zalen van de Duitsche kunst had doorgeloopen. Hij had er veel knappe werken gezien, vooral knap van teekening en compositie, maar met de natuur had dat alles zeer weinig te maken. Hier zag hij de groep stads- en riviergezichten van Van Waning en kwam onmiddellijk onder de bekoring van die met hartstocht op het doek geworpen natuurindrukken. Er was daar een klein stads- of dorpsgezicht met een ophaalbrug in 't midden van het tafereel en daarboven een wolkenlucht met diep blauwe plekken er tusschen. Het brugje, schitterend belicht uit een der wolken, was hier het geestig middelpunt, maar de lucht maakte het schilderij en deed het veel grooter lijken dan de weinige vierkante decimeters binnen het kader. Daarnaast hing van den schilder een nog kleiner schilderij, voorstellende een sluis te Amsterdam bij boos, ruw weêr, waarover eenige menschen schuw
| |
| |
en haastig hun weg gaan; een woeste lucht, waarin slechts even een blauw plekje doorbreekt. Ook dit schilderij is met passie gedaan. De schilder zag dat effect in de natuur, maakte een krabbel en raadpleegde overigens zijn geheugen, toen hij het op het plankje aansmeerde. Weer een ander moment was een klein stuk strand, klein wat betreft het kader, maar met een oneindig perspectief in de drijvende verre lucht. Dan had Van Waning daar ook een riviergezicht over Dordt, de stad mooi stil in de schaduw, het tweede plan verlicht door doorbrekend zonlicht, een doek vol stemming en lokale kleur.
sluis te amsterdam
naar een schilderij
Eigendom van den Heer Jos. Amiabel.
Bij gelegenheid van deze tentoonstelling werd de ook vroeger ten opzichte van Van Waning's werk gemaakte opmerking vernomen, dat het veel op dat van Jaap Maris gelijkt. Inderdaad, was daar het evengenoemde ophaalbrugje, en nog sterker een strandgezicht met een enkele schuit aan het strand, dat ons den grooten luchtenschilder in herinnering bracht. Maar mij dunkt, dat die onwillekeurige vergelijking met Neerland's grootsten modernen landschapschilder Van Waning tot ongewone eer strekt. Het bewijst dat hij, evenals zijn beroemde voorganger, slechts getroffen wordt door buitengewone momenten in de natuur en de gave bezit om wat hij in zich heeft opgenomen, in kleur en toon om te zetten. De gelijkenis in beider werk is natuurlijk hoofdzakelijk gelegen in de keuze van gelijkwaardige onderwerpen. De uitvoering echter loopt nog ontzaggelijk uiteen. Maar wanneer het voor Van Waning is weggelegd om met dezelfde energie als tot dusver voort te werken, belooft hij in de uitvoering de evenknie van Jacob Maris te worden.
* * *
Het was een talrijk gezin, waarin Cornelis Anthonie van Waning den 26en Juli 1861 in den Haag geboren werd. Op de departe-mentaal-school, die toen nog op den hoek van het Buitenhof gevestigd was, behoorde Kees tot de vlugge leerlingen en ongetwijfeld zouden zijn ouders ook pleizier van hem hebben beleefd wanneer hij een andere loopbaan gekozen had. Maar onweerstaanbaar werd Kees in de richting van het kunstenaars- | |
| |
leven gedreven. Daartoe zal zeker veel bijgedragen hebben de omstandigheid, dat Den Haag in zijn jongen tijd het middelpunt was van een opgewekt artistiek leven. De beide Marissen, Israëls, Mauve, Mesdag, Artz, Roelofs, Bakhuyzen, Gabriël, Blommers, Bisschop e.t.q. hadden in die dagen de Nederlandsche schilderschool tot een ongekenden bloei gebracht. Voor een jongmensch met idealen was het zien van die heerlijke kunstuitingen op kunstbeschouwingen en tentoonstellingen, die zich toen reeds begonnen te vermenigvuldigen, een machtige aandrang om naar de verwezenlijking van die idealen te streven. Meer dan de jonge Van Waning zich toen nog bewust was, zal die omgeving van groote mannen reeds in zijn jeugd op hem gewerkt en hem geleid hebben. Zijn eerste meer directe houvast had hij aan den zeer bescheiden, maar degelijken kunstenaar Behr, die vóór alles een voortreffelijk leermeester in het teekenen was. Hij trof dien leermeester, die toen reeds op gevorderden leeftijd was, op de departementaal-school en volgde met ijver zijn teekenlessen. Behr was naar buiten bekend als een ijverig stadsgezichtschilder en maakte zich zeer verdienstelijk door de mooiste plekjes in Den Haag in beeld te brengen. Johannes Bosboom was hem zeer genegen en verhoogde vaak de waarde van Behr's stadsgezichten door het bijschilderen van figuren. In het gemeentemuseum en in particuliere verzamelingen zijn Behrtjes, die werkelijk kunstwaarde hebben en die overigens ook uit een antiquarisch oogpunt de herinnering aan het oude
's Gravenhage, waarvan reeds zooveel verdwenen is, voor de nakomelingschap bewaren. De brave Behr, die een zeer nauwgezet teekenmeester was, had in Kees van Waning een zijner vlijtigste discipelen. Van de teekenklasse op de school was Kees steeds no. 1 en het gebeurde meermalen dat hij voor andere jongens in de klas, die aan het teekenen de brui gaven, de proefteekeningen maakte, waarmede zij dan op het examen goede sier maakten.
scheveningen van de pier gezien
naar een schilderij
Eigendom van den Heer J. Schüller.
Van Waning's tweede mentor was Willem Maris. Toen hij reeds heel wat gewerkt en veel studies verzameld had, koos hij er de beste uit en verstoutte zich daarmeê naar den meester te gaan, die in die dagen zijn atelier had in de Laan Copes. Van Waning was toen reeds 23 jaar. Hij had wel veel gearbeid, maar nog steeds met zeekre besluiteloosheid, daar zijn familie, die van de wisselvalligheden en moeielijkheden van de eerste jaren van het kunstenaarsleven meer besef had dan de jonge man, hem in zijn idealistisch streven niet sterk aanmoedigde. Het geviel echter in die dagen, dat den jongen man een legaat ten deel viel en met dien ruggesteun van le parfait accord de l'or vermochten de zijnen hem niet langer in zijn lievelingskeus tegen- | |
| |
houden. Daarbij werd hem door Willem Maris een hart onder den riem gestoken. Wanneer hij flink studeerde en vooral veel buiten werkte, kon hij gerust zijn gang gaan. Dit was trouwens ook reeds de raad geweest van den ouden Behr, die zijn leerling niet uit het oog verloor toen deze de school verlaten had en andere leermeesters had gekregen in Schmidt Crans en in den voortreffelijken kunstpaedagoog Fridolin Becker. Zijn eerste tochten naar buiten waren dan ook in gezelschap van Behr, met wien hij ook vaak op het schilderachtige Hofje van Nieukoop zat te studeeren naar de oude geveltjes in de 17e eeuwsche omgeving van dat verrukkelijke plekje, dat door Bosboom in een reeks meesterstukken is vereeuwigd. Ook in latere dagen, toen Van Waning zijn werkplaats had op den N. Westbinnensingel, kreeg hij daar dikwijls het bezoek van den toen 80-jarigen Behr, die daar nog wel eens het penseel ter hand nam en een luchtje schilderde. Maar na het bezoek bij Willem Maris, nam Van Waning de wijk naar de omgeving van Loosduinen, om zich geheel aan het buitenschilderen te wijden. Hij betrok daar een atelier met zijn vriend Akkeringa en beide jonge kunstenaars hebben daar gedurende 3½ jaar
(van 1886-1889) naar hartelust gestudeerd.
De Beeklaan en omgeving was in die dagen een kolonie van jonge artisten. Van Waning en Akkeringa waren de ontdekkers en pioniers van die mooie omgeving van duinen, heggen, tuintjes, vaarten en prachtige luchten. Spoedig daarna kwamen zich daar ook Breitner, Van Thol, De Zwart en andere jonge kunstenaars vestigen, en in die afzondering ver van het stadsgewoel en van de kunstbedervende bouwerij, bestudeerden zij het hollandsch duinlandschap in zijn schoonste effecten. Van al dat schoons in den omtrek der residentie is thans niet veel meer over. Op de plaatsen waar Van Waning en zijn vrienden werkten, is het duin afgegraven en wordt het uitzicht belemmerd door rijen eentonige burgermanswoningen, zonder stijl, kracht noch heerlijkheid. Evenals de eenmaal beroemde Broeksloot in het zuiden, behooren in het westen van den Haag de mooie Beeklaan en Dekkersduin tot de geschiedenis en zal straks door de annexatie van een goed deel van Loosduinen bij Den Haag, die schoone duinstreek voor de kunst voor goed verloren zijn.
naar een schilderij
Na twee jaren van volhardenden arbeid zond Van Waning zijn studies in om als werkend lid van het genootschap Pulchri Studio te worden aangenomen en werd als zoodanig voorgedragen door P. de Josselin de Jong. Met glans doorstond hij het strenge examen en werd in het gilde opgenomen. Uit dien tijd dagteekent zijn aquarel ‘Hollandsch dorpstuintje’, een sloot waarlangs gekapte wilgen en een gezicht op landelijke huisjes, zoo ook zijn schilderij ‘In de moestuinen te Loosduinen’, eigendom van den heer Cambier te 's Gravenhage. Het zal ongeveer in die dagen zijn geweest, dat ik voor 't eerst met een belangrijk werk van Van Waning kennis maakte Voor het raam van een onzer kunsthandelaars had hij geëxposeerd een gezicht van het strand te Scheveningen met Seinpost en Kurhaus. Dat schilderij trof mij zeer door zijn sobere opvatting en juistheid van toon
| |
| |
en ik werd in dit oordeel bevestigd door het lezen in een der Haagsche bladen van een beoordeeling, die met de mijne in alle opzichten overeenkwam en waarin de verdiensten van dit Jugendwerk van Van Waning deugdelijk gemotiveerd werden uiteengezet. Maar nog veel meer waarde had voor den jongen schilder het oordeel van Bosboom over dit schilderij. Evenals zoo vele Hagenaars was ook Bosboom's eerste gang 's Maandagsmorgen langs de kunsthandelaars en hij placht dan wel eens bij Tersteeg of bij een zijner collega's in te loopen, als het buitenhangend schilderij hem bijzonder beviel. Zoo trof hem ook het werk van Van Waning, die toen nog een zoo goed als onbekend jong artist was. Bosboom liep het magazijn binnen, informeerde naar Van Waning en liet de boodschap achter, het jonge mensch te verzoeken eens bij hem te komen, daar hij gaarne kennis met hem wilde maken.
het zieken
naar een aquarel
Eigendom van den Heer H.W. Mesdag.
Toen Van Waning mij deze episode uit zijn leven vertelde, verplaatste hij zich weer geheel in dien gelukkigen tijd. Gulweg bekende hij mij, met een schittering in de oogen, dat die boodschap voor hem de schoonste aanmoediging was, die hij ooit ondervonden had. Misschien nog meer dan naar Israëls in onzen tijd, zagen toen de jongelui in de kunst naar Bosboom op. Hij was een soort half-god, wiens oordeel een orakel geleek.
Sedert de kennismaking met Bosboom stond diens atelier voor den jongen man open en had hij ook het geluk een tegenbezoek van den meester in zijn atelier aan den Loosduinschen weg te ontvangen. Zeer veel heeft Van Waning sedert aan den vriendelijken raad van Bosboom te danken gehad; zijn eerzucht om ook een naam in de kunstwereld te veroveren, werd door dat vereerende patronaat van een der beroemdheden van de Nederlandsche schilderschool aangevuurd, en het meest dankbaar was hij den grooten man, toen deze op een wandeling zijn moeder ontmoette en haar de gerust- | |
| |
stellende verzekering gaf, dat voor haar zoon een toekomst was weggelegd.
naar een schilderij
Had Van Waning met het even genoemde schilderij reeds de aandacht op zich gevestigd ter driejaarlijksche tentoonstelling te Rotterdam, op een volgende tentoonstelling, in 1892, behaalde hij een eervolle vermelding voor zijn groot strand met pinken (‘Uit en thuis’, was de titel), waarin zoowel kleur als compositie te roemen vielen. Dit doek werd ook ingezonden op de internationale tentoonstelling te München en werd het eigendom van den heer Pietersen te La Rivière St. Sauveur (Dep. Calvados). Van dien zelfden kunstliefhebber kreeg Van Waning de opdracht, een collectie Hollandsche kunst samen te stellen. De jonge schilder had hier een uitmuntende gelegenheid om van zijn bewondering voor het werk zijner knappe tijdgenooten blijk te geven. Met liefde en geestdrift kweet hij zich van zijn dankbaar mandaat en legde den grondslag voor een kabinet, waarin de toenmalige jonge schilders en ook de oudere artisten van reeds lang gevestigde reputatie met hun beste atelierwerken vertegenwoordigd waren.
Intusschen was zijn studiegenoot van de Beeklaan, Akkeringa, in het huwelijk getreden en ging Van Waning een nieuw bondgenootschap aan met Floris Arntzenius, met wien hij een atelier op het Spui betrok. Ook deze nieuwe relatie kwam zijn ontwikkeling ten goede, want zijn vriend Flor was, evenals Kees, in every inch een artist. De geestdrift van den een vulde die van den ander aan. In die dagen werd van alles gedaan: geteekend, geschilderd en door vergelijking van elkaars werk met dat van anderen de blik verruimd en de hand steeds meer geoefend in de techniek van het métier. Ook werd door de beide jongelui een studiereis naar Parijs en Bordeaux ondernomen. Een nieuwe wereld van indrukken opende zich voor hen en zij zorgden er voor die zooveel mogelijk vast te leggen in hun schetsboeken. Ook maakten zij op reis in geïmproviseerde
| |
| |
ateliers in hun hotels uitvoerige studies van de in de straat geziene typen, van de mooie stadsgezichten en watereffecten. Zij ondernamen het zelfs om op een tentoonstelling te Bordeaux van hun werk in te zenden en toen zij op een morgen in hun hotel aan het ontbijt zaten en de courant opensloegen, werden zij niet weinig verrast door de volgende regelen aan hun adres:
naar een krijtschets (atelier).
‘Signalons l'intéressante exposition de cette semaine dans les vitrines de la maison Imberti. Du côté de la rue de Grossi, on voit quatre études de deux artistes hollandais, Van Waning et Arntzenius. Traités très largement, d'une brosse très sûre, ces études rappellent assez la manière de Courbet. Les ciels sont surtout admirablement enlevés. C'est d'une vigueur, d'une puissance remarquable.’
Uit deze beoordeeling blijkt, dat Van Waning in het schilderen van luchten toen reeds een groote vaardigheid had verkregen. Een mooie herinnering aan zijn reis, het groote schilderij ‘de haven van Bordeaux’ had op een tentoonstelling in Pulchri en later bij Tersteeg op de Plaats veel succes. Het bevindt zich thans in de verzameling van den heer Moll, te Rijswijk (Z.H.). Ook herinner ik mij in die dagen van Van Waning gezien te hebben een gezicht op Royas, ook een souvenir van zijn Fransche reis, van welk motief hij een schilderij maakte, dat sedert het eigendom werd van den heer Trip. Vele schetsen maakte hij ook langs de Garonne, o.a. een zeer fraaie van het kasteel van den bekenden wijnbouwer de Luze.
Hij achtte zich echter gelukkig weer tot de hollandsche luchten terug te keeren. Hij bestudeerde die aan het strand en in het duin en trachtte aan het doek toe te vertrouwen den rijkdom van tonen onzer grijze luchten op oude stadsgedeelten. Hij kwam met zijn werk kranig voor den dag op de groepententoonstellingen in Pulchri, waar vele kunstliefhebbers zich door zijn echt Hollandsche kunst aangetrokken gevoelden en er de hand op legden. Hetzij Van Waning zijn motieven zoekt in den Haag, aan de Bierkade, de Wagenbrug, te Scheveningen, hetzij hij mooie plekjes gaat verschalken te Dordrecht, Rotterdam, Gorkum of in een van de Noordhollandsche steden, waar hij mede met voorliefde studeert, hij vindt er overal dezelfde wolkenlegers, dezelfde toonrijke atmosfeer, en de stadsgezichten of havens met schuiten zijn voor hem slechts het motief voor zijn lievelingsstudie, de luchten met hun onuitputtelijke afwisseling van licht, kleur en toon.
Wil men enkele voorbeelden, dan herinner ik aan Van Waning's schilderij ‘de Bierkade’ van af Het Zieken gezien, dat te Barcelona met de zilveren medalje bekroond werd en thans het eigendom is van generaal Deijkerhoff te 's-Gravenhage; aan zijn ‘buiig weer voor Dordt’ (eigendom Louis van Soest); zijn ‘Stadsgezicht te Rotterdam’ (A.A. Bakker Cz.); ‘de Maas bij Feijenoord’ (Ferd. du Chattel); ‘molen te Gorkum’, ‘Stadsgezicht te Rotterdam’, ‘Lijnbaan te 's-Gravenhage’ (alle drie van den heer Rueck in Den Haag); ‘Stadsgezicht te Rotterdam’ (de heer De Kuyper, 's-Gravenhage); ‘Haringkade te Scheveningen’ (Werleman te New-York), enz. De genoemde doeken behooren tot Van Waning's werken, waarmede hij naam heeft gemaakt. Nog vele andere zijn in verzamelingen in Frankrijk en Amerika geplaatst. Een van zijn jongste successen was het vorige jaar, op een tentoonstelling in Pulchri, het kloeke schilderij ‘voor Dordrecht’, waarin groote kwaliteiten waren vereenigd.
| |
| |
De firma Buffa kocht dit werk van den schilder.
Zeer vaardig is Van Waning als aquarel-list; als type van zijn degelijk werk met waterverf noem ik een marine met een paar geankerde vaartuigen, eigendom van den heer H.W. Mesdag, die een paar jaar geleden door het publiek zeer gewaardeerd werd, toen de eigenaar een kunstbeschouwing uit zijn portefeuille gaf.
* * *
Sedert Van Waning in het huwelijk is getreden, had hij zijn atelier aan de Suezkade, in de onmiddellijke nabijheid van zijn vroolijke huiskamer. Daar hem echter van tijd tot tijd de onverwinlijke lust bekruipt om een kolossaal doek aan te leggen met veel lucht en veel water, begon hem op zijn oude atelier de ruimte te ontbreken en vond hij een grootere werkplaats, met mooi licht, in 't Oog-in-het-zeil-straatje. Daar spoedt hij zich gewoonlijk heen, wanneer hij een pracht van een lucht of een wolkeffect in 't hoofd heeft, die hij even op het doek wil aansmeren, of als hij, evenals Jaap Maris dat deed, een lucht zoo door en door van buiten kent, dat hij uren lang voor zijn ezel zit om zijn vizioen in toon om te zetten.
naar een krijtschets (atelier).
Dat atelier van Van Waning is zeer eigenaardig behangen met tal van souvenirs van vrienden. Een eereplaats nemen in de miniatuurportretten van zijn overgrootouders en de beeltenissen van de grootmeesters Bosboom en Israëls, die Van Waning als een soort van halfgoden vereert. Maar dan hangen er ook studies en krabbels van zijn vrienden. Ik zag er de eerste krabbel die Arntzenius improviseerde voor zijn teekening Passie, geflankeerd door een onstuimig neergesmeten zeegolf van Morgenstjerne Münthe en een eigen studie van de bekende melkbocht aan den Bezuidenhout. Van Waning wees mij met aandrang op een merkwaardig teekeningetje van Bosboom, enkele krabbels, genoeg om het Hofje van Nieukoop voor den toeschouwer in al zijn pittoreske schoonheid te doen leven. Bosboom had zijn jongen vriend dit blaadje vereerd en hij bewaarde het als een kostbare reliquie. Onwillekeurig bleef ik stil staan voor een teekening, in 1886 gemaakt door Henricus, voorstellende de geboorte van Christus. Aanvankelijk dacht ik een mooie ets van Rembrandt voor mij te hebben, en Van Waning had moeite mij van mijn dwaling te overtuigen. In deze teekening, met zwart krijt gedaan, waren nu letterlijk alle Rembrandt-kwaliteiten vereenigd: vrome stemming, geheimzinnig clair-obscur, pracht van compositie-lijnen en een rijkdom van heele en halve tinten. Ik had veel knaps van Henricus gezien, maar deze uiting van zijn rijke verbeeldingskracht en schitterende gave van uitdrukking overtrof alles wat ik tot dusver zag van dit niet tot zijn recht gekomen genie.
Verder rondziende, zag ik nog aan den wand een studie voor Dordt van Van Waning: een teekening van zijn veel belovenden onlangs als werkend lid van Pulchri aangenomen leerling Evert Moll; een krijtschets van Arnold Koning, en zoo meer.
Nog meer trok mijn aandacht het werk waaraan Van Waning bezig was, of dat hij eerst onlangs voltooid had. Op zijn ezel
| |
| |
stond een Westlandsch moestuintje in aanleg, zeer fijn van toon, een van die mooie vondsten van onze artisten, die men zelden op een tentoonstelling of in den kunsthandel ziet, maar meestal in de ateliers van de bevriende kunstbroeders. Zoo zag ik onlangs bij Arntzenius een juweeltje van v. Waning: strandgezicht met een weelde van warmgrijzen toon. Op zijn atelier genoot ik ook van een vrij groot schilderij ‘De Vliet bij Voorschoten’, een zeer subtiele, fijn gevoelde impressie van de lentestemming over een wijde, wijde waterplas. Er stond bijna niets op dit schilderij als water, lucht en wat groen op den voorgrond; verf zag men niet, 't was alles even teer behandeld. Maar wat schoof dat alles goed onder de lucht, hoe aangrijpend was hier de onmetelijkheid van het watervlak en het sentiment van den lentemorgen. Merkwaardig: zoo'n schilderij verkoopt Van Waning niet; wel schepen en stadsgezichten.
enkhuizen
naar een schilderij
Hij liet mij ook nog zien een paar toonvolle gezichten op Enkhuizen, leuk met die oude brug, wegdommelend in den avondschemer, en een ondergaande zon na een warmen dag, waarin hij een poging had gedaan om de violette kleurschittering in toon te houden.
In zijn schetsboeken bladerend, vond ik daar geheel Nederland met zijn schilderachtigste plekjes in krabbels vertegenwoordigd. En toen weer opziend, trof mij een portret in olieverf van den schilder en een dito beeltenis van een jonge dame. Ik vernam van den schilder, dat hem nu en dan de fantaisie bekruipt om zijn studies op de teekenavonden van Pulchri naar figuur weer op te vatten en zijn hart op te halen aan het schilderen van koppen. Wat ik van hem zag, maakte op mij den indruk, dat Van Waning ook in die richting zou slagen. Hij zorge er echter voor, dat hij het niet doet met opoffering van de majestueuze luchten. Dat is zijn toekomst en daar ligt de weg, die zijn reputatie van knap stads- en riviergezichtsschilder zal bevestigen.
Van Waning is een goed en gezellig kameraad en staat onder de bentgenooten van Pulchri Studio hoog aangeschreven, getuige zijn benoeming tot commissaris van de ge-
| |
| |
NAAR EEN SCHILDERIJ
eigendom van den heer jansen van afferden
| |
| |
naar een aquarel
Eigendom van den Heer J. Schüller.
zellige bijeenkomsten, door hem onder het bestuur van Mesdag bekleed.
Moge zijn werk steeds blijk dragen van een streven naar hooger, dan zal ook deze kunstenaar jong blijven in zijn kunst.
|
|