woeden kamp om het leven is er één vorm, die de meeste kansen op overwinning en overleving aanbiedt: de cirkelvorm.
Indien er in de wereld der ijsschotsen een symboliek van het ideaal is, dan is haar verhevenste teeken de cirkelvormige schijf. Want deze vorm vereenigt met de grootste kans om anderen zachtkens maar zeker terzijde te dringen, de kleinste mogelijkheid om zelf met succes te worden aangevallen Hij verhoogt, om met de krijgskundigen te spreken, of- en défensief de weerkracht van het individu.
Doch zooals bij het streven en dringen der menschen naar het ideaal, iedere stoot en botsing met de harde werkelijkheid meewerkt om de scherpe kantjes af te schuren en weg te vijlen, zoo is ook in de wereld der drijvende ijsschotsen menig pijnlijke botsing noodig, om het individu nader tot den ideaalvorm te brengen. De philosophische formule van de wijsgeeren onder hen is - men kan er op aan! - niet zoo heel ver verwijderd van de moraal uit het Goudsche wapen: per aspera ad astra, slechts door de doornen bereikt men de sterren.
En immers, de sterren zijn óók rond. Maar gemakkelijk bereikt men ze toch niet.
Het vlindertje, haastig opvliegend naar den idealen hemel, wondt zich vaak de teere vleugels aan de nijdige takken van de doornhaag; en Icarus zengde zijn wieken aan de zon. De drijvende ijsschots wordt, om den ronden ideaalstaat te bereiken, heen en weer gesold, omlaag gedrongen, omhoog gekruid, gegroefd, afgekant, verbrokkeld, gespleten, - en vaak barst hij aan gruis voor zijn illusie vervuld is, of vindt den dood op het droge, wat voor een ijsschots nog erger is dan voor een mensch.
Ook hier zijn velen geroepen, maar weinigen uitverkoren.
* * *
Maar men moet ze dan ook zien in hun zelfgenoegzaamheid, die uitverkorenen, de reeds rond of bijna rond gebakken philosophen onder de ijsschoten. Men moet ze zien, zooals zij daar, voldaan over zich zelf en de wereld, met schommelenden gang, onaangedaan door de botsingen en den tegenstand die de anderen kwellen, doch die zij te boven zijn, hun weg nemen door de moeielijkheden des levens die op hen geen vat hebben, wetend dat het voor hen is weggelegd, de verre veilige zee, de behouden haven te bereiken.
Zij stooten zich aan niets, maar glijden overal langs de scherpe kanten van het leven, de hardheid van den strijd om het bestaan, behoort tot de dingen, die hen niet meer raken.
Anderen vallen met driesten overmoed op de hardsteenen brugpijlers aan, en stooten zich te pletter. Zij glippen er behendig langs, wetend dat vechten tegen de bierkaai dwaasheid is.
Anderen kruipen tusschen de phantastische tronken der verdronken wilgeboomen, maar blijven hangen, buigen door en vallen te morzel. Zij hebben ervaren dat poezie en phantasie ijdelheid is en kwelling des geestes.
Anderen trachten tusschen het schip en den wal door te sluipen, maar loopen vast en worden fijngemalen. Zij hebben geleerd dat veiligheid beter is dan gewaagde avonturen.
En hoe dichter men nadert tot de zee, des te grooter wordt het aantal dezer levenservaren philosophen, zooals het percentage verstandigen toeneemt met den ouderdom.
De onbesuisden, de krachtverspillers, de onervarenen en onverstandigen gaan te gronde. Naar de veilige zee in het verre verschiet daarentegen stevenen veilig de wijzen en verstandigen voort.
* * *
De geschiedenis heeft philosophen gekend, die geen jota gaven om den uiterlijken vorm, en door hunne gehavende kleederen de menschheid ergerden, - wat zeer dom van hen was.
De philosophen onder de ijsschotsen denken er anders over. Zij behooren in dit opzicht tot de school van Plato; de vorm is hun volstrekt niet onverschillig. En het is merk-