Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 13
(1903)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 302]
| |
ONTWERP VOOR EEN KERKRAAM, VAN 1895
(NAAR DE ORIGINEELE HOUTSKOOLTEEKENING; STERK VERKLEIND) | |
[pagina 303]
| |
Walter Crane.
| |
[pagina 304]
| |
‘the workers may-pole’. allegorische prent (verkleind).
| |
[pagina 305]
| |
nieuwtjes van aantrekkelijke bevalligheid en kuische distinctie. Niet zoo heel gezond en jolig, maar adelijk-bleek en engelsch-tenger; niet zoo heel eenvoudig en naief, maar van smaakvolle, weloverwogen ordonantie; niet voor kinderen vooral, waarvoor velen ze eerst gehouden hadden, maar voor groote menschen in die blanke geestesuren, waarin men behoefte heeft als een kind zonder alle inspanning te genieten en zich te vermeien in wat gracelijke rythmiek, hoofsche manieren en speelsch ornament. Sedert is Crane niet meer uit 't oog verloren. En nu zal het publiek, dat zijn werk alleen uit de afdrukken kende, op deze tentoonstelling de oorspronkelijke teekeningen voor de tallooze bekende en onbekende prenten zien. Dat lijkt heel aanlokkelijk; maar zal men er in elk opzicht een hoogeren dunk van 's teekenaars talent door krijgen? Ik geloof het niet. Er mag niet worden vergeten, dat een reproductie van Crane's ontwerpen doel is, niet middel, als bij een photo naar een willekeurig blad uit een schildersportefeuille. Deze dingen zijn voor den druk gemaakt en als de zwart-wit bladen goed doordacht zijn zullen ze door het drukprocedé, op zorgvuldig gekozen papier en ontdaan van alle toevalligheden, (dekwit-retouches etc) éér winnen dan verliezen. Slechts de kleurdrukken blijven veelal beneden het effect der oorspronkelijke teekening en zoo zal men dus bij die groote rubriek van Crane's werk, waartoe ook de behangselpapieren gerekend moeten worden, nu eens kunnen zien, hoever de technische hulpmiddelen nog altijd ten achter staan bij de gevoelige hand. Men kan zeggen: dat is het lot van ieder, die voor de groote markt werkt; zeker, maar toch ook alleen daar waar de machinale bewerking niet van meet af aan door den ontwerper geleid wordt, of waar de artiest heeft willen roeien met andere riemen dan de nu eenmaal bestaande. En juist daarom veroorzaken de oorspronkelijke kartons, naast de machinale replieken gehangen, meer droefheid om gemiste bedoelingen, dan genot om de fijnere kwaliteiten. Kortom 't is m.i. zeer de vraag of niet in 't plan voor deze tentoonstelling een vergissing lag, of men zich niet in de gevolgen heeft verrekend.
amalfi. penteekening met bruinrooden inkt; van 1872 (verkleind).
Maar dat alles zijn overwegingen meer de | |
[pagina 306]
| |
organisatie rakende dan den kunstenaar. De hoofdzaak is: kon men Crane leeren kennen en heeft men kunnen genieten; zal het algemeene oordeel na deze materiaal-verzameling ook herzien moeten worden? Fragment van het ontwerp voor een raam in de Holy-Trinity Church te Hull.
Vooreerst zij gezegd dat natuurlijk van kwantitatieve volledigheid bij dezen producent en gros geen sprake kon zijn; maar dat er enkele dingen te zien waren, die op het ontvouwen van zijn aanleg een merkwaardigen kijk gaven. Voor zoover er hier een ontwikkeling te constateeren viel is die naar geest en vorm normaal en geleidelijk geweest. In zijn oude teekeningen - Italiaansche landschappen, enkele boekillustraties, bloemen - is veel van zijn latere resultaten voorbereid. Neem b.v. dat gezicht op de bocht van Amalfi van 1872. Met fijne pennelijntjes zijn de bergpartijen behandeld, kruivig en vol is de boschvacht, maar toch zonder eigenlijke uitdrukking van de substantie. Met nauwgezetheid zijn de visscherbootjes geteekend op het strandje, of met ragfijn tuig zeilend over 't rimpellooze vlak naar den strak gespannen einder. Het is den teekenaar niet te doen om de overtuigende tegenstelling van gladde rotsen en mul zand, niet om het paarlig glansen van 't aandeinende water. - De bouw van het geval, de rijkdom der deelen, het strekken van het onmetelijk zeevlak. - Is daarin niet alles wat Crane later in zijn kleinste vignetten soms met frappante stelligheid kon geven? Een kust, zonder naam, een zee uit de wonderwereld een kim, die in de fabel het einde der wereld beduiden moet. In deze oude, serieuze teekeningen is dat alles nog schraal en glasachtig. Wat hier schuchter is omgetrokken krijgt later stevige contours, wat hier onbeholpen is aangeduid zal met raker vastheid worden neergeschreven; maar hier is bij nauwlettende en geduldige natuurstudie toch niets méér gezien, dan wat den illustrator, den decorateur, den dichter der lijn kan interesseeren; in wezen is deze studie van buiten gelijk met de fantasiegevallen van later. De richting is aangeduid. Neen een schilder van het stoffelijke leven is aan dezen decorateur niet verloren gegaan. Dat getuigen zijn latere schetsen van buiten: waterverfteekeningen, soms met ijver doorgevoerd tot droge volmaaktheid, als de marmergroeven van Carrara, meestal zoo onrijp en papierachtig, dat ze nauwelijks beter zijn dan de vele ‘watercolours’ uit de voortreffelijke Whatman-blocks van honderden engelsche toeristen. Hier is de globe-trotter aan 't werk, sight-seeing meebrengend van groote reizen, van Napels naar Pesth, naar Rothenburg en Neurenberg, van Wells naar Bauvais, krabbels telkens van een leesbaar jaartal en monogram voorzien, maar niet van hooger soort dan de gekleurde prentbriefkaart. Vreemd eigenlijk | |
[pagina 307]
| |
hier is ook geen vooruitgang; vergelijkt men b.v. ‘de oude hoeve in Kent’ (gemerkt 1898) bij een penteekening uit de 70er jaren (no. 4, 9, 12 van den Catalogus) dan schijnt er van den drogen, scrupuleuzen teekenaar van professie een gemakkelijk werkend dilettant geworden, die wat te gauw met eigen werk tevreden is. Neen deze sketch-afdeeling had voor 't groote publiek, dat van Crane houdt en zich eens denkt te goed te doen, gevoegelijk weg kunnen blijven. Ze kan hoogstens voor een snuffelaar-biograaf van belang zijn. Fragment van het ontwerp voor een raam in de Holy-Trinity Church te Hull.
Crane's talent is wel totaal decoratief. Een vlak, zij het nog zoo ingewikkeld van vorm, zal hij u vullen met een figuur. Hij lost den puzzle op door de beenen, den arm en het hoofd zoo te draaien, dat alle hoeken worden ingenomen, hij verlengt den rug als 't noodig is die in een vlakken boog te laten krommen, hij geeft niet veel om geijkte verhoudingen van dijen en schenen, hij stoort zich niet aan de vereischte acht kop-lengten, als hij er tien noodig heeft. Zijn mannen en vrouwen rijzen en krimpen naar zijn wil; maar zij rijzen organisch, heel hun stelsel groeit mee, voegt zich in het te voren bepaalde kader. En als met den vorm goochelt hij met de kleur: Vergt een fletsgeel de tegenstelling met een bleek groen, dan schiet achter den gelen ridder aanstonds een heg van olijven de hoogte in; donkere cypressen staan op zijn wenk achter roomwitte mantels. Zijn smaak is zeer positief. Hij weet altijd raad en schijnt nog wel 't meest op zijn gemak als hij met de keuze van materiaal op zich zelf al een effect moet maken. Op donkergrijs of bruin pakpapier teekent hij met wat dekverf-geel, rood, mat-wit en oud-blauw-kantig, met vast bestuurd penseel, wapentjes en ornamenten en door den mooien middeltoon van de grondstof wordt alles schijnbaar prachtig rijp en gebonden. Natuurlijk zulk een truc houdt bij langer kijken geen steek. ‘Man merkt die Absicht und man wird verstimmt;’ maar voor een feestelijke versiering van korten duur doet het uitmuntende diensten. Dit zijn de momentaan aantrekkelijke, maar op den keper bezien grove middelen van het Liberty-artikel.
illustratie uit ‘flora's feast’; de roos.
Half aangeboren smaak zonder | |
[pagina 308]
| |
ernst en buiten alle logica om, half ook dat bij uitstek Engelsch-Amerikaansche pleizier in het kunstje der verrassende hiaaten, een optisch bedrog eigenlijk, waar het oog van den toeschouwer het ontbrekende aanvult en waarvan Nicholsons Whistler wel het klassieke voorbeeld is.
zaaitijd. ontwerp voor een muurschildering. (naar het origineel).
Crane's studie en liefde zijn voor het geïllustreerde boek. Begonnen met zwart en wit illustraties bij verhalen als Princes Fiorimonde en aanvankelijk weinig verschillend van het gros der fashionabele engelsche teekenaars, heeft zijn faire binnen weinige jaren die breedte verkregen en zich verzacht tot die soepelheid, waaraan we nu denken bij het uitspreken van zijn naam. Men kan zich nauwelijks leniger gratie en kalmer blankheid denken, dan er van die ontelbare bladzijden uitgaat, en men staat verbaasd voor die eenheid, die bij alle variaties door een persoonlijken wil blijft gehandhaafd. Men moge er van houden of niet, maar Crane heeft zijn eigen, door al zijn werk heengaanden stijl. Van begin af aan kiest hij zijn stoffen zoo, dat vooral het elegante, vooral het geurige en bloemig-fijne, nimmer het scherp geaccentueerde te releveeren valt: De bloemen schikken zich tot kaleidoskopische stoeten, hun teere bloemblad-lubben bedekken in trantelen opschik witte feeënpaarden, hun stuivige meeldraadkronen omhullen poederend maneschijn-gezichtjes, beschaduwen melancholieke oogen; hun stengels worden gewonden tot de ranke ornamentiek van een weeldig jeu de fond. De witte lelies zijn trotsche, bleeke edelvrouwen geworden, in verachtelijke wending over den schouder kijkend, de goud-rosse haren gewrongen in den bloemkelk, die hen kroont als een middeleeuwsche hennin. De Aärons-kelken zijn klinkende, zilveren bazuinen en de toeterende herauten met hun groene hozen, wijduitstaande witte schouderlappen en kragen, hun kunstig geplooide hoeden met den langen stamper tot pluim, die herauten zijn de levend geworden plant zelve. Zoo gaan ze ons in een fabuleusen corso voorbij; stappen aan in lichten danspas, | |
[pagina 309]
| |
knakken neer in hoofsche buigingen, spreiden pronkend hun triomfantelijken tooi als de chrysanten, of rijden geharrenast ten tornooie als Lelie en Roos. Heel het weeke geplooi der knoppen, het zwellend strakke, het flets-verwelkte van stengels en bloemen wordt aan menschelijke vormen geleend. Fragment van het ontwerp voor een raam in de Holy-Trinity Church te Hull.
Een romanticus van aard, is Crane een zoeker in alle oude culturen naar vormen voor zijn fantasie. Zeker zijn hem noch de Elgin-marbles met hun sluiergewaden, gevloten langs roomige huid, vreemd gebleven, noch heeft hij Flaxmans werk achteloos terzijde gelegd en ook van de italiaansche renaissance heeft hij al vroeg gehoord. Ik stel me voor dat de Primavera lang in zijn werkplaats heeft gehangen en dat hij de Triomphi, op pronkende italiaansche huwelijks-cassoni geschilderd, meer dan oppervlakkig heeft bestudeerd.Ga naar voetnoot*) Hij houdt van al de schoonheid der verzonken tijden en in eigen verzen (Sirens Three) boekt hij met behagen al die heerlijkheden bijeen But through the veil of night arround me there,
Rose towering shapes clothed in the voiceless air,
Like kings enthroned amid their powers's decay
Statue and ruined shrine, and temple bare
Dolmen and sphinx and Greek or Gothic fane.
Als van een verloren paradijs heeft hij gedroomd van de groote florentijnsche bloeiperiode. In elke manteltip, in elke plooi is zijn liefde voor de oude schatten te zien; soms herinneren heele kostumes aan Mantegna. Grieksche, Italiaansche en noordschmiddeleeuwsche elementen zijn met zuiver engelsche saamgesmolten en dat is ook logisch verklaarbaar als men Crane als een der laatsten van de geleidelijk veranderde richting der Prae-Raphaelethic-Brotherhood beschouwt en denkt aan zijn vriendschap met William Morris.
bladversiering uit spencers ‘fairy queen’.
Aan zijn vrouwen met engelschen teint en engelsche haren, met zwellende lippen en paarlwitte tandenrij, met hooge taille, maar al te schraal van leden, heeft hij als uit tooverretorten geschonken de essence van het warmer, vol-ronde, italiaansche levensmooi, in hen is de elasticiteit gewekt van Forli's engelen. Zijn mannen met het opgeschoten lichaam, de lange beenen der ‘rossebedwingende Britten’ zijn opgevoed aan lauwer kusten, waar elke hoekige beweging van den vaderlandschen gentleman voor lachwekkend-barbaarsch gold. Zoo is de wereld | |
[pagina 310]
| |
die Crane's harmonie-zieke gemoed zou begeeren. Maar naast de vrije beweging is hem de saamgehokte gothieke rijkdom lief. De herinnering aan middeleeuwsche handschriften spreekt uit zijn gestadig strenger saamgehouden letterblokken, terwijl het oordeelkundig gebruik van volzwarte plekken in de open teekening op de kennis van oude drukken wijst. Fragment van het ontwerp voor een raam in de Holy-Trinity Church te Hull.
Voegt men die elementen samen en ziet men in de zucht naar het zoetelijke, de schemeravond-melancholie van veel zijner bladen, een echt engelsche grondeigenschap, waarvan zelfs het werk van Dante Gabriel Rossetti niet altijd vrij is, dan is deze Engelschman van eruditie niet beter begrepen misschien, maar toch in wezen duidelijker omschreven. En voor zoover men door psychische-analyse van het oeuvre het innerlijk zijn eens kunstenaars kan benaderen staat de mensch Crane ons helderder voor den geest. Want wat ik hierboven over den aard van zijn werk heb gezegd, in enkele woorden over een paar geïllustreerde fairies, geldt ook vrijwel voor het overige. Al zal de een nu houden van Queen Summer om de wijsbestierde gedrongenheid der composities, al moge een ander Flora's Feast niet vrij vinden van zekere slapte, en een derde den kranigen stempelband van Floral Fantasy, met de geschoren haagjes en de pauwen van gesnoeide palm buitenop, verkiezen boven de teekeningen binnen in het boek, niemand zal betwisten, dat alle drie uit een zelfde intentie zijn geboren. En ook door de Pan-Pipes, door Crane's ontwerpen voor gebruikskunst, behangsels, glasramen, muurschilderingen, teekeningen voor staven en schilden van zilver, gaat één kennelijk streven: Fragment van het ontwerp voor een raam in de Holy-Trinity Church te Hull.
Gladde, vlekkelooze schoonheden, mannen en vrouwen, bloemen, en tuinen, paarden, kasteelen en tempels te laten zien in de onbestoven Zondagsche gelaktheid van het verbeeldingsland. Daarbij een zoeken naar evenwicht overal; de opengeslagen dubbelbladen in correspondentie met elkaar gehouden, het équilibre gehandhaafd door buiging en strekking, gedragen door kleur. Wolken, menschen, herten en laurierboomen zijn niet dan ingredienten, naar hartelust gebruikt om op immer nieuwe manieren te zoeken naar dat ééne gelukkige geestesmoment, om even te zweven, te balanceeren, geschommeld te worden op het rythme der vormen, als op de golvende maat van een klankrijk, zij het dan ook soms inhoudloos, vers. Want de inhoud moet wel eens schade lijden bij deze richting, die zoo klaarblijkelijk in de werelddingen slechts middelen, haast ornamenten ziet. Het algemeene type is al voldoende en een dieper ingaan op de eigenaardigheden, op den wezenskern en de zelf- | |
[pagina 311]
| |
standige beteekenis der objecten wordt overbodig. Neen van het verborgen levensmysterie moet deze engelsche Wouter niets hebben. 't Zou hem volmaakt onverschillig zijn, waarom die eene molen, die zijn Hollandschen naamgenoot zooveel hoofdbrekens kostte, ‘Morgenstond’ heette, als hij er maar een stralende, opgaande zon, of voor mijn part een Helios bij mocht teekenen. Het laat hem koud of de tijd ook nog anders verzinlijkt kan worden, dan door den academischen grijsaard met zeis en zandlooper, als de oude man één been wil bijtrekken om in bevalligen stand zijn attribuut te slijpen. Kijkt men goed, dan hebben lelies en vergeetmijniet, rozen en zonnebloem, blauwbaards vrouw en Miranda uit de Tempest allen dezelfde fijne neusjes, dezelfde wélgevormde kin en de eeuwig gelijke, dwepende vraagoogen. Eigenlijk gaat hun aller karakter-uitbeelding niet dieper dan de kleeren. Het blijft een fraaie maskerade, een onuitputtelijke garderobe, een ballet zoo luisterrijk als London nooit te voren zag, noch ooit zien zal. O, die Londensche pantomime, wat spookt die er in, de zin voor Drury-Lane en Alhambra heeft Crane in het bloed gezeten. En niet alleen het deftige ballet, ook de potsen van de harlequinage heeft hij liefgehad. Zijn ‘Slate and Pennsilvania’ (op de Tentoonstelling heb ik het niet kunnen vinden) was een oprechte kinder-performance met den onvermijdelijken Bobby tot besluit. Voor al die lichtere kost is zijn elegante manier van dienen best te rechtvaardigen en zelfs waar hij Spencers ‘Fairy Queen’ blad voor blad van vignetten en illustraties voorziet gaat het nog aan. De gave zwart-wit-versiering past bij die mooie verhalen, die minder hevig en menschelijk, dan puur en statieus willen zijn. Maar waar hij zich aan Shakespeare waagt, daar is het met nog zoo smaakvol schikken van patronen en menschen niet gedaan. Bij alle formeele zuiverheid moet er toch een innerlijk verband tusschen tekst en plaat blijven. Anders veel liever maar een mooien druk op duur papier en zonder full-page versiering. Shakespeare's mensch-symbolen, helden van ziedende passie en bloedige begeerte, geslagenen door de fataliteit, zijn voor Crane te kras. Hier ziet men het, dat zijn poppen er zijn om te buigen en hoog opgericht te poseeren op gladde marmeren vloeren met onverstoorbaar kalme, liefdroeve gezichten en altijd weer - 't is om tureluursch te worden - starend uit die engelsche vraag-oogen, die Daudet noemde ‘les yeux qui s'ouvrent en rond’.
illustratie uit ‘ali baba en de 40 dieven’.
(naar het origineel; verkleind.) Nu blijft alleen nog, Crane als teekenaar van kinderboeken. Als zoodanig is hij al zeer ongelijk. Moest men hem naar Ali Baba en de 40 dieven, Valentine and Orson en verscheiden van zijn Sixpence-books beoordeelen, of naar het barok-mythologische Wonder-book zou men hem licht onderschatten. Dikwijls maakt hij den indruk te overlegd, te weinig spontaan en daardoor te ingewikkeld decoratief te zijn. Maar als hij wil en bovenal in zijn ‘little Pigs picture book’ laat hij zich even van een kant zien, die in den laatsten tijd te zelden vertoond is. Hier is ongezochte humor, kinderlijk begrip en een deksels knappe expressie. O, ik zal niet zeggen dat Oberländer de beesten niet in ruiger levenswaarheid maatschappijtje heeft laten spelen; ik weet best dat Hoytema in kleur aan iets veel hoogers raakte en Wilhelm Busch met minder uiterlijkheden op zijn minst even komiek is geweest; maar deze varkentjes doen zoo heuschig in hun spekkige levendigheid, zitten | |
[pagina 312]
| |
zoo parmantig over hun snorkende snuitjes te oogen om moeder Zeugs tafel, en maken zoo geducht beenen als ze naar de markt gaan, dat wie het geluk had ze op de kinderkamer voor 't eerst te zien ze nimmer vergeten zal. En wat is het toch eigenlijk een groote hoofdzaak bij prentenboeken, dat ze een blijvende herinnering worden en daardoor een eereplaats verdienen naast vader Hoffman's ‘Struwelpeter.’ - Men zou nog veel kunnen vergelijken, om van alle kanten den bal gooiend eindelijk het doel eens precies in het wit te raken. Maar wat baat het ons ten slotte, of we al weten, dat Caldecott de oude waarheden argeloozer en dringender gezegd heeft, dat de vizioenen uit Dorés Schoone Slaapster bijgebleven toch van een rijker gemoed getuigen? Als we resumeeren zal ons Crane voor oogen staan: niet als de geniaalste der illustratoren of de veelzijdigste der Europeesche teekenaars, ook zeker niet als één die geheime menschelijke eigenschappen heeft kunnen of durven bloot leggen, of die verbaast door zijn scherpen blik voor de constructie der dingen als Adolf Menzel; maar als een zeer smaakvol engelsch artiest met gelukkig talent voor alles wat decoratie en vlakvulling kan heeten, - zonder zich te bekommeren om het doel en de bijzondere eischen van het te versieren voorwerp -; als een geest die veel heeft opgenomen en er zijn cachet aan heeft verleend, een onvermoeibaar arbeidzaam mensch, dien men niet elke ongelijkheid in zijn reuzenopus mag kwalijk nemen; maar dien men ook heel zeker niet kan navolgen zonder laf en banaal te worden. Amsterdam, Maart 1903.
illustratie uit ‘that little pig. his picturebook’.
illustratie uit ‘that little pig. his picturebook’.
|
|