| |
Van poppen.
Door J.E.v.S.B.
In de maand Januari van het jaar 1903 werd, in de kunstzalen van de onvolprezen maatschappij Arti et Amicitiae te Amsterdam, een tentoonstelling gehouden van poppen en antiek speelgoed.
Noord-Hollandsche boerin.
Men kon er tevens thee drinken, wafeltjes met sjokolade gebruiken, kandeel proeven, van een ‘Uberbrett'l,’ een ‘Chat noir,’ een ‘Champagne-Bar’ en ‘Sakouski tafel’ genieten, de poppenkast zien vertoonen en nog andere, zeer uitgezochte en bijster fatsoendelijke genoegens smaken, die men op een tentoonstelling van poppen niet verwacht zou hebben, wanneer men niet geweten had, dat dit alles gebeurde ter wille van de Vereeniging tot verbetering van het lot der Blinden in Nederland en zijne Koloniën, dat wil zeggen ter wille van de kas dier Vereeniging.
Dame omstreeks 1855.
Het was er te doen om geld te verdienen en om niets anders. De sjokolade, de ‘chat noir,’ de poppen en heel de rest waren niet dan een voorwendsel om geld te ontvangen en de ‘Sakouski tafel’ (bedoeld werd ‘Sakocska,’ wat ‘voorproefjes’ beteekent), zal er niet weinig toe bijgedragen hebben om het uitgeven van het geld gemakkelijk te maken. Zoo iets Russisch, half gespeld op zijn Fransch en dan in Amsterdam, het was dol gezellig! De eenige maatstaf ter beoordeeling, die aan deze tentoonstelling en zijn gedoe kan worden aangelegd, is die van den opbrengst, en zoodoende schijnt het wel, dat ze buitengewoon geslaagd mag heeten.
Aanvoerders van Roodhuiden.
Het zou hoogst onrechtvaardig zijn geweest op deze tentoonstelling de vraag te stellen, of het tentoongestelde wel geheel tot zijn recht gekomen is en of de inrichting, de opstelling en de plaatsing wel zóó waren, dat men eruit heeft gehaald, wat erin steekt.
Want er steekt wat in, in antiek speelgoed en in poppen.
Deze tentoonstelling reeds heeft het aangetoond.
Gij hebt misschien gedacht, dat poppen speelgoed zijn en dat speelgoed voor kinderen is. Nu kunt gij er u mogelijk op beroepen, dat gij zelf een- | |
| |
maal een kind zijt geweest dat speelgoed had, en dat gij nu zelf kinderen hebt die speelgoed hebben. Het kan zijn, dat gij geheel ter goeder trouw zijt, maar dat neemt niet weg, dat gij deerlijk ongelijk hebt.
Pop afkomstig van Susanna Huygens, dochter van Constantijn Huygens.
Kinderen spelen met alles: met hun ouders, met tafels en met stoelen en bijzonder graag met scheermessen en scharen, als zij die te pakken kunnen krijgen, de lucifers niet te vergeten, die bijzondere aantrekkingskracht op hen uitoefenen.
Alle deze dingen nu zijn zeer zeker geen speelgoed. Dat hebben de groote menschen, oordeelende over dingen die buiten hun gezichtskring liggen, nu eenmaal zoo vastgesteld.
Pop met pruik, muts en rozenroode satijnen kleed met tulen mouwen uit 1815, afkomstig van Mevr. Pabst - de Vrij, geb. 1820.
Poppengoed volgens de Friesche dracht van het begin der 18e eeuw, afkomstig van de familie Rinnema.
Wél speelgoed zijn allerlei dingen, die groote menschen lief, snoezig en aardig vinden, die zij maken, bestellen of koopen en in hunne huizen halen onder voorwendsel, dat ze er de kinderen zoo'n plezier mee doen. Dan spelen de groote menschen met dat speelgoed en mogen de kinderen er naar kijken, want de kinderen zelf kunnen dat eigenlijk niet zoo en zouden de boel maar vernielen.
Wat kunnen vaders geen pret hebben met hun vliegers, die ambtelijk bekend staan als de vliegers van hun zoontjes, die ze mogen dragen naar buiten en vasthouden als vader ze tegen den wind in oploopt! wat kunnen de pa's niet genieten van den bokkenwagen, waarin zij Zondags hun kroost rondrijden, wat is het voor de moeders geen genot als de meisjes zóó groot zijn geworden, dat de moeders zich met goed fatsoen aan het aankleeden van een pop kunnen zetten!
Venetiaansche kantwerkster.
Kinderen voelen veel voor wat groot is en ‘echt’ zooals ze dat believen te noemen. Toen de Koningin nog Prinsesje heette en Haar Vader voor Haar uit Shetland heele kleine paardjes liet komen, was er misschien maar ééne in Nederland, die die snoepige diertjes maar half waardeerde. Dat was Prinsesje zelf, die openhartig verklaarde veel meer te houden van groote paarden.
Een kind doet graag, alsof het een volwassen mensch is, met dingen die volwassen menschen gebruiken en zooals zij die gebruiken. Kindertafels, kinderstoeltjes, poppenhuizen, alles wat op verkleinde schaal is gemaakt, omdat het voor kinderen moet dienen, staat bij kinderen eigenlijk in een slecht blaadje, omdat het hen juist zoo goed doet gevoelen, dat ook zij zelf beneden de maat zijn. Aan den anderen kant is hun verbeelding zóó groot, dat ze ongevoelig zijn voor de gelijkvormigheid alleen en zij die dan ook niet waardeeren kunnen.
Oud-Hindelooper bakerkind in het pak.
Wat in hun oogen een pop is, gelijkt dikwijls weinig op hetgeen volwassenen een pop noemen. Een pop als bakerkind gekleed, gelijkt straks in hun oogen op tante Jet, toen die naar een bal zou gaan en zij haar even mochten bekijken onder uit- | |
| |
drukkelijke voorwaarde op eerbiedigen afstand van tante Jet te blijven. Morgen zullen zij tante Jet verbazen, door haar te vragen, een een vingerdoekje, dat zij te pakken gekregen hebben, bij wijze van luier de pop aan te doen, die tante Jet met bewonderenswaardig geduld heeft aangekleed naar haar eigen wandeltoilet, met sleep, mof en hoed met veeren.
Volwassenen daarentegen scheppen behagen in dingen van ongewoon kleine afmeting, die dan meestal ‘modelletjes’ heeten. De zeeman maakt zijn schip na, de machinist zijn stoomtuig. Als het schip gesloopt en het stoomtuig al lang door een nieuwer vervangen is, blijven die modelletjes bestaan als historische gedenkstukken, verre te verkiezen boven afbeeldingen, die maar één kant te zien geven, boven beschrijvingen, die nooit juist zijn.
Bakerkind met wieg en luiermand, afkomstig van Mevr. C. van Twist-Commelyn geboren in 1710.
Onder het antieke speelgoed op de Poppentoonstelling was menig modelletje dat nooit als speelgoed bedoeld is geweest en men zou niet ver van de waarheid zijn door te verklaren, dat het allergrootste deel van hetgeen er te zien en niet te zien was, eer tot de modellen dan tot het speelgoed behoorde.
In ieder geval het ontleent daaraan zijn belangrijkheid.
Wat kan een poppenhuis niet een kostelijk document zijn voor de wetenschap der beschavingsgeschiedenis.
Het kan een Museum Plantin-Moretus zijn, dat op het echte nog voor heeft, dat het met één oogopslag in al zijn onderdeelen te overzien is en, dat er geen menschen in rondloopen, die er niet in thuis behooren. Maar dan moet het ook geheel op schaal zijn.
Er zijn zulke poppenhuizen, ware kunststukken en ware historische documenten, afkomstig uit den tijd toen speelgoedwinkels nog niet zóó goed voorzien waren als zij dat tegenwoordig zijn. Nu, de tentoonstelling in Arti bewijst het, maken de speelgoedwinkels het inrichten van poppenhuizen schijnbaar zóó gemakkelijk, dat er bijna geen goede poppenhuizen meer gemaakt worden. Alles wat in onze woningen voorkomt is in de speelgoedwinkel op verkleinde schaal, keurig netjes nagemaakt, te koop. Meubels, kachels, lampen, tot telefoontoestellen in kluis, zijn er maar voor het uitzoeken. Wanneer gij u nu maar niet aan afmetingen stoort, kunt gij een poppenhuis maken, waarin niets ontbreekt. Alles is op zich zelf zóó aardig bewerkt, dat gij het dwaasheid vindt zelf te maken of te laten maken, hetgeen gij kant en klaar koopen kunt. Een geheel kunt gij er echter niet van samenstellen.
‘Oude Bes’, pop met beweegbaar hoofd, afkomstig van Mevr. C. van Twist-Commelyn, geb. te Amsterdam in 1710.
In een provinciaal Museum in ons land is een poppenhuis te zien, een jaar of vijftien geleden gemaakt. Het is geheel volledig. Er staat een schildwachthuisje voor de deur en de wijnkelder ligt vol flesschen.... maar elk dier flesschen is grooter, dan het schildwachthuisje alleen!
Zóó erg was het in Arti niet, maar de meeste poppenhuizen leden toch aan het euvel, dat de goede verhouding er zoek was geraakt.
Pop uit het begin der 19e eeuw.
Ook van vreemde landen en volken weten poppenhuizen ons te vertellen. Wanneer gij geen vreemdeling in uw eigen tijd zijt, weet gij voor het minst, dat onze generatie bezig is de oude stijlen in woning, huisraad en
| |
| |
kleeding over boord te werpen. Wij gevoelen ons niet te huis in Gothiek, Herboortestijl, de omgeving der Lodewijken, de smaak van het Eerste Keizerrijk, noch in het afgrijzelijke dat daarop gevolgd is. Wij zijn bezig iets anders te scheppen, dat wij nu Nieuwe Stijl noemen, maar dat mettertijd, als het tot rijpheid gekomen is, wel een naam zal krijgen. Wij streven daarbij naar degelijkheid, naar eenvoud en naar rust, wat zeer voor ons pleit en gaan ter schoole bij de onbedorven smaak der landlieden, wat een onuitgesproken verwijt inhoud tegen onze steedsche omgeving. Middelerwijl praten wij over hetgeen ons land op de tentoonstelling te Turijn te zien heeft gegeven.
Pop in Marker vrouwendracht.
Pop in Marker mannendracht.
Hier op de poppententoonstelling kunt gij zien, dat, o! broederschap der volkeren! in 't Oostersche Rusland de zelfde krachten aan het werken zijn. Daar is No. 60 van den katalogus, het Russisch landhuis, niet de Isba der Russische dorpen, met zijn smeerigheid en viezigheid en zijn ongedierte, maar een huis voor beschaafde menschen, vermoeid van de onrustigheid der voortbrengselen uit de Europeesche fabrieken, die zich nu op het land iets bouwden naar gegevens ontleend aan de onbewuste smaak der boeren. Nu zit men in den volkseigen dracht om een tafel en op stoelen, met vormen, verfijnd, ontleend aan de lompe meubelen der echte isba en speelt op de balalaïka, terwijl de flesch op tafel staat, en dat niet voor de pronk. Want de Russen behooren tot de volkeren aan wie de toekomst is, de volkeren die, dank zij een stevigen dronk, bestand zijn tegen de verveling en de eentoonigheid van machinalen arbeid.
Russisch landhuis.
De machine beheerscht geheel ons modern leven. Zelfs op de poppententoonstelling komt dat uit. Alle moderne poppengezichtjes gelijken op elkander. Zij verschillen in grootten, naar nummers, evenals handschoenen. Maar overigens zijn zij gelijk. Zij hebben een wipneusje en heel bolle wangetjes. Het zijn zuigelingengezichtjes, in hun soort bijna volmaakt.... alleen het soort deugt niet.
| |
| |
Zij moeten uit Duitschland komen, dunkt mij, uit fabrieken, waar wijsgeerige Duitschers het bewind voeren, het hoofd vol bespiegelingen, blind voor de werkelijkheid. Zij redeneeren, dat poppen speelgoed zijn voor kleine meisjes, die in die poppen kindertjes zien. Daarom maken zij poppen met kinderhoofdjes, machinaal, en heel goed, want met een Duitschen dronk spoelen zij alle fantasie weg, die hen maar zou afleiden, letten alleen op hun machine, smeeren die op tijd, en leveren zoodoende uitmuntend en goedkoop werk, in dit geval poppen met kinderhoofdjes.
Maar poppen zijn eigenlijk geen speelgoed voor kleine meisjes en worden maar bij hooge uitzondering als kindertjes aangekleed. Meestal moeten zij groote menschen voorstellen. Dat maakt, dat zij er gewoonlijk ietwat mal uitzien, vooral als zij, in mannenkleeren gestoken, met knevel en baard worden voorzien.
Mulattin van Martinique.
Toen, eenige jaren geleden, de Duitschers koloniën rijk werden, kregen zij twee dingen die zij nog nooit gehad hadden, te weten Tropenkolder en negerpoppen. De fabrikanten voorzagen een groote vraag naar zwarte en zoowaar ook naar bruine poppenkoppen en poppenarmen en zij maakten die. Waarom maken zij geen poppenkoppen die meer in overeenstemming zijn met het doel waarvoor die dienen moeten?
Tyroolsche boer uit ongeveer 1720.
Een pop kan werkelijk een kunststukje wezen, een ding dat een vreugde is voor de oogen. Kijk daar dat kleine popje eens aan, dat een Amsterdamsche dame uit Beieren heeft meegebracht. Het stelt een Tyroler voor en is omstreeks honderd-vijf-en-twintig jaar oud. Wat is dat een aardig miniatuurmenschje met zijn mannengezichtje en zijn volkseigen kleertjes, die er zoo ‘echt’ uitzien.
De moderne poppen missen meestal alle aantrekkelijkheid die een passend gezichtje hun zou kunnen geven, zij moeten het alleen van de kleeren hebben, die bijna altijd in groote tegenstelling zijn met het bolwangige zuigelingenkopje met zijn wipneusje en zijn verbaasde oogen.
Man in oud Hindelooper dracht.
En toch.... die kleeren alleen, - laten wij het dankbaar erkennen - wat vormen zij niet een onwaardeerbare schat voor de kennis van het costuum!
Om dat te kunnen waardeeren, moet men maar eens getracht hebben, niet alleen een in onbruik geraakte kleeding na te maken, maar, wat zooveel gemakkelijker is, een echte, bewaard gebleven, in onbruik geraakte kleeding behoorlijk aan te doen, zelfs wanneer men over afbeeldingen te beschikken heeft en het een militaire kleeding betreft, waarvan ieder onderdeel, naar men denken zou, behoorlijk voorgeschreven is.
Op een of ander punt blijkt het voorschrift dan onvolledig te zijn en afbeeldingen zijn eigenlijk nooit vertrouwbaar.
Een pop is daarentegen meestal een document.
Een reglement is een koud, ambtelijk stuk, dat nooit vermeld wat ieder wel wist toen het van kracht was, maar wat niemand meer onthoud nadat het vervangen is, een afbeelding, vooral uit den tijd toen de lichtprentkunst nog niet uitgevonden was, geeft alleen te zien wat de afbeelder zag en dat dan nog alleen, voorzoover hij het de moeite waardig achtte het af te beelden. Alleen voorheen zagen heel groote schilders kans meesterstukken te maken die tevens als modeplaten dienst kunnen doen, zooals ‘De Schuttersmaaltijd’ bijvoorbeeld.
| |
| |
Maar poppen worden aangekleed met liefde.
Wie een pop aankleedt vindt er genot in alles zoo getrouw mogelijk in het klein na te maken, ook wat eigenlijk niet zoo dadelijk te zien komt. Een fatsoendelijke pop heeft een geheele garderobe en ten minste ondergoed.
Vrouwendracht van St. Gallen.
Op schilderijen en afbeeldingen komt ondergoed niet te zien en het wordt eigenlijk nooit bewaard, zooals dit wel eens met kostbare kleeding het geval is. De poppengarderobe alleen kan ons nu inlichtingen geven over vorige zeden en gebruiken, heel goede, vertrouwbare inlichtingen.
‘Mevrouw Daldenberg’, pop met houten puntlijf en beweegbare ledematen, afkomstig van Mevr. De Vrij-Bus, geboren te Amsterdam in 1788.
Mevrouw de Vrij-Bus, die in 1788 in Amsterdam geboren werd, had als meisje een pop, die thans nog met al haar hebben en houden bewaard is gebleven. Die pop heeft een naam, zooals een behoorlijke pop dient te hebben en heet ‘Mevrouw Daldenberg.’ Waarom zij zoo heet weet niemand meer. Zij heeft, volgens de mode van haar tijd, een geel zijden japon aan, een redicule aan de hand, cabretlederen handschoenen aan en een mooie muts op. Maar als zij naar bed gaat, wordt haar nachtgoed aangetrokken, dat heel wat verschilt van de chemises de nuit die wij thans in de prijslijsten der Fransche reuzenwinkels afgebeeld vinden.
Nachtgoed van ‘Mevr. Daldenberg’.
Omstreeks 1830 waren de pijpenbroeken in de mode, terwijl de bloote armen uit een vroeger tijdperk nog niet geheel afgeschaft waren. Uit bewaard gebleven poppenkleeren kunnen wij zien, hoe listig men het toen aanlegde om met hetzelfde kleedje binnenshuis naar de mode gekleed te zijn en buitenshuis door een paar losse mouwen beschermd te wezen tegen de guurheden van de open lucht.
Poppenkleederen omstreeks 1830.
Men behoeft nog niet eens zoo heel oud te wezen, om zich de malle mode der crinolines te herinneren, die door keizerin Eugenie in zwang werd gebracht toen de Prince Imperial geboren moest worden, een mode die allerlei spotternij het hoofd boot. Een popje uit 1859 vertoont heel onbevangen hoe de dames in die dagen dat wonderlijk samenstel voor stalen hoepels op de heupen droegen en de longtoppen alleen met een lichte halsdoek bezwaarden.
Pop uit 1859 in ondergoed met crinoline.
Zelfs geschiedkundige feiten worden door poppenkleeren in herinnering gebracht. Den 12den October 1837 overleed te 's-Gravenhage Hare Majesteit Frederica Louisa Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, Prinses van Brandenburg, de Gemalin van Koning Willem I. In die dagen ging iedereen
| |
| |
in den rouw, - onder iedereen verstond men toen niet hetzelfde als nu - zelfs de pop. Bij Mevrouw Obreen - Pabst te Hilversum, die op het gebied van poppen en speelgoed - en niet op dat gebied alleen - allerlei fraaie en merkwaardige zaken bezit, kan men zulk een pop te zien krijgen.
Pop met rouwkleed uit Oct. 1837.
Zoo geven de poppen, beelden van den mensch, in hun kleeding een beeld van der menschen zeden. Die kleeding is meestal de vrouwenkleeding. Een pop in mannen- of jongenspak is een groote uitzondering, vooral tegenwoordig. Dat komt stellig omdat de mannenkleeding zoo afgrijzelijk leelijk is. In vroeger eeuwen was een pop nog aardig aan te kleeden als een van het sterke geslacht. Wat is die jonge pronker in zijn stoel, die in den katalogus van de tentoonstelling een
Oude heer uit de 17e eeuw, gezeten op zijn stoel.
‘Ouwe heer uit de 17 de eeuw’ wordt genoemd, met zijn lange pruik en zijn driekante hoed, zijn deftige jas en zijn korte broek, niet een aardige verschijning en wat ziet zijn kameraad, die als een edelman uit 1720 te boek staat, er niet genoegelijk uit! Kleed nu een popje eens aan in zwarte rok, witte das en bijbehoorende smakeloosheden uit onzen tijd, en kijk dan eens wat een akeligheid gij krijgt!
Poppen moeten als meisjes en vrouwtjes gekleed worden. Dat is zoo de eisch. De aardigheid is, dat zij met de mode mede doen, en om dat goed, met hart en ziel te doen, moeten zij vrouwelijk zijn.
En of zij mede doen met de mode!
Edelman uit ongeveer 1720.
Er zijn er, die zich bij de beste firma's laten kleeden, zóó sierlijk en zóó goed, dat het haast niet te gelooven is, dat zij Amsterdamsche poppen zijn. Er was er eentje op de tentoonstelling, die, zooals men in Amsterdam zegt, ‘haar costuum bij de Camilia in de Leidschestraat liet maken’ en volgens de dames zoo'n beeldige sortie droeg, die tegelijkertijd voor hoed en mantel dienst deed, als misschien door een heusche dame nog nooit besteld was. Dan waren er ook nog vier kindertjes, in zomer-, winter-, voor- en najaarsjurken, die bij al die poppen, die als groote menschen gekleed waren, zóó uitblonken, dat zij aan de firma Hirsch en Co. den eersten prijs bezorgden. Al zijn er hier maar drie van afgebeeld, ze waren werkelijk met hun vieren, maar toen de vierde aan de beurt zou komen, werden lichtprenter en schrijver buiten de deur gezet.
Baltoilet met sorti.
Het is te hopen, dat zij bewaard zullen blijven om na vele jaren getuigenis af te leggen van de kleeding in het begin van de twintigste eeuw. Dan zullen zij waarschijnlijk evenveel belangstelling wekken als dat nu poppen doen, die honderd jaar geleden of
| |
| |
meer hun intrede in de wereld deden en zij vooral zijn dat waard, omdat zij nu werkelijk eens kindertjes voorstellen, wat met poppen toch eigenlijk zoo zelden het geval is.
Baltoilet.
Zomer en Winter.
Poppen doen altijd groote menschen na en zoo zijn er ook, die reformkleeding dragen. Daar hebt gij No. 580 van den katalogus die er met hare bolle wangetjes heelemaal niet teringachtig uitziet en toch een reformjapon draagt. Als pop doet zij er eigenlijk niet verstandig aan, want al ziet zij er staande werkelijk zeer elegant uit, haar houterig poppelijf maakt dat zij nooit kan gaan zitten zooals een levende dame, die reformkleeding draagt, dat doen kan, zoo echt leunen met geheel de rug, het lichaam in de natuurlijke houding, zoodat men zelf al rust, alleen door er naar te kijken. Wat zullen poppen dubbel houterig schijnen, als de reformkleeding ooit algemeen gedragen wordt!
Herfst.
Friesche vrouw uit den deftigen stand, in de volkseigen dracht van het midden der vorige eeuw, met oorijzer en diamanten voornaald.
Pop in reformkleeding, met zwart kanten overkleed.
De geheimen van die kleeding waren zoowaar ook al op de poppententoonstelling te vinden. Daar was een volledig stel poppenreform-ondergoed, zedig weggestopt in een hoekje, maar te voorschijn gehaald om gelichtprent te worden tot een bewijs, hoe de poppenwereld afspiegelt, wat de mensch bezig houdt.
| |
| |
Wanneer de Noord-Hollandsche boerin uit het West-Friesche Museum te Hoorn met haar puntlijf en al haar rokkenvracht op de heupen praten kon, wat zou zij al niet te zeggen hebben op die pop zonder corset, die haar lichaam laat juist zooals moeder Natuur het geschapen heeft. Dat is iets, waar die Hollandsche boerin heelemaal niet in komen kan, want die is nog uit den tijd, toen struiken tot vogels werden geknipt en de stammen van de boomen geblauwseld werden. Dat stond heel netjes, was erg proper en was een lust voor de oogen... als die er maar aan gewend waren
Een stel poppen reform-ondergoed van de Maatsch. voor naaisters ‘De Voorpost’.
Behalve die West-friesche boerin, waren er heel wat poppen, gestoken in de volkseigen drachten van aller landen stammen.
Noord-Hollandsche boerin
Zulke poppen zijn òf heel belangrijk òf groote prullen. Men moet weten wie hen gemaakt heeft. Zijn zij aangekleed door iemand die de volkseigen dracht zelf draagt, dan zijn zij een zuivere bron voor onze kennis, is dat niet het geval of is het onbekend dat dit het geval was, dan zijn zij niet heel veel meer dan werkelijk kinderspeelgoed. Men kan er dan ten minste de jeugd nog mede leeren, dat noch ‘in vroegere tijden,’ noch tegenwoordig ‘elke provincie haar eigene dracht’ had of heeft, zooals de katalogus in dichterlijke vrijheid verkondigt, maar dat er aan die volkseigen drachten heel wat meer vastzit, dan alleen het wetenswaardige, dat Ameland, Marken. Volendam en Laren tot Noord-Holland behooren en Tholen en Axel tot Zeeland.
Pop in oud-Zaanlandsche volkseigen dracht, afkomstig van de familie van Gelder te Wormerveer.
Dienstmeisje omstreeks 1859
Want geheel het lichamelijke en geestelijke leven van den mensch, gedurende alle tijden en in alle deelen der aarde, zijn schoonheidszin, zijn betrekkelijke welvaart, zijn zedelijke en godsdienstige begrippen, zijn sociale verhoudingen, zijn ras en afkomst, zijn aard en gestel, zijn werk en uitspanning, zijn woon- | |
| |
plaats, alle zijn innerlijke en uiterlijke eigenschappen hebben saamgewerkt om hem zich te doen kleeden, zooals hij zich kleedt.
Vrouw in oud-Hindelooper dracht.
Daarom is de pop - in zijn gewone beteekenis een modelletje van een gekleed mensch - eigenlijk een voor werp van wetenschappelijk belang. Alles wat de menschheid, al is het maar vluchtig, beroerd, wordt vastgelegd in hetgeen men speelgoed belieft te noemen, alsof kinderen eenig belang stellen in al de dingen, die de gedachten der groote menschen vervullen.
Bruid en Bruidegom uit Hardanger.
De Gouden Koets.
Kinderen zijn wel wijzer. Zij breken zich daar het hoofd niet mede. Met hun ongebreidelde verbeelding weten zij zich, alles wat zij noodig hebben zelf te maken. Zij hebben hun eigen poppen en kunnen de onze eigenlijk best ontberen, zij waardeeren die niet eens.
Laten wij er dus op onze beurt maar rond voor uit komen, dat onze poppen op zich zelf merkwaardig genoeg zijn en dat het maar een voorwendsel is, dat wij ons met die poppen ophouden ter wille onzer kinderen.
Pop in witte jurk uit 1790.
Oud-Hindelooper vrouw.
Het voorwendsel is werkelijk niet noodig. Men behoeft zich niet te schamen over zijn poppenliefhebberij.
Poppen zijn heel merkwaardige documenten.
|
|