Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 13(1903)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] Lentestoet Door Edward B. Koster. In wijde wonderhallen van het woud Hoor 'k hel-op tuiten klinkende muziek. Nu buigen blad en bloesem naar beneên Om háár te spreiden luchte baldakijn, Haar, die aan 't hoofd van 't zuiver-spelend koor Ten bosch in schrijdt, de lentekoningin. Zij streelt het sterrenmos met lichten tred, En toovert met haar oogen teed'ren glans Op 't schuchter-wuivend lichtgroen blaadrenvolk, En koost met zachte handen al wat sproot Om 't woud te tooien bij haar ommegang. Nu speelt blij-op de zilvermond'ge fluit, En deunt de gallemvolle veldschalmei, De citherzang vervult de zoele lucht, Het luitgesuis zweeft zacht op zachten wind, En 't klare zingen van de nimfenrei Stijgt hoog op boven 't dommen van de trom; Cymbaal en vedel voegen zich den zang En luide zwelt de galm der boschmuziek, Want voog'len mengen zich der nimfkapel, En schallen wildzang in het wijde rond. [pagina 73] [p. 73] Maar achter 't vreugdig spelen treedt zij aan, Festoen-omhuld, in gouden pracht van haar, Dat in een glanscascade nederrilt Langs rug en schouders; en op 't schoone hoofd Blinkt vonkeldiadeem van dauwbesprenkt, Door zon tot vuur geslagen bloemenpraal. Zij glimlacht blijde in 't bloeien om haar heen, In kalme gratie schrijdt ze langzaam voort, Geurwaad'mig, licht omspeeld door vlinderschaar, En plotseling doorflitst een hel-wit licht Als bliksemvonk het trillend-jonge woud, Wanneer de zon haar jong-blank lichaam treft, En dart'lend neerschampt langs haar naakte pracht. Vorige Volgende