Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 12
(1902)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHollandsche musici in den vreemde.
| |
[pagina 390]
| |
der Stadsconcerten te Utrecht spelen en met de ‘Elégie’ van Ernst legden het virtuoosje en zijn onderwijzer eer in. Op 12 jarigen leeftijd speelde Smit reeds de etudes van Kreutzer, Fiorillo en Rode. Dat hij een goed geheugen bezat kan wel daaruit blijken, dat hij de 24 Etudes van Rode in zes weken uit het hoofd leerde. Tot belooning kreeg hij van zijn meester een mooien strijkstok van Vuillaume ten geschenke. Omstreeks dien tijd, in 1875, was de Nederlandsche Toonkunstenaars-Vereeniging opgericht. Aanvankelijk zeer bescheiden optredend, vond zij toch warmen steun, o.a. bij de kunstlievende mevrouw Reiger-Fisler te Amsterdam.Ga naar voetnoot*) Richard Hol vestigde haar aandacht op den jongen Smit en toen deze voor haar had gespeeld, schonk zij hem een jaargeld om zijn studies voort te zetten. Door tusschenkomst van het bestuur der Vereeniging werd hij als leerling aan de Koninklijke Muziekschool alhier, in de klasse van J.G. Mulder, opgenomen. ‘Veel heb ik aan zijn uitstekend onderwijs te danken,’ schrijft mij Smit: ‘alle grootere werken van beroemde meesters studeerde ik onder zijn leiding.’ Als leerling der School had Smit gelegenheid op de Diligentia-concerten de beste artisten te hooren, o.a. Wieniawski en Joachim. Dezen laatste speelde hij eenige etudes en het 5de concert van Vieuxtemps voor en Joachim was een en al lof over het onderwijs van Mulder en over Smit's spel. Op 16-jarigen leeftijd verliet hij de Muziekschool met een diploma en hij ging toen naar Parijs. Daar liet hij zich inschrijven voor het toelatings-examen aan het Conservatorium; er waren ongeveer 80 aspiranten en hij was met Johannes WolffGa naar voetnoot†) een van de eersten, die werden toegelaten. Als vreemdeling evenwel moest hij zich verbinden twee jaar de lessen te volgen en daar hij niet zoolang blijven kon, gaf hij er de voorkeur aan privaatles te nemen bij den beroemden violist Léonard. Ongeveer acht maanden bleef hij onder de leiding van dien meester.Ga naar voetnoot*). Het was te Parijs dat aan Smit de betrekking werd aangeboden van 1en concertmeester van het Kurzaal-orkest te Ostende, waarvan de dirigent toen des winters te Parijs woonde.Ga naar voetnoot†) Na proefspel werd hij geëngageerd en hij bleef twaalf jaar des zomers te Ostende werkzaam, elk jaar meer gewaardeerd en toegejuicht. Reeds in 1882 schreef l'Echo d'Ostende van hem, dat hij ‘littéralement souleva la salle dans un concerto de Vieuxtemps’. Een paar jaar later schrijft een ander blad dier stad: ‘On ne se lasse pas d'écouter cet artiste. Il possède un coup d'archet admirable, large, juste; il allie à une puissance de son remarquable, une grâce, un sentiment qui séduit; aucune difficulté n'arrête sa bravoure. Son succès n'a pas été un succès, mais un triomphe.’ Weer eenige jaren later heet het, dat hij ‘devient chaque année de plus en plus le Benjamin du public, qui lui fait ovation sur ovation et le gâte à plaisir.’ En bij een andere gelegenheid worden de ‘qualités transcendantes’ van den virtuoos in het licht gesteld. Inmiddels was Smit reeds te Parijs in het openbaar opgetreden, en wel in 1880 in de Salle Erard, met Louis Coenen en Hekking. Met deze beiden speelt hij een trio van Beethoven, terwijl hij zich afzonderlijk deed hooren in Leonard's ‘Souvenir de Haydn.’ Zijn eerste optreden in Duitschland valt in October 1881 te Essen. ‘Richt uwe blikken naar het Westen, gij astronomen op de muzikale sterren-wachten van Duitschland’, zoo schreef het Musikalische Wochenblatt naar aanleiding daarvan, ‘want een nieuwe ster is aan den kunsthemel opgegaan. De 19-jarige Hollandsche violist Johan Smit kan nu reeds worden beschouwd als een violist van den eersten | |
[pagina 391]
| |
rang, die vermoedelijk spoedig veel van zich zal doen spreken. Hij beschikt over een weeken en toch kernachtigen toon en heeft een techniek die meer dan voldoende is om alle denkbare moeilijkheden te overwinnen. Daaraan paart zich een opvatting en wijze van voordragen, die men zich aan den eenen kant niet inniger, aan den anderen niet vuriger denken kan. Hij speelde alles met zulk een volkomenheid, dat aan de critiek niets anders over bleef dan te verstommen.’ In hetzelfde jaar en in een volgend seizoen maakte Smit kunstreizen door ons vaderland. Het eerst was Amsterdam aan de beurt, waar hij met het concert van Paganini en Ernst's ‘Otello’-fantasie in de Parkzaal schitterend debuteerde en na dat debuut stroomden hem de engagementen toe bijv. Felix Meritis, Toekomst (Den Haag, Nov. 1881), Diligentia Feb. 1882), Cecilia (Arnhem), het Stadsconcert te Utrecht. Had hij nog als leerling van onze Muziekschool meegewerkt in uitvoeringen van de Ned. Toonkunstenaars-Vereeniging, thans werd zijn medewerking ook op de muziekfeesten van de Maatschappij t.b.d. Toonkunst gevraagdGa naar voetnoot*) en overal was zijn succes groot. In den zomer van 1882 vinden wij hem op een kunstreis door Denemarken, met Conrad Behrens en Dyna Beumer. De Kopenhager bladen vonden zijn toon voor den Koninklijken Schouwburg nog wat dun (en dat was ook mijn oordeel toen ik hem hier in Concert-Diligentia hoorde), maar prezen zijn muzikale voordracht en reine intonatie en constateerden de ‘sympathetisk charme’ van zijn spel. Kortom de ‘indtryk’ was ‘unbetinget gunstigt.’ In 1883 bood Bilse te Berlijn hem de betrekking aan van 1n concertmeester aan zijn beroemd orkest. Als men bedenkt dat Smit toen eerst 21 jaar oud was en dat die betrekking te voren door Ysaye, Thomson en Halir was vervuld, dan ziet men dat die aanbieding een groote onderscheiding was. Ook financiëel was ze allerminst verwerpelijk, want het tractement bedroeg 600 Mark per maand en met extra-concerten steeg dat tot 1000 Mark. Smit nam de aanbieding aan en naar het schijnt heeft hij met Bilse's orkest ook verschillende concertreizen gemaakt door Duitschland. Meermalen vindt men hem te Bremen, waar hij bijzonder in den smaak viel. Na een concert in Mei 1884 schreef de Bremer Courier: ‘Maar de held van den avond was de heer Johan Smit. Deze Mijnheer uit Utrecht, die zijn 22e jaar nog niet bereikt heeft, werd te Den Haag gevormd. Het den Hollanders eigen phlegma wordt althans in zijn spel geheel gemist; hij laat in verve, vuur en temperament zijn Zuidelijke collegas, met inbegrip van Sarasate, ver achter zich. Hoewel de “Faust”-fantasie van Sarasate een geesteloos maakwerk is, bewerkte toch de volmaakte bravour, waarmede ze werd gespeeld, een volkomen overwinning. Wij hopen dat de jonge meester Bremen spoedig weer met een bezoek zal verblijden.’ Die wensch blijkt in vervulling te zijn gegaan, want nog in dezelfde maand vinden wij in hetzelfde blad een enthousiastische bespreking van Smit's voordracht van Wieniawski's D-moll-concert. Het Adagio daarvan bracht een ‘betooverende werking voort, dank zij de zeldzaam warme innigheid van den toon, de elegische en toch temperamentvolle voordracht en de volmaakte zuiverheid.’ Onze landgenoot had de eer zich in Januari van het volgend jaar op een soirée bij onzen Prins Hendrik te doen hooren met Käthi Bettaque, toen de meest populaire zangeres der Duitsche Opera te Rotterdam, en de pianiste Martha Remmert. In Maart van het zelfde jaar speelde hij te Keulen in de Musikalische Gesellschaft. ‘Zijn spel,’ zoo schreef een der bladen der stad, ‘onderscheidt zich dier mate door een voortreffelijke techniek, mooien toon en temperamentvolle voordracht, dat hij ongetwijfeld in de voorste rij van de violisten van onzen tijd moet worden gebracht.’ Drie jaren bleef Smit bij Bilse; toen werd hij het orkestspel moede en besloot hij des winters wederom geheel als solist werkzaam te zijn. In 1886 en 1887 bezocht hij andermaal ons land. Het seizoen 1887-'88 werd voor hem belangrijk door een eerste optreden te Brussel, te Aken en bij Colonne te Parijs. Te Brussel speelde hij in de Association des Artistes Musiciens, en hoewel met hem nog | |
[pagina 392]
| |
een coloratuurzangeres, een tenor en een harpist meewerkten, was het succes van den avond voor Smit. ‘Son jeu franc et net brille par la correction, une véritable correction hollandaise. On a applaudi à tout rompre,’ schreef l'Etoile Belge. ‘Mr. Johan Smit à été le triomphateur de la soirée;’ aldus het Journal de Bruxelles. ‘Mr. Smit, à qui est allé le succès de la soirée, à joué avec des qualités artistiques de premier ordre, un son charmant, du sentiment, et de la justesse’; aldus de Nation. En de Gazette: ‘Les auditeurs ont eu une agréable surprise: la découverte d'un violoniste inconnu, tout jeune encore, dont la tenue, l'élégance, la correction, la pureté de son ont été des plus appreciées. Il a eu les honneurs de la soirée.’ Niet minder vleiend oordeelden de Duitsche bladen over Smit's optreden te Aken. De Kölnische Zeitung getuigde, dat zijn techniek meesterlijk, zijn toon heerlijk, zijn voordracht werkelijk bezielend was en dat de hem geschonken bijval zoo stormachtig was, als die slechts aan de eerste virtuozen ten deel valt. De Aachener Zeitung noemde onzen landgenoot een ‘Künstler par excellence,’ wiens spel zich ongetwijfeld met het beste en waardigste vergelijken liet, dat het moderne virtuozendom kan bieden. ‘Ein ganzer Künstler, der geniale Künstler’, zoo heet het verder in de uitvoerige en geestdriftige bespreking. Alleen noemde de beoordeelaar Smits cantilène een beetje hypersentimenteel en verweet hij hem eenige rythmische willekeur. Over het Parijsche debuut was in de bladen slechts éen roep. Hoewel geheel onbekend in de Fransche hoofdstad (niemand dacht aan het optreden in de salle Erard), werd Johan Smit aanstonds als een meester erkend, Violoniste d'un rare talent, beauté et ampleur du son, mécanisme irréprochable, ziehier eenige der vereerende epitheta hem naar het hoofd geworpenGa naar voetnoot*). En niets pleit meer voor het succes dat onze landgenoot verwierf, dan de omstandigheid dat Colonne hem onmiddellijk voor een tweede concert engageerde, de week daarop. (Bij die gelegenheid debuteerde te Parijs onze goede bekende, de Brusselsche pianist Arthur de GreefGa naar voetnoot*). ‘Monsieur Johan Smit,’ schreef Charles Darcours in de Figaro, ‘est un jeune artiste qui vient du Nord. Il parait fort timide, mais cele n'ôte rien à l'autorité de son jeu; il possède une délicieuse qualité de son et c'est aussi un charmeur par la grâce et la pureté. Il a brillamment réussi.’ Om niet in herhalingen te vervallen zal ik niet meer uitwijden over de verdere kunstreizen van Johan Smit, die hem o.a. naar Zwitserland, Duitschland en Frankrijk voerden (te Bordeaux herinnerde hij aan Joachim, door zijn autoriteit en eenvoud, te Gotha aan Wilhelmj, te Genève noemde men hem den Hollander ‘avec l'âme d'un Slave’ - correct en onstuimig tegelijk - en te Angers stelde men hem aanstonds op éen lijn met Ysaye, Marsick en Thomson). Maar ik moet stilstaan bij zijn optreden te Gent in 1888, omdat dat eenigszins beslissend werd voor zijn loopbaan. Samuel, toen directeur van het Conservatorium aldaar, noodigde hem uit op een zijner concerten te spelen. Smit wist niet dat er weldra een leeraarsplaats in de viool aan het Gentsche Conservatorium zou vacant wordenGa naar voetnoot†) door het pensioneeren van den 70-jarigen Benoit Lagye, en dat dus zijn optreden eigentlijk een proefspel was in het publiek. Na het concert, dat een groot succes was voor Smit, bood Samuel hem de betrekking aan van ‘premier professeur du cours supérieur.’ Daar de aanbieding zeer aannemelijk was (een goed tractement en veel tijd voor kunstreizen) nam hij die aan en in October 1889 werd hij bij Koninklijk besluit aangesteld. Smit is nog in deze functie werkzaam en uit alles blijkt: tot algemeene voldoening. De meeste zijner leerlingen verlieten het Conservatorium met een 1en prix (in 1895 kregen dien alle vijf leerlingen) en hebben een plaats gevonden aan verschillende Muziekscholen in België. Dat hij ook buiten Gent als leeraar wordt gewaardeerd bewijst zijn deelneming als jurylid bij viool-concoursen aan andere Belgische | |
[pagina 393]
| |
Conservatoria, onlangs nog te Mons en Brussel. Van de vrijheid tot concerteeren maakte Smit gebruik om zich in België, Frankrijk (o.a. Nizza), ons land, Duitschland, Finland en Rusland te doen hooren. Andermaal concerteerde hij te Helsingfors, waar hij door Merikanto aan het klavier werd begeleid. Buitengewoon viel hij te Petersburg in den smaak in de concerten van het Aquarium, onder Engel. Een der Fransche bladen schreef dat hij de ‘salle en ébullition’ bracht door de ‘supériorité foudroyante’ van zijn spel; een der Duitsche vermeldt zes terugroepingen na het concert van Paganini, terwijl een ander de meening uitsprak dat hij ‘Sarasate in keiner Weise nachsteht.’ Sedert 1896 is Smit geregeld elken zomer te Pavlovsk werkzaam, in het orkest dat professor Galkine daar dirigeert en als solist. Pavlovsk, de zomerresidentie van Grootvorst Constantijn, ligt ongeveer een half uur van Petersburg aan de lijn Petersburg-Pavlovsk en de spoorwegmaatschappij exploiteert de concertinstelling. Smit is daar en te Petersburg zeer in aanzien bij het publiekGa naar voetnoot*) en meermalen is hem de betrekking van 1en concertmeester aan de Opera in de hoofdstad van Rusland aangeboden, maar hij gaf de voorkeur aan Gent, waar hij meer vrijheid heeft en een gemakkelijker werkkring. Hier hoorde men hem en zijn mooie Stradivarius (van het jaar 1687, een geschenk van zijn vroegere beschermster mevr. Reiger te Amsterdam) het laatst op het Feestconcert ter eere van Nicolai. Johan Smit is sedert 1895 officier d'académie en werd in Mei 1900 door den Koning van België tot ridder der Leopoldsorde benoemd. Over de waarde van dergelijke onderscheidingen zijn de meeningen verdeeld (zij die er gering over denken en ze niet deelachtig werden loopen gevaar aan de fabel van de zure druiven te worden herinnerd). In elk geval is het voor een Nederlander niet onaardig er op te kunnen wijzen, vooral wanneer ze hem in zijn eigen land niet ten deel vallen. |
|