Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 12
(1902)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 328]
| |
PROFESSOR B.J. STOKVIS
naar het portret in olieverf door jozef israels | |
[pagina 329]
| |
Professor B.J. Stokvis.
| |
[pagina 330]
| |
vast. Deze week ziet ge mij niet weer. Die examens....! Werk plezierig, adieu! adieu!’
Weinige dagen later schreiden wij bittere tranen aan zijn graf!...................................... Barend Joseph Stokvis, zoon van een in de stad zijner inwoning alom geacht, braaf geneesheer, aanschouwde den 16den Augustus 1834 te Amsterdam het levenslicht. Wat de muzen met dit kind voor hadden, kon niemand bevroeden. Als knaap was hij dartel en speelsch als andere en hij onderscheidde zich van zijn makkers alleen door een sterke neiging tot poëzie, een trek die hem immer bijgebleven is. Doch van den ijver, dien hij later ten toon spreidde, was aanvankelijk niets te bespeuren, integendeel, hij koesterde in den beginne een hartgrondige afkeer van het leeren. Zijn vorderingen op de latijnsche school, welke hij van zijn negende tot zijn zestiende jaar bezocht, waren verre van voldoende. De gevolgen bleven niet uit: na een mislukt examen wist zijn vader, in een bui van moedeloosheid, den knaap geen beteren raad te geven dan maar bij een schoenlapper in de leer te gaan! Deze schande gedijde hem tot eere en zijn medeburgers ten zegen. De tegenspoed raakte zijn eergevoel en schudde de in hem sluimerende gaven wakker. Een ommekeer greep plaats: hij ging zich met taaien ijver op de studie toeleggen, en dit met zooveel succes, dat hij op zijn zestiende jaar, na in de kerk op het Bagijne-hofje een keurige rede over Hyppokrates gehouden te hebben, overladen met den lof zijner leermeesters, het gymnasium kon verlaten. Zijn medische studiën volbracht hij binnen korten tijd; reeds op zijn twee-en-twintigste jaar mocht hij te Utrecht, na verdediging van een uitmuntend proefschrift over de suikervorming in de lever, in verband met de suikerafscheiding bij suikerziekte, den doktershoed verwerven. Met deze verdienstelijke dissertatie wees hij de richting aan waarin hij zich bij voorkeur zou blijven bewegen: de studie der pathologische scheikunde. De geneeskundige praktijk was uitgebreid noch winstgevend; de jonge dokter kampte als zoovelen van toen en thans met de materiëele zorgen van het leven. Gelukkig, voor hem en voor ons, dat de praktijk hem niet geheel en al in beslag nam, want nu vond hij ruimschoots gelegenheid in de laboratoria van Place, Heynsius en Kühne zijn lust tot experimenteel onderzoek bot te vieren en zich te bewegen op het braak liggend terrein van physiologie en pathologie. In 1868, naar ik meen, het jaar waarin hij wegens zijne studiën over de eiwit-afscheiding in urine door de Belgische Académie de Médicine met goud bekroond werd, werd hem, den veelbelovenden jongen geleerde, een leerstoel in de Physiologie aangeboden, doch om redenen van bijzonderen aard zag hij zich genoopt deze onderscheiding van de hand te wijzen. Toch liet men hem niet los. Een nieuw aanbod volgde in 1874 en ditmaal meende hij niet langer te mogen weigeren. Sinds is Stokvis het sieraad der Amsterdamsche Hoogeschool gebleven, en heeft hij gelegenheid gevonden zich een Europeesche vermaardheid te verwerven. Professor Cohen, een van 's meesters lievelingen, bracht voor enkele weken, bij het aanvaarden van het hoogleeraarsambt in de scheikunde te Utrecht in herinnering hoe Von Helmholtz de meening verkondigd heeft dat slechts hij, die uit eigen ervaring weet hoe moeielijk het is nieuwe waarheden te vinden, en die dus zelf op de grens van het menschelijk weten heeft gestaan, zijn leerlingen kan doordringen van de juistheid der voorgedragen opvattingen. Aan deze dubbele taak van onderzoeker en onderwijzer voldeed Stokvis ten volle.
Stokvis' hart was groot genoeg voor tweeërlei liefde: naastenliefde en liefde tot de wetenschap; beide vulden elkander aan, en vormden dus een harmonisch geheel, dat hem vooral als geneesheer onverwelkbare lauweren deed oogsten. Beide voerden in hun gevolg de edelste hoedanigheden: onverdroten ijver, nauwgezette plichtsbetrachting, onleschbare dorst naar wetenschap ter eenre, kinderlijke | |
[pagina 331]
| |
blijmoedigheid, onverstoorbaar goed humeur, grenzelooze goedhartigheid en innig medegevoel in 't lijden zijner medemenschen ter andere zijde. Zoo een, dan was hij wel het troetelkind der natuur. Zij schonk haren uitverkorene een hooge imponeerende gestalte, en drukte op zijn sprekende gelaatstrekken den stempel van innemendheid. Meeslepend waren zijn welgekozen woorden en gebaren, overtuigend was zijn heldere betoogtrant. Daarbij een begaafdheid tot het aanleeren van vreemde talen, wier weergade niet licht zal gevonden worden. Een ijzersterke gezondheid, die hem bij zijn veelvuldige werkzaamheden zoozeer te stade zou komen, en slechts zelden door ziekte gestoord werd. Een stalen geheugen, tot aan zijn laatste dagen onverzwakt. Zin voor kunst, dichterlijke begaafdheid, gevoel voor muziek! Wat al niet meer! Maar bovenal een ontvankelijk, kinderlijk gemoed en innig medegevoel in het lijden der menschheid.
* * *
Het kan de bedoeling niet zijn hier ter plaatse over Stokvis' verdiensten als geleerde uit te weiden. Die eervolle taak valle een meer bevoegde ten deel. Doch daarmede is de schuld jegens hem niet vereffend. Immers hij was meer dan geleerde, hij was een mensch, begiftigd met tal van hoedanigheden, die elk voor zich een sterveling gelukkig zouden maken. Deze in 't licht te stellen, voor zoover dit bij dezen populairen man nog noodig kan geacht worden, rekent de schrijver dezer regelen zich tot een droeven, duren plicht.
Stokvis was de afgod van zijn trouwe zorgvolle gade, van zijn brave kinderen, van al zijn familiebetrekkingen en vrienden; voor zijn kleinkinderen was hij meer dan dat, hij was hun speelmakker. Van het speelgoed der kleinen genoot grootvader mede. 't Was gansch niet ongewoon hem te midden van de kleinen op den vloer uitgestrekt te zien, ernstig bezig om een spoortrein in beweging te zetten Of wel hij rolde al stoeiend met zijn vriendjes over den grond tot niet geringe verbazing en ontevredenheid van de overige huisgenooten, die meenden dat dergelijke uitspanning niet met zijn waardigheid strookte. De kinderziel was voor hem, den grondigen menschenkenner, een open boek, en vaak trachtte hij in dichtregelen weer te geven wat hij daarin gelezen had. Er ligt in 't hart der kinderen
Een schat van poëzie,
En in hun teedre stemmen
Een zoete melodie....
Zoo luidt het begin van een eenvoudig vers, waarin hij de afgunst schetst, die een paar arme kleinen overviel bij het zien van de welverzorgde weeskinderen, en die in den dood van moeder het eenige redmiddel zien, dat hun de poorten van 't begeerde weeshuis zal openen. Hij gaf zich niet uit voor een poëet, doch bezat een virtuositeit in 't schrijven van kleine gelegenheidsgedichtjes, waarmede hij zijn omgeving gelukkig wist te stemmen. Bij elk huiselijk feest, ter gelegenheid van een bruiloft of van St. Nicolaas zette hij de sluizen van zijn dichterlijk gemoed open. Dan werd 't laboratorium voor een oogenblik aan zijn bestemming onttrokken. Tal van ingewikkelde pakjes werden gereed gemaakt, bestemd voor zijn trouwe gade, zijn kinderen, zijn zusters of voor een bekoorlijk nichtje, en alle voorzien van leuke versjes, welke wij met verdraaide hand moesten neerschrijven, opdat toch niemand zou weten wie zich daarachter verschool. Bij die gelegenheid vergat de goede Sint ook de assistenten niet. Zijn omgang met deze was meer dan vriendschappelijk, was vaderlijk, zoodat zij nimmer schroomden in de moeielijke oogenblikken des levens om zijn raad te vragen. Op wetenschappelijk gebied was hij een vraagbaak, welke nimmer het antwoord schuldig bleef. Dank zij een merkwaardig sterk geheugen, beheerschte hij de litteratuur volkomen, zoo- | |
[pagina 332]
| |
wel die van 30 jaren en meer herwaarts, als van den tegenwoordigen tijd, en wat dit zeggen wil daarvan kan een leek zich geen voorstelling vormen. Interesseerden wij ons voor een of ander onderwerp, hij wist wie zich daarmede had bezig gehouden, en waar de uitkomsten van het onderzoek waren neergelegd, en indien al zijn geheugen hem een enkele maal parten speelde, dan maakte hij zich dagen lang verwijten over zijn vergeetachtigheid. 't Gebeurde wel, dat wij hem behulpzaam wilden zijn in 't zoeken naar een titel of een geschrift, dat eenig licht verschaffen kon, doch dit gedoogde hij niet; dit kwam zijn eer te na, en hij zon zoolang totdat 't geval hem weder klaar voor den geest verscheen. Het ontbrak hem nimmer aan tijd om ons te woord te staan. Eens vroeg ik hem of hij een oogenblikje beschikbaar had om mij eenige inlichtingen te verschaffen. ‘Vriend,’ klonk het toen, ‘als ge wilt wachten tot ik vrij ben, zult gij lang geduld moeten oefenen. Zeg dus maar liever terstond wat ge op 't hart hebt!’ Zijn memorie verleende hem uitnemende diensten bij het aanleeren van vreemde talen. Behalve in de doode, bewoog hij zich in 't Engelsch, Fransch, Duitsch en Italiaansch met de zelfde gemakkelijkheid als in zijn moedertaal. Bovendien las hij Rumeensch, Deensch en Zweedsch en Spaansch, waarop hij zich had toegelegd, om Cervantes naar waarde te kunnen genieten. Bekend is het hoe hij ter gelegenheid van het Internationaal Geneeskundig Congres te Rome in het Teatro Costanzi ten aanhoore van den koning en de koningin van Italië in vloeiend Italiaansch een schitterende rede uitsprak, hetgeen koningin Margaretha verbaasd deed vragen hoe lang Professor Stokvis wel in Italië geleefd had; op welke vraag de gevierde man kon antwoorden: veertien dagen, Majesteit! Doch ook om den inhoud dier toespraak oogstte hij den meesten lof, getuige een donderend applaus, als dreigde de zoldering van het gebouw in te storten. Hij was inderdaad een geboren redenaar, welkom bij elke samenkomst van de corypheën der geneeskundige wetenschap. Hij wist, al naar het paste, zijn welgekozen woorden met een breed indrukwekkend gebaar of met een geestigen trek op het gelaat te begeleiden. Zij klonken als muziek, statig, machtig, sonoor wanneer het ernst gold, of hoog en helder, wanneer hij een stroom van argumenten over zijn gehoor uitstortte. Aldus, als den man des woords, heeft Israëls hem geteekend. Nimmer viel eenige aarzeling bij hem te bespeuren. Slechts eenmaal, bij gelegenheid dat hij de eer genoot onze Koningin in de Aula te mogen toespreken, stokte hij: dat was omdat, zoo als hij later getuigde, het beeld van zijne geliefde moeder voor zijn geest oprees! In de collegezaal hingen de studenten aan zijn lippen, want hij wist zelfs de droogste onderwerpen smakelijk op te disschen, en door tallooze aanhalingen, die bewezen dat hij over een meer dan gewone kennis der fraaie en klassieke letteren beschikte, zijn gehoor te boeien. Wanneer hij de voortplanting van de trillingen der stem door de borstkas demonstreerde met behulp van een sidderend gasvlammetje, dan gebruikte hij geen prozaïsch a, è, oe, doch melodieuze strophen uit de Ilias: Μῆνιν ἄειδε, Θεά, Πηληιάδεω ᾽ΑχιλῆοςGa naar voetnoot*) De middag, waarop urine-cursus gegeven werd, heet het in 't jaarboekje der Amsterdamsche Studentenvereeniging, was zeker voor ons allen de aangenaamste. Voor hem zelf niet minder. Onvermoeid bewoog hij zich tusschen de laboranten, dezen een strikvraag leggend, bij een averechtsch antwoord gene te hulp roepende. Geen moeite spaarde hij om de beteekenis van een reactie in een duidelijk licht te stellen, of minder scherp toezienden op kenmerkende kleurveranderingen opmerkzaam te maken. En aan deze bezigheid, waarvoor menig geleerde zich te goed zou achten, gaf hij zich jaar in, jaar uit, immer met dezelfde toewijding. | |
[pagina 333]
| |
Zijn leerlingen heeft hij een kostbaren schat vermaakt, een standaardwerk over geneesmidelleer, dat reeds, voordat hij er de laatste hand aangelegd had, een fransche bewerking te beurt viel. Voor enkele maanden gingen alle aanteekeningen, op het laatste hoofdstuk betrekking hebbende, verloren, en hij zag zich genoodzaakt dien tijdroovenden arbeid op nieuw te beginnen. Kort voor zijn dood kwam 't werk, dat hem zoo lief geworden was, en waarvan hij slechts noode kon scheiden, gereed. Doch reeds zag zijn werkzame geest naar nieuwe bezigheid om. Een schaars betreden veld wachtte op ontginning. In een reeks van keurige voordrachten had Professor Cohen de beteekenis in 't licht gesteld die de jongste spruit der natuurwetenschappen, de algemeene chemie, scheen te bezitten voor de levensleer en de ziektekunde. Stokvis' heldere blik zag in dat in die richting gearbeid moest worden, en om dat met vrucht te kunnen doen, ontzag de gelauwerde geleerde zich niet bij zijn jongen neef, die als kind op zijn knie speelde, ter school te gaan. Zoo zat hij nog aan den avond zijns levens op de schoolbanken.
* * *
Aan Stokvis zijn de bewijzen van erkenning zijner verdiensten ruimschoots ten deel gevallen. Hij was hoogleeraar aan de Universiteit van zijn vaderstad, en vice-president van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, waardigheden, die hij boven andere op prijs stelde. De Universiteit van Edinburgh schonk hem den eeretitel van Doctor of Law. Hij was lid van talrijke geleerde genootschappen. Ik noem slechts het Bataafsch Genootschap van Proefondervindelijke Wijsbegeerte, het Provinciaal Genootschap te Utrecht en het Genootschap tot bevordering der Natuur-, Genees-, en Heelkunde te Amsterdam. Eerelid van Natura Artis Magistra, lid van de Mij. v. Letterkunde te Leiden. Member of the epidemiological Society in Londen, Membre honorair de la Société Royale des Sciences Médicales et Naturelles te Brussel. Bovendien correspondeerend lid van de Académie Royale de Médicine de Belgique, van de Verein für Innere Medicin te Berlijn, van de Academia Reale Medica te Rome, van de Academia Medica-chirurgica de Perugia, en van de Socitá d'igiène te Madrid. De Christus-orde, het officierskruis van de Eikenkroon, het commandeurskruis van de Orde van Oranje-Nassau en het ridderteeken van de Orde van den Nederlandschen Leeuw sierden zijn borst. De Nederlandsche Regeering en de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst gaven meermalen blijk zijn groote gaven op prijs te stellen, door hem als haren vertegenwoordiger af te vaardigen naar Internationale Congressen en Conferentiën. En waar Stokvis zijn land of zijn stand vertegenwoordigde kon men gerust zijn. Zijn laatsten triomf behaalde hij op de conferentie te Brussel, belegd om de internationale eenheid van geneesmiddelen tot stand te brengen. Reeds meermalen had hij de meening geuit dat alleen een uniforme bereiding het verlangde gehalte aan werkzame bestanddeelen zou kunnen waarborgen: l'identité de nom doit garantir l'identité de préparation, was zijn leus. Hij slaagde er in zijn denkbeelden ingang te doen vinden, en richtte naar aanleiding van de behaalde overwinning een opgewekten brief tot de redactie van het Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde, met den aanhef: Wij zijn er!
Doch grooter eer is Stokvis te beurt gevallen. Toen het stoffelijk overschot van den grooten man grafwaarts gedragen werd, stonden duizenden in lange dubbele rijen, eerbiedig langs den weg geschaard om hem een laatsten groet te brengen. Hier gold het niet den met roem overladen geleerde, hier werd de geneesheer gehuldigd. Patienten, zoowel joodsche als christelijke, fluisterden elkander toe wat hij voor zijn lijdende medemenschen geweest is; ouders, wier kinderen hij de gezondheid heeft weer- | |
[pagina 334]
| |
gegeven, kinderen, wier ouders hij het stervensuur heeft verzacht, zij ontblootten eerbiedig 't hoofd. De doffe stilzwijgendheid dier menigte was welsprekender getuigenis dan de schoonste lijkrede. Deze minzame man verstond de kunst den zieke moed in te spreken; zijn opgeruimde blik stortte den balsem der hoop in de afgetobde ziel van den lijder. Geen ernstig gelaat mocht den patient openbaren dat de dokter aan herstel wanhoopte. Neen, hij toonde een blijgeestig opgewekt gelaat, sprak hoopvolle, bemoedigende woorden, al zou een noodlottige afloop zijn naam als geneesheer ook afbreuk doen. Daar was eens een patient, die hem, in een onbewaakt oogenblik, de bekentenis van een gevaarlijk hartlijden had afgeperst. De zieke was wanhopend, had sedert dat oogenblik rust noch duur. Dit komt Stokvis ter oore, en begaan met de kwellingen van den arme, geeft hij de bloedverwanten den raad een bekend collega te consulteeren. Onderwijl schrijft hij dezen, den patient toch vooral op 't hart te drukken, dat Professor Stokvis zich schromelijk vergist heeft. De goede uitwerking bleef niet uit. De zieke herkreeg wel niet zijn gezondheid, doch voelde zich gerust gesteld. En al schimpte hij op den professor, die naar het scheen had misgetast, dit deerde dezen niet! Weinige oogenblikken voor zijn dood stond Stokvis nog aan een ziekbed. ‘Vriend,’ sprak de goede man, ‘ik weet, uw dokter woont ver. Mocht ge dezen nacht hulp van noode hebben, reken dan op mij!’
They say he parted well and paid his score! Amsterdam, October. |
|