Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 12
(1902)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen en ander over katoendrukken en over eene katoendrukkerij.
| |
[pagina 176]
| |
fig. 2. cretonne (pauwenmotief) ontwerp van duco crop.
| |
[pagina 177]
| |
bijtsende middelen op het doek te zijn gebracht en waren diep in de vezel doorgedrongen; ja zelfs bij het groen, was de vezel bijna geheel weggevreten. De drie overige kleuren hadden meer weg van dekkleuren en waren met een of ander bindmiddel op het doek gebracht, waarbij zoozeer geene verving der vezel had plaats gehad. Nog meer voorbeelden van beschildering zag ik, doch deze bleek mij meer te zijn eene beschildering van het met een
fig. 3. cretonne (hertenmotief) ontwerp van duco crop.
soort witte pap bestreken weefsel. Het schilderen was alzoo de werkwijze, die gevolgd werd om deze mummieweefsels met ornamenten en figuren in kleuren te versieren, eene werkwijze, die vooral in het Oosten toepassing vond en nog vindt. Men denke slechts aan de schitterende en rijk met kleuren beschilderde zijden stoffen der Chineezen, aan de primitieve beschildering der kleedingstukken van tapa of geklopte boomschors van Celebes, van Nieuw Guinea, van de Sandwich eilanden, van de Fidschi eilanden, van de Samoa eilandenGa naar voetnoot*) en van meer Australische eilandenGa naar voetnoot†). Gaarne zouden wij hier melding willen maken van de heerlijke, gloedvolle, edele batiks op Java, omdat zij feitelijk ook beschilderd worden; doch hier alleen met de wasreserves om daardoor echte verving in kuipen mogelijk te maken, waardoor inniger band tusschen kleur en vezel gevormd wordt.Ga naar voetnoot§) En dan om niet te vergeten de beroemde oude chitzen van de kust van Coromandel, die in vroegere eeuwen zulk een groot debouché in Europa vonden, en welker vervaardiging in hoofdzaak berustte op behandeling met wasreserves, verving in de blauwkuip en inschildering met bijtsen en kleuren; of deze laatste bewerking werd alleen toegepast, wat trou- | |
[pagina 178]
| |
fig. 4. kijkje in de graveerwerkplaats. de pentagraaf.
wens nog in sommige deelen van Britsch-Indië gebeurt. Het ligt voor de hand, dat waar groote productie van versierde stoffen eisch werd, door groote bevolking of andere oorzaken van commerciëelen aard, de mensch andere middelen bedacht om het tijdroovende schilderwerk geheel of gedeeltelijk te vervangen door een ander procedé, dat grootere productie mogelijk maakte, vooral ook waar de versiering gezocht werd in de herhaling van eenzelfde motief of reeks van motieven. Een dier middelen was de stempeldruk. Het blijkt uit de onderzoekingen van ForrerGa naar voetnoot*), dat deze werkwijze reeds toepassing vond in de 6e eeuw na Chr.; een stukje bedrukte stof, dat in het graf van St. Caesarius van Arles gevonden werd, leverde daarvan het bewijs. Eene andere vondst was die van Achmim in Opper Egypte in de graven van de oude stad Panapolis, waar zoovele schatten gevonden zijn, die een beeld geven van de cultuur van de Grieksch-Egyptische, meest Christelijke bevolking in eene periode aanvangende 150 na Chr. tot ongeveer 832 na Chr. Hier betrof het de vondst, behalve van bedrukte stoffen, ook van drukblokken, gebruikelijk bij het drukken van reserves of van kleuren op het doek. Vondsten van oude kerkgewaden en relequienkleedjes hebben verder aangetoond, dat in de middeleeuwen in verscheidene landen van Europa het drukken van weefsels gebruikelijk was; vooral in de Rijnstreek in Duitschland was deze industrie belangrijk. De destijds beroemde siklâts, de met goud en zilver bedrukte weefsels in het Romaansche en vroeg Gothische tijdvak getuigen daarvan. Zijde, fluweel en linnen zijn alsdan de stoffen, die bedrukt worden; gestyleerde dieren in medaillons of als alleenstaand motief vormen de hoofdversieringen, in mooie verhoudingen en in harmonische kleuren vereenigd op het doek: zilver op licht bruine zijde, rood op grijze | |
[pagina 179]
| |
zijde, goud op groen, rood op groen, zwart op geel of wit, het wit soms wel met de hand beschilderd met andere kleuren. Die stoffen vonden niet alleen toepassing in kerken voor misgewaden en altaarkleedjes, zij werden ook tot meer profane doeleinden aangewend, voor kleedingstukken; welke verschillende doeleinden natuurlijk ook andere patronen vereischten. De 14e en 15e eeuw is een bloeitijd van de weefdrukkunst in Duitschland en in Vlaanderen, opmerkelijk samengaande met de meer en meer in beoefening komende houtsneekunst, die weldra den band zou gaan vormen, welke de menschen tot elkaar zou brengen, die hen zou doen leven in gemeenschap van gedachten en wel door de uitvinding der boekdrukkunst. Sommige met bijbelsche voorstellingen bedrukte stoffen, zwart op wit, vertoonen een opmerkelijke overeenkomst met de latere oud-Duitsche houtsnede der 15e eeuw. De meer algemeen wordende boekdrukkunst, en daarmede samengaande beoefening der houtsneekunst en boekbinderskunst, deden langzaam het beroep der weefseldrukkers overgaan in de jonggeboren beroepen, die slechts op andere wijzen de traditie van hun gemeenschappelijken vader voortzetten. Maar ook de grootere weelde, die alom begon te heerschen; men denke slechts aan het rijke Vlaanderen, waar de burgers van Brugge en Gent door hun vorstelijk vertoon van weelde en pracht de Engelsche en Fransche koningen naar de kroon staken, was ook wel oorzaak, dat de eenmaal bloeiende weefseldrukkunst in verval raakte. In Duitschland, in Holland, in Vlaanderen, in Zwitserland, in Frankrijk en Italië, overal fabriceerde men zijden en fluweelen stoffen, waardoor de gedrukte surrogaten op linnen ontbeerd konden worden. Zelfs de overal in het leven geroepen wetten en verordeningen vermochten de praal- en pronkzucht uit dezen weelderigen tijd niet te beteugelen. Waren in Europa al sedert eeuwen linnen, zijde en wol de meest gebruikelijke stoffen ter aanwending van kleederen en waar zij verder nog toepassing vonden binnen- en buitenshuis, het katoen kwam eerst in deze streken nadat de landen van het Westen door hechtere commerciëele banden verbonden werden met het Oosten. De oude Portugeesche en Hollandsche zeevaarders brachten uit Indië behalve de ruwe grondstof de daar inheemsche gekleurde en ongekleurde katoenen stoffen. De chitzen, zoo zeer aantrekkelijk door hun rijkdom en levendigheid van kleur vonden in ons land genoegzaam liefhebbers om daardoor eene behoefte te scheppen, die langzaam aanleiding werd tot het namaken van deze stoffen, op welken grondslag de nog hedendaagsche bestaande industrieën der katoendrukkunst in ons land voortbouwen, al zijn dan ook hare producten van andere geaardheid. Ook in Engeland begonnen omstreeks dien tijd de eerste pogingen in die richting. In 1634 verleent Koning Karel II een patent voor veertien jaar ‘for the art or mystery of affixing wool, silk, and other materials of divers colours upon linen, silk, or other cements, to make them useful for hangings etc.’ De smaak voor de brillante katoenen stoffen uit Voor-Indië deden in Engeland de behoefte ontstaan naar namaak, zoodat toen in 1700 een acte van het parlement den invoer van chitzen uit Indië verbood, verscheidene belangrijke katoendrukkerijen in Engeland ontstonden. Toch had deze industrie met groote
fig. 5. vijf koperen drukrollen. te zamen vormend het daarnaast afgebeeld patroon in vijf kleuren.
| |
[pagina 180]
| |
moeilijkheden te kampen, daar de wol-, zijde- en linnenwevers daarmede hun beroep bedreigd zagen en als een gevolg daarvan werden hooge belastingen op de gedrukte katoenen stoffen geheven. Niettegenstaande het verbod van 1700, zorgde zoowel de Engelsche als de Hollandsche Oost-Indische Compagnie, dat de Engelsche markt niet verstoken bleef van Indische katoentjes, die in groote hoeveelheden binnengesmokkeld werden en door de Engelsche dames zoo gewild waren. Een verbod van 1720, waarin het dragen van gedrukte katoentjes, zoowel van binnen- als buitenlandsch fabricaat verboden werd, vermocht toch niet de industrie ten onder te brengen; doch eerst in het begin der 19e eeuw mocht de katoen gelijke rechten erlangen als hare mededingsters en werd zij ontheven van de haar nog steeds drukkende belastingen. Zooals reeds gezegd, was het verkeer met het Oosten de aanleiding, dat in Holland de katoendrukkunst in leven kwam, ofschoon toch de weefdrukkunst een tijd van bloei gekend had in de XVe en XVIe eeuw toen het drukken van patronen in fluweel, eene industrie was, die in een groot deel van de behoefte van Europa voorzag. Naar gemeld wordt, was een zekere Peter Klock, een dier kloeke, ondernemende oud-Hollanders, die de klok had hooren luiden en ook wilde weten waar de klepel hing, in de 16e eeuw naar Turkije en naar het Oosten getogen om eens poolshoogte te nemen van de daar gebruikelijke werkwijze, die gevolgd werd bij het bedrukken van stoffen met kleuren en leerde daar dan ook inderdaad het procedé, dat nu nog heden ten dage, ofschoon gewijzigd, gevolgd wordt, namelijk behandeling met bijtsen en daarna verving. Hierdoor werden stoffen verkregen, welker kleuren tegen inwerking van zeep en warm water bestand waren, wat inderdaad een groote vooruitgang te noemen was. De stoffen volgens de vroegere methoden bedrukt, misten immer deze eigenschappen zoo noodzakelijk, waar het gebruik herhaalde reinigingen eischte. Het Hollandsch fabricaat werd daarom door die goede eigenschappen zeer gezocht en verdrong het in Duitschland vervaardigde goed, totdat ook aldaar en in Zwitserland en Oostenrijk de Hollandsche of liever de Oostersche werkwijze werd overgebracht. Holland zond zijne katoentjes naar alle landen van Europa die daar overal zeer in trek waren. Er schijnt hier inderdaad een tijd van grooten bloei te hebben bestaan op het einde der 17e eeuw en der 18e eeuw in deze industrie, en de producten op dat gebied voor zoover die er nog zijn, getuigen alweer voor den kunstzin van het volk, al had zich die ontwikkeld door den rijkdom en de weelde van het Oosten. Eene collectie stalen van katoendrukken en Indische chitzen, vermoedelijk uit de 18e eeuw, door den heer Fredriks te Middelburg in bruikleen afgestaan aan het Museum van Kunstnijverheid in den Haag en eene éénige collectie oude chitzen van den heer F. Driessen te Leiden deden voor mij op eens de oogen open gaan. Waren het de heldere, levendige roodjes, de zuivere blauwtjes op den roomkleurigen grond of waren het de gevoelvolle lijntjes, waarmede de motiefjes geteekend waren, die mij zoo bijzonder troffen? Maar één ding stond vast, dat ik voor mij zag eene echte uiting van eene volks-industrie, van handwerk, dat na een tijdvak van misschien een paar eeuwen daar voor mij verscheen: frisch, kerngezond, jong en mooi als de boerendeerne was, die er zich mede mocht tooien, wanneer haar jongen haar ten dans leidde. Zoo begrijpt men, dat weleer boven de schouwen van de boerenwoningen en op de eikenhouten linnenkasten de mooie Delftsche borden en pullen stonden, toen bij den boer het laatste restant van het schoonheidsbegrip van weleer nog niet afgestompt was door schacheraars, die op roof uitgingen om die mooie kostbaarheden te bemachtigen en daarvoor in ruil gaven een beetje zilver en een adreskaart van onze moderne huisraadfabrieken, de goede niet te na gekomen. Laten wij er toch voor waken, dat die orchideeën, die nog groeien in de meer geisoleerde deelen van ons land, langs de Zuiderzee, op de Zeeuwsche eilanden, toch niet uitsterven, om alleen maar als mooi aangekleede mummies te verteren in een museum, gelijk de een of ander uitgestorven | |
[pagina 181]
| |
soort van buidelratten in de arke Noachs van Leiden. Moge nog lang de zon schijnen op die typische kleederdrachten van weleer; mogen onze moderne industrieën medewerken tot de instandhouding ervan, door aan hare drukken die echtheid en frischheid van kleur te geven van de beroemde oude chitzen van weleer. De toename der bevolkingen, het grootere gebruik van bedrukte katoenen stoffen daarvan het gevolg, gepaard aan neigingen tot een meer kwistig gebruik ervan dan vroeger, de verbetering der verkeerswegen en der vervoermiddelen, die den handel in goederen zoozeer vergemakkelijkt heeft op groote en kleine afstanden, waren zoovele oorzaken, dat er middelen bedacht werden om grootere productie mogelijk te maken. Geschiedde het katoendrukken vroeger door het opbrengen van kleuren en bijtsen op het katoenweefsel door middel van houten stempels, waarin het ornament in relief of verdiept ingesneden was, en kwam er omstreeks 1760 eene kleine verandering in het procédé, doordien namelijk
fig. 6. kijkje in de machinale drukkerij. drukmachine.
ook gegraveerde koperen platen werden gebezigd; het was eerst in 1785, dat door de uitvinding van de cylinder-drukmachine van Bell de handarbeid gedeeltelijk verdrongen werd en de productie aanmerkelijk stijgen kon. De stoommachine blijft voor mij eene vijandin, doch eene voor wie ik groote bewondering heb en welker herhaalde overwinningen mij toch niet doen wanhopen, omdat ik juist in haar strijd om den mensch te verdringen, in haar streven om eene onbereikbare volmaaktheid te bereiken, haar eigen ondergang zie. Wanneer zij ondergeschikt aan den mensch hem zijn taak helpt verlichten, hem toch vooral mensch laat blijven en niet tracht te vervormen tot een harer onderdeelen van spier en been, dan kan ik vrede met haar hebben. De mensch moet zijn werk kunnen blijven beheerschen, en het vernuft van een enkel individu, de tot ijzer en staal geworden wiskunstige formulen-kabalistiek, mag niet heerschen over den natuurlijken aanleg der massa, welker aanleg, mits onder invloed van gunstige | |
[pagina 182]
| |
levens-omstandigheden, de mooiste dingen heeft voortgebracht, die het meest in harmonie waren met de hen omringende natuur, die is van alle eeuwen en alle tijden. Ik gevoel, dat zooals onze maatschappij geordend is en die ik mij een oogenblik voorstel als eene
fig. 7. cretonne (pauwenmotief) ontwerp van duco crop.
geweldige machine met een as van goud, die steeds maar door blijft stampen en iedereen met vernietiging dreigt, die haar gang wil bemoeilijken, wij eigenlijk niets anders kunnen doen dan waarnemen, constateeren. Haar onvoorbereid aan te raken staat gelijk met ondergang; maar wat wij wel kunnen doen, is er toe medewerken om verbeteringen aan te brengen, zoodat ten slotte de as van goud vervangen zal kunnen worden door een van edeler materie. En dit door het oprichten van plaatsen, die moeten dienen tot ontwikkeling van den mensch, waar men hem opheft en hem leert, waar men hem ontvankelijk maakt voor de schoonheid, die zich in de natuur openbaart; waar men er naar streeft om hem te brengen tot een staat van geluk, dien hij moet vinden in eigen arbeid, die hem het besef zal geven van zijne beteekenis als mensch. Deze gedachten kwamen in mij op, toen eenigen tijd geleden de spoortrein mij door Brabant weder naar mijn woonplaats terugvoerde, nadat ik een bezoek had gebracht aan de katoendrukkerijen van de heeren P.F. van Vlissingen & Co. te Helmond. De tentoonstelling van de werken van Duco Crop in den Haagschen Kunstkring, werd voor mij de aanleiding tot dit bezoek. Zooals den lezer misschien bekend is, werden de ontwerpen voor cretonnes van den zoo vroeg gestorven bekwamen teekenaar in bovengenoemde fabriek uitgevoerd. Over de vervaardiging van deze stoffen en in het algemeen van bedrukte katoenen stoffen, wil ik hier een en ander mededeelen, en verzoek ik u, mij te vergezellen op eene wandeling door de fabriek, waar ik tal van merkwaardige zaken opmerkte, daartoe in staat gesteld door de welwillendheid der directie, waarvoor ik haar dan ook mijne erkentelijkheid betuig. Weinigen vermoeden welk een arbeid het vervaardigen van die bedrukte katoentjes gekost heeft, die men in duizenderlei patronen en kleuren in de winkels aantreft. Wij treden om te beginnen de graveerzaal binnen. Men krijgt hier een indruk van rust; kalm en bedaard worden hier de werkzaamheden verricht. Het is de plaats, waar op de koperen rollen, voor het machinale drukken gebezigd, de patronen worden gegraveerd. In een donkere kamer wordt eerst van de teekening van het patroon op ware grootte, een vergroot beeld geworpen op een witgemaakte zinken plaat, welk beeld met potlood wordt nagetrokken. Een teekenaar neemt de | |
[pagina 183]
| |
plaat over, teekent de lijnen wat vaster en gevoeliger, harceert de tusschenvlakken, en levert de plaat af aan een graveur die met een stalen stift, de figuren volgens de omtrekken in het zink groeft. In deze groeven worden nu de kleuren aangebracht, zooals het patroon dit eischt. De zinken plaat verhuist nu naar de pentagraaf (fig. 4) een ingenieus bedacht werktuig, dat dient om de teekening van de zinken plaat over te brengen op de koperen rol, die dienst moet doen voor het machinaal bedrukken van het katoen. Een man zit voor een tafel, waar de gekleurde zinken plaat op wordt gelegd; hij beweegt een stalen stift langs de omtrekken van de figuren en de harceeringen daartusschen, op die plaatsen, die met éénzelfde kleur getint zijn. Deze bewegingen worden door middel van een stel hefboomen overgebracht op een as, waaraan de te bewerken koperen cylinder bevestigd is, die een diameter heeft van ongeveer 15 cM., en die vooraf besmeerd is met een dun laagje zwarte lak. Deze rol krijgt eene op en neer schommelende beweging; met die beweging correspondeert de beweging van een stangetje of een tikkertje met diamanten punt, dat zich op eenzelfde horizontaal vlak beweegt. Het stangetje beweegt zich naar de schommelende koperen rol toe, en drukt het puntje daar even tegen, gelijk een bij, die haar scherpe angel ergens tegendrukt; een geel blinkend streepje vertoont zich nu op de rol en correspondeert precies met het streepje, dat de man op zijn zinken plaat kraste in de gekleurde harceeringen van zijn ornament, doch zoovele malen verkleind, als noodig is om het geheele patroon op de rol te krijgen. Zoo teekenen zich allengs op de koperen rol al die onderdeelen van het patroon, die eenzelfde kleur zullen krijgen. Bestaat het patroon uit vijf kleuren bijv. dan worden alzoo vijf koperen rollen gegraveerd (fig. 5). Zijn zij zoover gereed, dan worden zij nog eens nagezien, gecorrigeerd en vlekjes weder met lak bedekt, en verhuizen dan naar de zuurkamer, waar zij in een bak met salpeterzuur worden rondgedraaid; het zuur vreet dus op die plaatsen in het koper, die door het graveeren blank zijn geworden, en er ontstaan groeven. Men bewondert de mathematische zekerheid van het werktuig, de machinale lijdzaamheid en de voortdurende oplettendheid van den mensch, die onvermoeid voortgaat zijn stalen stiftje te bewegen in de harceeringen van het zink, voortdurend op zijne hoede, doordien hij den voet op een trapper heeft, waarmede hij het aandrukken van het tikkertje met het diamantje op het koper, in zijn macht heeft, terwijl het loslaten van den trapper precies correspondeert met het oogenblik, dat hij een lijntje op het zink getrokken heeft. Niet altijd wordt de pentagraaf gebruikt; ook wordt de omtrek van de teekening direct overgebracht op de koperen rol, die daarna gegraveerd wordt uit de hand; de rol wordt vervolgens afgeslepen, gelakt en komt dan op een linieermachine, een kunstig werktuig dat automatisch het koperen cylindervlak bedekt met schuinsloopende lijntjes. De gedeelten, die niet geëtst moeten worden, bedekt men met lak, daarna heeft het etsen plaats; na correctie wordt de rol dan gepolijst en verdwijnen de lijntjes daar, waar later blanke vakken vereischt worden. Er heerscht eene kalme, bedaarde bedrijvigheid in deze afdeeling, waar het gevoel van de ontwerpers neergelegd in hunne teekeningen, wel eens klem raakt tusschen de raderen en hefboomen der machines, die met dezelfde gelijkmatigheid en nauwgezetheid alles op één wijze blijven vertolken. Men wijst ons nog even op de bewaarkamer der gegraveerde rollen, die daar bij honderden in rijen staan, als zoovele kanonnetjes, die wij straks in de machinale drukkerij hun werk zullen zien verrichten, wanneer zij het katoen met hunne patronen zullen mitrailleeren. De machinale drukkerij bestaat uit een groote zaal, waar zeven drukmachines aan den arbeid zijn; een er van treft ons door haar omvang, het lijkt een reusachtig, voorwereldlijk dier, een mastodont van ijzer en staal. (fig. 6) Eene groote ijzeren rol van ruim vijf meter omtrek rust op eene ferme as, die in verbinding staat met een stoommachine. Om die rol is eene bombage van lapping aangebracht, daarlangs loopt een gummideken, een chemise of onderdoek en daarover het te bedrukken katoen; | |
[pagina 184]
| |
deze drie lagen worden over rollen aangevoerd, tegen de groote rol aangedrukt en verlaten die weer aan den tegenovergestelden kant, nadat eerst het katoen bedrukt is. Om de groote rol zijn evenwijdig aan de hoofdas, andere assen, waar de koperen gegraveerde rollen op rusten; er zijn zoovele assen als de machine kleuren kan drukken, hier bijv. kon met tien kleuren tegelijk gedrukt worden. Onder elke rol zijn evenwijdig daaraan, cilindervormige borstels aangebracht, die rond kunnen wentelen in metalen bakken, die met kleurstof gevuld zijn. Zet de machine zich in beweging, dan draaien deze rollen en borstels in tegengestelde richting, terwijl de borstel de verfbrij smeert op de koperen rol. Door middel van een liniaalvormig scherp mes, dokter of rakel genaamd, dat tegen de rol wordt aangedrukt, terwijl het een rechts en links gaande beweging heeft, wordt de overtollige verf weggeschrapt en blijft de verf alleen achter in de geëtste verdiepingen van het koper. Het katoen met de chemise, en de gummideken tot onderlaag, die dient om een veerkrachtig drukoppervlak te verkrijgen, wordt nu geleid tusschen de groote trommel en de koperen rol, die haar kleur op het doek drukt. Achtereenvolgens gebeurt dit nu met de verschillende rollen, zoodat terwijl het doek aan den achterkant van de machine een wit oppervlak vertoont, geleidelijk gekleurd, ten slotte te voorschijn komt, bedekt met het geheele gekleurde patroon en wordt het verder door middel van rollen tusschen verwarmde trommels en platen gevoerd, waardoor de verfmassa droogt. Hierbij dient nog vermeld dat de lichtste kleuren het eerst worden gedrukt, en zoo gekozen dat de verven elkaar niet kunnen schaden. De drukker staat als een beeld voor zijne machine, en bespiedt met een scherp oog het bedrukte doek, dat zich met een snelheid van wel acht meter per minuut voor hem ontwikkelt. Krijgen de rollen ruzie met elkaar, d.w.z. wanneer zij niet volkomen zuiver correspondeeren, dan corrigeert hij de fout, dikwijls terwijl de machine loopt; blijkt het dat de kleuren te licht of te donker drukken, of dat er rakelstrepen op het doek komen, dan ligt dit daaraan, dat òf de kleurmenging niet juist is, òf dat er onzuiverheden in de verf zijn, die de koperen rol of de rakel beschadigd hebben, en dan dient hij de zaak te onderzoeken. Er behoort voor dit werk een bijzonder goed gezicht, een begrip dat zich snel rekenschap geeft van hetgeen gebeurt, een vlug combinatievermogen, dat oorzaak en gevolg onmiddellijk in verband weet te brengen. Voor dat het katoen bedrukt wordt, worden de pluizen eerst door een zengmachine weggebrand, door het doek strijkelings over een gloeienden cylinder heen te trekken. Daarna wordt het goed gebleekt en geschoren in een ingenieus bedachte machine, waar het goed in aanraking komt met spiraalsgewijze loopende messen, waarna de pluizen door borstelmachines verwijderd worden. Wat het bedrukken met kleuren betreft, en de daaropvolgende verving, dient hierbij het volgende te worden opgemerkt. In beginsel berust het verven van het katoen hierop, dat het een of andere metaaloxyd, bijts of ‘mordant’ genaamd, microscopisch fijn op de vezel wordt gebracht, waarna de eigenlijke verving plaats heeft, waarbij de kleur zich inniger hecht aan het metaaloxyde en alzoo de vezel goed doordringt. Bij het machinale drukken, drukt men o.a. met een verfpap, bestaande uit de bijts en de verfstof, terwijl daaraan toegevoegd is een zoogenaamd verdikkingsmiddel, waarvoor men o.m. gebrande stijfsel, gom, gommeline, sago, aardappelmeel bezigen kan. Dit verdikkingsmiddel dient alleen maar om het uitvloeien van de kleurstof op het doek te beletten. Is nu eenmaal het doek bedrukt en gedroogd, dan moet er eene meer innige verbinding plaats hebben tusschen vezel, bijts en verfstof; dit geschiedt in de stoombakken, waar stoom van eene bepaalde vochtigheid en onder zekeren druk tegen het bedrukte katoen wordt gedreven, waardoor de kleur zooals men dat noemt gefixeerd wordt. Het doek reist nu van het eene lokaal naar het andere, het wordt in strengen door zeepbakken gevoerd, het wordt gesopt, gewasschen, gedroogd tusschen honderden walsen en rollen. Dan moet het goed geapprêteerd worden om er meer stevigheid aan te geven; | |
[pagina 185]
| |
deze bewerking geschiedt door het goed te bestrijken met pap van aardappelmeel, stijfsel, waaraan wordt toegevoegd aluin, zeep, soms ook was. Daarna heeft het strijken plaats van het goed, dat daarvoor geleid wordt tusschen holle koperen of stalen walsen, die van binnen verwarmd kunnen worden, en tusschen een wals van geperst papier. Al deze bewerkingen geschieden in verschillende lokalen, het is daar een geplas, een geraas, een gestamp; banden katoen
fig. 8. kijkje in de roodververij.
wringen zich in tal van kronkelingen en glijden neer van den zolder als reusachtige witte en gekleurde boa-constrictors, vlijen zich neer, richten zich weer op, dwarrelen door de lokalen over rollers, dompelen zich weer in waterbakken tusschen snel rondwentelende rollen. Hier bespoten door fonteintjes, daar weer verdwijnend in witte dampen van heeten stoom; machines stampen, vliegwielen snorren, machinerieën beven en sidderen aan de zolderingen, en te midden daarvan loopen de mannen en jongens elk hun taak verrichtend met kalmte en met den ijver, die hun werk vereischt, precies wetend wat zij doen in die warreling van die duizenden meters katoen. In de onmiddellijke nabijheid van de machinale drukkerij was het kleurhuis, de keuken om zoo te zeggen van de fabriek, waar de verven en bijtsen en verdikkings-pappen gereed worden gemaakt. Het was hier oppassen met al die houten emmers en vaten, vol met allerlei vreemde geleien en brijen in alle kleuren van den regenboog; langs den muur groote mortiervormige ijzeren vaten uit een dubbelen wand bestaande, waartusschen afwisselend warme stoom en koud water konden ingelaten worden. In het middelste vak bevindt zich de brij, die gemengd moet worden en die rondgeroerd wordt door een rechthoekig armgestel, dat om een vertikale as draait. In het midden van het lokaal ijzeren toestellen die op omgekeerde mortieren gelijken, waarop groote trechters staan; hierin wordt de verfmassa | |
[pagina 186]
| |
geworpen en door eene koperen zeef door een daaronder gevormd luchtledig heengezogen, en zoo gezuiverd van bestanddeelen, die het drukken zouden kunnen bemoeilijken. Dat kleurhuis is een soort van atelier van een toovenaar, daar geschieden allerlei geheimzinnige mengingen; want legio zijn de verfmiddelen, bijtsen en verdikkingsmiddelen, die gebruikt worden. Deze kleur-bereidingen dienen met groote zorgvuldigheid en met groote kennis van zaken te geschieden; theorie en praktijk gaan hier hand aan hand, nalatigheden, slordigheden bij het schoonmaken der vaten, veroorzaken fouten in de bedrukte stoffen, die dikwerf vruchteloos opgespoord worden. Behalve het reeds bij het machinale drukken vermelde verfprocédé, dien ik nog op een ander procédé te wijzen, dat namelijk hierin bestaat, dat de bijts alleen met een verdikkingsmiddel op het katoen wordt gedrukt en dat daarna de verving apart in kuipen geschiedt, waarin het kleurmiddel aanwezig is; de kleur ontwikkelt zich dan door invloed van stoom. Het met een verdikte bijts bedrukte katoen, hetzij dit door de machine of door handdruk geschiedt, loopt eerst breed uit door bakken met krijt en phosphorzure natron, waardoor de oxyde bijts op den draad gefixeerd wordt. Na deze ‘passage’ volgt direct eene 2e, zoogenaamd
fig. 9. cretonne (kalkoenenmotief) ontwerp van duco crop.
in de streng, in bakken met koemest gevuld, waar de verdikking wordt weggenomen, waarna wassching in koud en stroomend water volgt. Daarna heeft de eigenlijke verving plaats. Zoo is het mogelijk verschillende bijtsen op één doek te brengen, welke dan bij behandeling met dezelfde kleurstof, verschillende kleuren vormen. Zoo geven bijv. azijnzuur-aluminium, verdund azijnzuurijzer, sterk azijnzuurijzer, een mengsel van azijnzuur-aluminium en azijnzuurijzer, nadat deze bijtsen met verdikking tot kleuren zijn gemaakt en op één doek zijn gebracht, bij behandeling met alizarine, respectievelijk op dat doek rood, paarsch, zwart en bruin. Wel curieus mag het genoemd worden dat Plinius van een analoog verschijnsel melding maakt in zijn Historia naturalis, waar hij in Boek XXXV, hoofdstuk XLII, sprekende over de verving van weefsels bij de Egyptenaren het volgende zegt: In Egypte kleurt men de stoffen op eene zeer wonderlijke wijze. Eerst wit, worden zij gevold, daarna bestreken, niet met de kleuren zelf, maar met bijtsen die aldus aangebracht, niet zichtbaar zijn op de stoffen; daarna dompelt men ze in een ketel met kokende kleurstof, en men haalt ze er een oogenblik later geheel gekleurd uit. Maar het is wonderbaarlijk, hoe, | |
[pagina 187]
| |
ofschoon er maar één kleur in de ketel is, de stof, die er uit komt verschillende kleuren heeft, naar gelang de aard van de bijts is, en deze kleuren kunnen niet meer door wasschen verwijderd worden. Fig. 8 geeft een kijkje in een der vele verflokalen, hier is het de roodververij: de katoentjes loopen als lange linten over achtkantige haspels en wentelen rond in metalen kuipen met de roode kleurstof gevuld. Het stoomt en plast, en spat, de grond drijft van het water, overal roode plasjes, men waant zich een oogenblik in een varkensslachterij van Chicago; maar de ronddraaiende haspels, de rondwentelende banden katoen herinneren ons er aan waar wij zijn. Hier wordt niet alleen geverfd, maar ook gewasschen, eveneens over haspels; maar nu wordt het katoen blootgesteld aan flinke douches, terwijl de tot strengen gebonden stoffen als bezetenen om de haspels heenwentelen. Een niet minder interessant kijkje gaven ons de indigo-gebouwen te zien, waar het goed door indigo geverfd wordt, waar de oude blauwverving geschiedt, die reeds bij de oude Egyptenaren bekend moet zijn geweest en die in het Oosten zoo vele heerlijk gekleurde weefsels deed ontstaan. Het is inderdaad het meest geheimzinnige gedeelte der fabriek, waar in een blauwe atmosfeer de arbeiders met trage, schommelende bewegingen hunnen arbeid verrichten. Zij schepten de indigokuipen leeg, die eenige meters onder den beganen grond gelegen zijn, waar in de koude, de blauwe indigo tot witte indigo gereduceerd wordt met ijzervitriool en kalk. Anderen waren bezig met het omhooghijschen der ijzeren wielvormige cylinders, waar het te verven goed in de lengte der as gelijk een spinneweb aan de spaken van de wielen bevestigd is, en dat na indompeling in de indigopap, nu aan de inwerking der lucht moet worden blootgesteld om blauw te worden. Naast dit lokaal was de inrichting met de zwavelzuurbakken, waar de geverfde stukken van kalk gezuiverd worden en waar de overtollige indigo verwijderd wordt. Hier hing een nog grooter waas van geheimzinnigheid. Een oude man, die mij deed denken aan het type der oude kopersmelters in afgelegen oorden van Zweden, verklaarde mij op zachten, eenigszins zangerigen toon de werking van het zwavelzuur, terwijl hij telkens een kom van het zure vocht uit een der bakken putte, en ik onwillekeurig dacht welke uitwerking dit vocht zou hebben wanneer de man door eene verkeerde beweging, mij den inhoud over het lichaam had gestort. Hij vertelde mij, hoe eene zorgvuldige behandeling het verlies van de kostbare indigo kon voorkomen, en toen ik heenging en hem bedankte, kwam er bij dien man zulk een bijzonder zacht vriendelijke uitdrukking in zijne oogen en keek hij mij zoo bijzonder aan, dat hij mij toescheen tot een lang verleden tijd te behooren, een tijd toen de wetenschap nog was een proefondervindelijk tasten, toen de werkman nog was, wat heden de ingenieur is, met dit verschil, dat de eerste de verschijnselen wel kende, maar voor wien alles een gevolg was van bovennatuurlijke invloeden, terwijl de laatste nu alles wetenschappelijk begrijpt en logisch ontleedt. Een meer kleurige herinnering is mij bijgebleven van mijn bezoek in de afdeeling der Blokdrukkers. Inderdaad een hoogst belangrijk onderdeel der fabriek, waar honderden werk lieden hun bedrijf uitoefenen. Wij bezichtigen eerst het atelier waar de houten drukblokken vervaardigd worden; deze bestaan uit drie lagen hout, die op elkaar bevestigd zijn: linden- of eikenhout, vurenhout, en eschdoorn of perenhout. Het patroon, hetwelk met potlood op geolied papier geteekend is, wordt op de laag van eschdoorn doorgeslagen, en nu worden die gedeelten, die geen kleur moeten aannemen, door middel van beiteltjes weggestoken. Door den aard van het ornament, dat zich wel eens als kantwerk vertoont, eischt dit uitbeitelen dikwijls eene groote ervarenheid. Sommige werklieden hebben daarin dan ook eene groote vaardigheid verkregen. Zijn de vlakken, die kleur moeten pakken te groot, dan wordt het hout er tusschen uitgestoken en opgevuld met vilt, wat de kleur beter vasthoudt. Wanneer de motieven der patronen zeer klein en fijn zijn, wordt het drukoppervlak gevormd door koperen getrokken staafjes, die volgens de | |
[pagina 188]
| |
teekening in het hout gedreven worden. Behalve tal van minder groote zalen, waar het blokdrukken geschiedt, bood de groote drukkerszaal een verrassend en schilderachtig gezicht aan (fig. 1 en fig. 10). Daar stonden in lange rijen van misschien wel vijftig meter lengte de drukkers voor hunne druktafels, eenigszins hellende steenen tafels waarop een deken bevestigd is. Het te bedrukken katoen ligt in banen opgevouwen onder de tafel van den drukker en naarmate hij het bedrukt, wordt het omhoog getrokken, terwijl het langs ijzeren met stoom verwarmde kisten vertikaal stijgt en daalt en ten slotte om eene houten rol opgewonden wordt door middel van een kruk. Achter den drukker, eenigszins ter zijde, staat een ander tafeltje (zie fig. 1), waarop een houten bak, gevuld met eene dikke pappige massa; een andere bak met een bodem van laken aan den buitenkant met vet ingesmeerd, rust in die pap. Een handlanger van den drukker, gewoonlijk een klein knaapje, smeert met een borstel de op te drukken kleurmassa op den drijvenden bak. De drukker drukt nu een houten blok met het ornament of deel van het ornament, dat het patroon moet vormen en dat éénzelfde kleur zal moeten hebben, op de verfpap.
fig. 10. kijkje in de afdeeling der blokdrukkers.
Dit geschiedt met eene korte, vertikale drukbeweging; de verfmassa hecht zich nu overal gelijkmatig dik op het hout, door den gelijken weerstand, dien het blok ondervindt; hij trekt nu het blok in de hoogte, waardoor een eigenaardig zuigend geluid ontstaat en plaatst het op zijn doek zóó, dat eenige hoekpennetjes correspondeeren met die van een voorafgaanden blokdruk. Met de andere hand geeft hij nu met een hamertje, bestaande uit een korten houten steel en een ovaalrond stuk ijzer, eenige tikken op het blok en wel (zie fig. 10) met den houten steel. Nu hecht zich de verfmassa op het doek en hij gaat zoo voort met zijn arbeid; daarna worden met andere blokken de andere kleuren ‘ingepast.’ Soms wordt de eerste opgedrukte kleur eerst gefixeerd en daarna de andere kleuren er op gedrukt en die vervolgens gestoomd, ook wel worden eerst reserves op de stoffen gedrukt voor dat de indigoverving bijv. plaats heeft, waarna inpassen van stoomkleuren. Kortom dit drukprocédé wordt in het oneindige gevarieërd al naar gelang de patronen hunne eischen stellen. Eene groote bedrijvigheid heerscht in deze zaal, onafgebroken gaat het werk voort, met noeste vlijt wordt er gearbeid; de mannen werken per stuk en elke meter brengt hen nader tot het einde van de dagtaak. Men hoort het voortdurend kloppen van de hamertjes op de houten blokken, het piepend geluid der ijzeren assen, die in de tappen draaien en daartusschen door zoo nu en dan de stem van een knaapje, dat een liedje zingt. De mannen werken zwijgend, ernstig door; men ziet er grijze gebaarde mannen, apostelkoppen, dan de oude weverstypen met gladde baardelooze gezichten en hoekige gelaatstrekken, dan jongere mannen met flinke donkere knevels, Limburgsch-Bra- | |
[pagina 189]
| |
bantsche typen, en een aantal jongeren, die reeds vroeg in toepassing brachten wat geschreven staat in Genesis III vers 19. De arbeid vereischt groote oplettendheid en vaardigheid in het hanteeren van het drukblok; het komt er op aan het blok in eens goed en vlug op het doek te drukken, daar anders het werk te langzaam zou vorderen. De grootte van de blokken, soms 50 bij 40 cM., de geaardheid van de verdikkingsmiddelen, de meerdere of mindere kleefkracht er van, zijn alle factoren, die op het werk invloed hebben. Zooals ik reeds zei, was het aspect der zaal schilderachtig, de vertikaal en in hellende richting hangende katoenen banen, bedrukt met verschillende gekleurde patronen droegen daartoe veel bij. Hier zag men een rijk en rhytmisch patroon van een cretonne van Duco Crop, met motieven aan het planten- en dierenrijk ontleend, te zamen tot ornament vergroeid; daar waren het bijzondere Engelsche patronen, archaïsche fluitspelende herders, of patronen die deden denken aan den rijkdom van Morris. Ginds zag men patronen van Oosterschen oorsprong, imitaties van gebatikte stoffen uit Java, met Semarangsch patroon of wel uit de Vorstenlanden. Daar weer waren het met bouquetten bedrukte stoften, die later als overtrekken van dekens dienst zouden doen of wel werd het oog afgeleid door sombere doeken waarin het zwart domineerde en die in het donkere Afrika hunne bestemming zouden vinden, en verder nog waren het de eenvoudige, eenvormige patroontjes die naderhand gedragen zouden worden door de vrouwen en meisjes uit de volksklasse. Zoo bood die zaal een gevariëerd schouwspel, doch gaf tevens ook te denken. Hier was eene verzameling, een groep van menschen, eigenlijk geen deel uitmakende van een enkel land, maar van de geheele wereld. Zij wilden bestaan, en om dit te kunnen, hadden zij zich gesteld onder leiding van enkelen, die trachten moesten het bestaan van die honderden te verzekeren, door in
fig. 11. cretonne (narcissenmotief) ontwerp van duco crop.
die groote wereld vasten voet te krijgen. Een geweldige strijd, die door zoovele groepen gevoerd wordt, de strijd om het bestaan, waar het recht van den sterkste zegeviert. Produceeren, afzet trachten te vinden voor de productie, concurrentie, daarin lag alles opgesloten (fig. 12). Daar op Java batikt de vrouw haar sarong, op Timor, Soemba, Roti, Sawoe weeft en ikat de vrouw haar kleed, zoo doet de Bataksche, zoo de Dajaksche, de Atjehsche, de vrouw van de Oost- en Westkust van Sumatra; lang duurt de arbeid; maar het resultaat is mooi, duurzaam, het is de poesaka van een heel volk, die bewaard blijft als traditie. Eenmaal dit weg en het is gedaan met het volk, het wordt zooals wij geworden zijn, een volk dat zijne oude tradities verliest, dat op gaat lossen in het groote geheel, om daarmede één te worden En ofschoon wij daarvan overtuigd zijn, gaan wij toch voort onze grootere kracht te gebruiken om wat nog oorspronkelijk over was in een volk op zijde te dringen door onze grootere en goedkoopere productie, en dit omdat wij niet anders kunnen; wij moeten voor onze productie in | |
[pagina 190]
| |
het buitenland afzet vinden, omdat andere volken ook voorzien in de behoeften van ons eigen land. Het eenige wat wij kunnen doen is het eerbiedigen van den smaak en de kunstopvatting der volken, wier industrie wij door onze productie gevaarlijk bedreigen, zoodat wij tenminste niet medewerken tot verbastering van hetgeen de natuur geschonken heeft aan hare kinderen, hun smaak en kunstzin. De hoofden der fabrieken hebben met groote moeilijkheden te kampen, er hoort heel wat inspanning toe om dergelijke groote
fig. 12. de sorteerzaal.
lichamen voortdurend aan den arbeid te houden; in zekeren zin zijn zij de slaven van het publiek, wiens smaak zich voortdurend wijzigt door de ongedurigheid en grilligheid van den tijd en dien zij toch moeten bevredigen al zijn zij overtuigd, dat die smaak niet deugt. Toch trachten de fabrikanten soms invloed uit te oefenen op den smaak door hunne productie, zoo in Helmond, waar zij het talent van een kunstenaar als Duco Crop, dienstbaar maakten aan hunne productie, ofschoon deze goede pogingen niet bekroond zijn geworden met het succes, dat zij wel mochten verwachten. Toch zal het in het belang blijven van deze kunst-industriëelen, dat zij de eerbiediging van het schoone voorop stellen, en dat zij zooveel mogelijk trachten hunne producten daarmede in overeenstemming te brengen. De tijd zal wel weer terugkeeren, dat het leelijke en karakterlooze verdwijnen zal, dat meerdere ontwikkeling tot het volk zal doorgedrongen zijn, waardoor het zelf andere eischen zal stellen, meer in harmonie met zijn wezen. Dan zal ook wel weer de persoonlijke smaak van den werkman en zijn tot ontwikkeling gekomen schoonheids-begrip zijn werk tot kunstwerk verheffen, dan zal er misschien ook voor de katoendrukkerijen eene nieuwe aera aanbreken, en zal, waar handwerk en machinaalwerk, waar smaak en vernuft, waar kunst en wetenschap te zamenwerken ook iets schoons gewrocht worden, dat in vaste kleuren zijn geschiedenis en roem zal overbrengen naar andere eeuwen.
L. Lacomblé.
Rijswijk, Juli 1902. |
|