Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 12(1902)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 396] [p. 396] Gedichten door Jeannette Nijhuis. I. Vertwijfeling. Zal dan die twijfel nimmer van mij wijken? Zal opstand immer wilder blijven woeden? Zal het Geluk dan nooit volzalig blijken, En nieuwe angsten, nieuwe smarten voeden? Is rust aldurend slechts het heil van lijken, En Dood alléén de toeverlaat der moeden? Wie éénmaal arm was, kan hij nooit verrijken? Het Goede wil ik - en 'k bedroef de Goeden. Ik heb toch lief - maar Liefde is rust, géén bangen, Mijn luid gejuich verdoft, is spotgefluister, Het zekerst licht vernevelt àl tot duister, 'k Dool blind, als vreemdling, door mijn zielegangen... Onmachtige - ik - in almachtsgreep van saatren, Een brooze boot op wanhoops-woeste waatren. [pagina 397] [p. 397] II. Bede. Vergeef mij, Lief - ik ben het niet, die spreekt, Die zegt zoo sombre, vreemde noodlotswoorden, Betoovring booze, die slechts Liefde breekt, Houdt mij omvangen in haar onheilskoorden. Hoor naar de liefste, die in doodsangst smeekt, Er zijn geen Goden, die mijn bee verhoorden.... Misschien, misschien, dat zich hun Almacht wreekt Op 't ongeloof, dat mijn vertrouwen smoorde. Demonen honen mijn gebondenheid, Striemend mijn ziel met leugenenden spot.... Is daar een God? - weet hoe Uw schepsel schreit! Is het een fatum, dat bestiert mijn lot, Geef mij berusting - Liefste, red, bevrijd Mijn arme ziel - gij kunt het, Liefde is God. [pagina 398] [p. 398] III. Vertrouwen. Waar 'k àlles mis, moet gij mijn àlles zijn, Ik heb zóólang gehoopt, geliefd, geleden.... Zóóveel illusies zijn mijn ziel ontgleden... En 't droef ontgoochlen doet zoo wreede pijn. De menschen heb 'k in trotschen haat vermeden, Nooit buigend neer tot lage wereldschijn.... Maar Gij, mijn Lief, Gij moet mijn wereld zijn.... Ik heb zóólang gewacht, gewenscht, gebeden. Mijn ziel wil knielen, wil tot Godheid wijden, Aanbiddend opzien naar een Hemelsfeer.... Dan zal mijn mond nooit andre Goden loven. Mijne vrome liefde, door geen Dood te dooven Zal stijgend zich van aardschen boei bevrijden, Gij moet mijn Hemel zijn, mijn Heil, mijn Heer. Vorige Volgende