Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 12
(1902)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdModerne Fransche medailles.
| |
[pagina t.o. 12]
| |
| |
[pagina 13]
| |
dan kan de medailleerkunst bloeien - wanneer buiten op de slagvelden of op de wijde zee de legers en vloten overwinning op overwinning behalen, wanneer voordeelige tractaten worden gesloten dan kunnen die heugelijke feiten in metaal worden gememoreerd, wanneer in de steden vorsten of voorname burgers hun beeltenis willen vereeuwigen of wanneer vrienden en bewonderaars hun leermeesters willen eeren dan is er stof voor penningen.
syracuse. tien drachmenstuk.
Men moet nooit uit het oog verliezen, dat een medaille is een in metaal gebracht stuk geschiedenis uit het openbaar of particulier leven, het heeft dus een ernstig monumentaal karakter. Voor de oude Grieken waren hun munten eigenlijk hunne gedenkpenningen; wanneer een landsvorst in de Olympische spelen eene overwinning behaalde kwam op de munten de kar waarin hij den wedstrijd gewonnen had, wanneer in den oorlog tegen Karthago de Syracusanen overwinnen, wordt de Lybische leeuw als herinnering op hun munten gebracht, wanneer dezelfde Syracusanen later den Atheners de bekende gevoelige nederlaag toebrengen, worden de wapenen, die men als prijs stelde in kampstrijden, ingesteld ter eere dier zegepraal, op de munten vereeuwigd.
duitschland. vijf markstuk.
Ook een ander feit nog doet de munt hebben een monumentaal karakter: men brengt er namelijk steeds de beeltenissen op der goden, stroomnymphen, stamhelden, zoo b.v. in Syracuse de bronnymph Arethusa. Eerst later worden de munten uitsluitend gestempelde betaalmiddelen, meest getooid met de beeldenaars der landsvorsten. Tot op onzen tijd echter worden er vooral in Duitschland, ‘Gedachtenismunten’ geslagen, zoo b.v. in 1901 ter eere van het tweehonderdjarig bestaan van het koninkrijk Pruisen. Wij deden voor de curiositeit beide stukken eens afbeelden om te doen zien welke munten mooier zijn: de stukken die 300 jaar vóór Christus werden geslagen in de heerlijke stad Syracuse of die welke 1900 jaar na Christus in het Athene aan de Spree zijn vervaardigd. De eigenlijke gedenkpenning in den gewonen zin van het woord ontstond met de herleving van de kunst in Italië - gedurende een paar honderd jaar bloeide de medaille als een heerlijk kunstwerk te Florence, Venetië, Urbino, om te blijven doorleven in het Duitschland der 15de en 16de eeuw, het Frankrijk der 17de eeuw en vooral ook in onze Nederlandsche gouden eeuw. In de 18de eeuw verviel de kunst, bloeide weder op onder Napoleon, sleepte haar bestaan voort in de veertig, vijftig jaar na Napoleon's val, om ongeveer 1860 in Frankrijk met groote kracht te helleven. Wat is de oorzaak van dat plotseling ontspringende nieuwe leven dat zich na 1870 met nog grooter kracht ontwikkelt? Vooreerst is het de aanleg der Fransche kunstenaars, die meer dan elders groote beeldhouwers zijn en die dus van zelf tot deze zeer aan het beeldhouwen verwante kunst kwamen, dan ook de meer en meer verbreide gewoonte om beroemde tijdgenooten in metaal te eeren, want dit moet men nooit uit het oog verliezen: er kan dan alleen sprake zijn van bloei, van hoog ontwikkelde kunstenaars wanneer er vraag is. Wij wezen er op, dat juist beeldhouwers licht zullen overgaan tot het maken van medailles, een woord om deze gedachte toe te lichten. De kunst der oude Nederlandsche stempelsnijders was geheel anders dan die der moderne Franschen, hun kunst was eng ver- | |
[pagina 14]
| |
o. roty. de fransche republiek. (voorzijde.)
want aan die der goudsmeden en metaal-ciseleurs, zij sneden zelf de stempels, terwijl de modernen het model boetseeren, twee, driemaal grooter dan de uit te voeren penning; wanneer dit relief gevormd is, wordt het in handen gesteld van den technicus, die de reduceer-machine bedient en van het groote model een kleiner relief maakt op de grootte van het gevraagde stuk, daarmeê wordt de stempel vervaardigd. Een moderne medaille ondergaat dus drie soorten van behandeling. De kunstenaar boetseert het model, de technicus aan de reduceer-machine verkleint het en maakt de stempels, de arbeider aan de Munt slaat de stukken. Vele betreuren dat men niet meer den ouden weg van stempels maken volgt, maar wanneer men billijk zijn wil, moet men niet dezelfde eischen stellen aan een gedenkpenning der 17de en der 19de eeuw. Het zijn twee geheel andere soorten kunstwerken, hoewel hun grondbeteekenis dezelfde is.
o. roty. de fransche republiek. (achterzijde.)
Plaatsen wij ons thans voor het werk van den grootmeester der Fransche medailleurs: Roty. In 1846 werd Roty te Parijs geboren, in 1864 ging hij de Ecole des Beaux Arts bezoeken. Oorspronkelijk legde hij zich toe op de schilderkunst maar spoedig reeds trok de beeldhouwkunst hem het meest aan. In 1875 kreeg hij de eerste Prix de Rome voor een relief voorstellend eenen herder die op de rotsen van de Thermopylae een opschrift poogt te ontcijferen. Na drie jaren in Rome te zijn geweest keerde hij te Parijs terug, waar men hem met werk en eer overstelpte - terwijl hij vele van de franken die hij zelf ontwierp zag toestroomen, voor zijnen onverpoosden en wakkeren arbeid. Die franc vormt een goed uitgangspunt om Roty's werk te leeren waardeeren. De kunstenaar wilde vóór alles met de banaliteit der gewone muntvoorstellingen breken, hij wilde niet Marianne gelauwerd of gehelmd altijd maar door weer herhalen, maar plaatste een mooie slanke vrouwengestalte te midden van een veld, met wijden worp het zaad strooiende in de open groeven der velden. Roty wilde hiermede Frankrijk, beschaving en ontwikkeling zaaiende, voorstellen. Roty is een echt vaderlander in zijn hart en diep leed hij onder 1870 en zijn gevolgen, aardig symboliseerde hij den vernieuwden bloei van zijn land in 1895, (p. 67)Ga naar voetnoot*) aan de voorzijde de kop der Fransche Republiek een traan nog in het oog, aan de keerzijde de fransche haan vroolijk kraaiende, terwijl de zon het braak liggende land beschijnt waarop de ploeg voor den arbeid gereed ligt. Deze beide stukken toonen reeds aan hoe wars deze kunstenaar van het banale is, hij is een denker, die door zijn genie de meest gewone allegoriën omwerkt in mooie gedachten. Zoo b.v. de Campbell medaille (60) waar hij te huldigen had eenen beroemden Engelschen philoloog. Nu zou men vroeger, en zelfs nu nog, er al licht toe komen om een Minerva, of Homerus of het Parthenon te ontbieden ter opluistering van de keerzijde; oneindig mooier en smaakvoller echter deed Roty, hij plaatste op den penning een eenvoudig antieke bank waarnaast een laurierboom staat, terwijl Grieksche handschriften op de bank liggen; uitstekend is hier getypeerd de kalme, rustige ernst van den Philoloog. Zeer mooi ook is de symboliek van een penning gewijd aan de Fransche ‘Club Alpin’ (62). Te midden van gletchers en dennenwouden rust een gracieuse genius, die in de hand vooruitgestrekt houdt een edelweisz, aan de keerzijde wijst een kloeke vrouw aan den bergstijger den weg. Uit den aard der zaak nemen in de allegoriën aan de keerzijde de symbolische vrouwen en kinder (genius) figuren | |
[pagina 15]
| |
eene groote plaats in, de wijze waarop Roty deze figuren weet aan te wenden is zoo uiterst smaakvol en ver van het banale. Wij zien b.v. op eene plaquette ter eere van den Hoogleeraar Chirurg Gosselin (61) eene ernstige vrouwengestalte, de Chirurgie, zitten, terwijl naast haar uitgestrekt een lijk ligt. De electriciteit is een naakte vrouw die van de aarde opstijgt, (47) twee vrouwen omhelzen elkander verpersoonlijkend de spoorwegverbinding van Algiers met Constantine (58), een andere gestalte weder is geplaatst aan de keerzijde eener medaille gegoten ter eere van Georges Duplessis den conservator van het prentenkabinet te Parijs. Het is een jonge vrouw aandachtig prenten beschouwend (54). Mooi is ook het motief van twee medailles, de een op de Kamer van Koophandel te Parijs (14) de ander op den prefect van politie; op beide zit eene vrouw in een studeervertrek; in de kamer van koophandel heeft zij graphische tabellen voor zich terwijl ver in het verschiet door de ramen het gebouw van de Kamer zichtbaar is, vooral aardig is de symboliek op die waar de prefect van politie Lozé gehuldigd wordt. De vrouwengestalte is half omgewend voor een bureau gezeten en staart naar buiten waar de St. Chapelle en de daken van het Palais de Justice zichtbaar zijn, zij schijnt aandachtig te luisteren naar de geluiden, die uit de groote stad opstijgen. Zij vertegenwoordigt den scherpen blik, het altijd luisterend oor en de waakzaamheid van de politie. Het opschrift zegt dan ook: ‘regarde, écoute, veille’. Smaakvoller allegorie is wel niet denkbaar. Een andermaal weder moet worden verheerlijkt de heilbrengende kracht der ‘Vin Coca Mariani’, een kleine genius ligt tegen een vrouw aangedrukt, die voor hem het gezondheid en kracht brengende vocht inschenkt (76).
o. roty. de gevangenis van fresnes. (voorzijde.)
Tallooze kleine gevleugelde en ongevleugelde knapengestalten bewegen zich op Roty's penningen, wij noemen slechts die op de medaille welke men aanbood aan Cambon, nieuw benoemd Gouverneur-Generaal van Algiers (72), een klein gevleugelde genius werpt, geleund op het wapenschild der stad Lyon, kushandjes naar een in zee verdwijnend schip, dat den nieuwen Gouverneur naar Algiers voert. Met deze symboliek is een grappig geval gebeurd: De Tsaar zou Parijs bezoeken en o.a. te Versailles een tooneelvoorstelling bijwonen, nu moest dat feit worden vereeuwigd door eene medaille, maar het was kort dag. Gelukkig dacht men toen aan de Cambonmedaille en deze werd ten spoedigste voor deze gelegenheid in orde gemaakt. De jonge genius bleef vriendelijk zijn kushandjes werpen maar nu niet meer naar Cambon op zijn schip, maar naar het in gouden letters in het luchtruim prijkende woord ‘Russie’ (227). Men moet zich weten te behelpen.
o. roty. de gevangenis te fresnes. (achterzijde.)
Soms ook worden die vrouwen en geniën in verband gebracht met het werkelijke leven, zoo zien wij eene jonge vrouw personifieerende Frankrijk, staan voor den honderdjarigen Chevreul, die oud ter neder zit gedoken in zijn leuningstoel (56). Uiterst aangrijpend is deze verbinding der allegorie op den penning geslagen bij den | |
[pagina 16]
| |
d. dupuis. ‘de bron’.
dood van Carnot. Aan de voorzijde ligt de doode uitgestrekt op de baar omringd door kransen en bloemtakken, naast hem een treurende vrouwengestalte, aan de keerzijde dragen zes allegorische in lange treurkleederen gehulde gesluierde vrouwen de baar naar het Pantheon. Zoo zien wij op eene medaille geslagen bij de herdenking van het vijftigjarig bestaan der Fabriek van Christofle, den chef der firma in een leuningstoel gezeten terwijl een jonge vrouw hem een zilveren vaas voorhoudt. Smaakvol zijn hier ook de geniën, die de zijvlakken vullen. De keerzijde dezer medaille brengt ons in het gewone leven zelf. Wij zien er twee werklieden, die bezig zijn aan het verzilveren en ciseleeren.
o. roty. dood van carnot. (voorzijde.)
Ook geheel in het gewone leven staat een touchant mooie plaquette weergevend een moeder, die haar kind eng aan de borst gedrongen houdt. Het is de ‘Maternité.’ Op een der latere penningen van Roty zien wij een geheel drama afspelen. Het is een stuk geslagen op de in 1898 geopende gevangenis te Fresnes - Les Rungis. De voorzijde is in drieën verdeeld, in de eerste afdeeling zien wij den gevangene somber en ter neder gedrukt in zijn cel zitten; in doffe wanhoop heeft hij de handen voor de oogen geslagen. In het middenvak zien wij hem opgewekt en ijverig werken. In het derde deel zit zijn vrouw in het ‘parloir’ terwijl zij haar bébé omhoog houdt als troost en bemoediging voor den gekerkenden vader. Aan de keerzijde is de straftijd afgeloopen en gaat hij vrij heen in de armen zijn kindje dragend terwijl zijn vrouw hem begeleidt en de gevangenis ver op den achtergrond blijft liggen - als een benauwde droom. Dank zij de gezonde inrichting der tijdelijke gedwongen woning, zijn zijn krachten toegenomen en is zijn geest helder en frisch geworden. Er zijn wel eenige bedenkingen te maken tegen dit stuk, hoe mooi ook de details zijn, hoe werkelijk hoog de stemming die er uit spreekt moge zijn, is het inderdaad te veel schilderij. Het is een hoogst modern stuk, wanneer men aan de voorzijde die drie gestalten ziet alle den rug toewendend aan den beschouwer, dan doet dat niet aangenaam aan, ook de perspectief aan de keerzijde is voor een medaille niet gewenscht. Wanneer wij de Renaissance medailles doorzien zullen wij inderdaad dit schilderen in metaal niet vinden, daar is meer eenvoud, meer grootheid nog. En toch heeft dit schilderen in metaal zijn bekoring, de hier onderstaande medaille is wel niet van Roty maar is een bizonder geslaagd voorbeeld, hoe een genre stukje in het matte zilver toch goed doen kan. Een opmerking nog die ons van zelf tot de bespreking van Roty's portretten brengen zal: het is de vorm der medailles, wij zijn door alle eeuwen heen gewend aan ronde
o. roty. dood van carnot. (achterzijde.)
| |
[pagina 17]
| |
penningen, alleen vinden wij in Italië langwerpig vierkante plaquetten, Roty zegt dat hij die nog nooit gezien had toen hij in 1880 zijn eerste plaquette maakte. De vierkante vorm voldoet uitstekend maar brengt weder andere vraagpunten met zich. In ouden tijd bij de ronde vormen sprak het van zelf dat men de omschriften om de koppen heen zette de keerzijde kon men dan voorzien van de een of andere spreuk, nu is het op een vierkant stuk vrij wel onmogelijk om rond het hoofd de namen en titels te zetten, men plaatst nu meest naam en data terzijde en eronder de bizondere verklaring van hulde of de opsomming der categoriën vereerders die mede de medaille aanboden.
o. roty. 50-jarig bestaan der firma christofle.
Van het uiterste belang is ook de vorm der letters. Wanneer zooals in Italië en onze Nederlandsche provinciën de medailleerkunst bloeit zijn de letters voortreffelijk, zij vormen een harmonisch geheel met de voorstellingen; wanneer de kunst vervalt worden ook zij slechter, men vergelijke eens de afschuwelijke letters op de medailles der Utrechtsche munt - vóór 1900, met de opschriften der Fransche penningen! Een medaille is een zeer klein kunststuk dat bestemd is om in de hand te worden genomen desnoods zelfs door vergrootglazen te worden bezien, de kleinste misvatting én in voorstelling én in lettervormen én in verhouding van de verschiilende onderdeelen ergert en hindert dus. Wij komen thans tot Roty's portretten die bizonder mooi en gelijkend zijn, daar is de typische kop van Chevreul met zijn van rimpels doorploegd gelaat, zijn verwarde haren (56) Pasteur met zijn hoog ernstig geniaal voorkomen (66), voortreffelijk is hier de behandeling van kalotje en jas, want, en dit mag wel eens worden geconstateerd, de moderne medailleur heeft heel wat anders te overwinnen dan zijn oudere Italiaansche en Nederlandsche collegas: daar was het òf de schilderachtige Florentijnsche dracht òf de veldheers mantel òf de priesterstola, nu is het de gekleede jas! Wanneer men een officier heeft weer te geven kan men ten minste met den burnou, de nestels effect bejagen, wanneer een priester te conterfijten is met de wijde priesterkleeding, de werkman heeft zijn losse kiel om de schouders maar de ambtenaar, de gewone burgermijnheer? Meesterlijk heeft Roty en de nader te bespreken Chaplain die moeilijkheden overwonnen. Als portretten zien wij verder Cambon (72) met het wat arrogant fransch ambtenaar-achtige in zijn gelaat, de gedistingueerde kop van Hennessey (63) enz. Wij zouden deze opsomming kunnen voortzetten, maar memoreeren alleen nog de beide oude lieden, portretten van Boulanger en zijn echtgenoote (52), en de over elkander geplaatste koppen van Roty's ouders (59). Niet alleen de mannenportretten van Roty vragen bewondering, ook de vrouwen: vooral het beeld zijner eigen vrouw (46), hoe zacht en nobel ligt het kopje niet in het een weinig concave grondvlak, de naam is er achter gegraveerd en het touchante opschrift zegt: Ik heb uw beeld, o geliefde vrouw, in het metaal gegrift opdat ik u altijd jong voor oogen hebben zou.’ Merkwaardig is het, dat als men deze vrouwengestalten: zijn vrouw en mademoiselle Taine b.v. vergelijkt met de vrouwenkoppen op de Renaissance-medailles: een Isotta de Rimini van Matteo de Pasti, een Johanna Albizza een Nonnina Strozza het verschil zoo betrekkelijk gering tusschen de Italiaansche vrouwen der 14de en 15de eeuw | |
[pagina 18]
| |
o. roty. sir john pope hennesy.
en de Fransche vrouwen der 19de eeuw is. Noch het type, noch de wijze van weergeven door den kunstenaar verschilt veel, bij beiden de groote eenvoud van lijnen, dezelfde zuiverheid van trekken. Bij die vrouwenbeeltenissen vervalt de moeilijkheid der kleeding, want losse kragen, kanten fichus en de mooie naaktheid der hals zelf geven den kunstenaars gemakkelijke motieven aan, Ter loops zij er hier even aan herinnerd, dat er een Nederlandsche penning bestaat waar de medailleur wel op bijzonder geniale wijze de kleedingsmoeilijkheid heeft opgelost. De voorzijde vertoont de naast elkander geplaatste beeltenissen van prins en prinses Hendrik. De prinses draagt om den hals een hooge japon met een ruche versierd, de prins - is gedecolteerd of draagt ten minste noch uniformjas noch dito gekleede. Dit is voorzeker een geniale wijze om deze eigenaardige moeilijkheden uit den weg te ruimen! Wij verlaten thans Roty, die hoewel reeds ouder wordend en klagend over zijn oogen, nog menig mooi werk voor de Fransche kunst zal kunnen scheppen. Chaplain vinden wij in een somber atelier in de Rue Mazarine; Roty's atelier was boven in een allerliefst huis in Auteuil, waar de heerlijke lucht ruim binnenstroomde en prachtig licht den arbeid van den kunstenaar vergemakkelijkt. Het atelier van Chaplain is in een der sombere achter in het Institut de France gelegen vertrekken. Jules Clément Chaplain is geboren te Mortagne (Orne) 12 Juli 1839. In 1859 kwam hij op de Ecole des Beaux Arts, waar hij de leerling werd van Joufroy en Oudiné. Oudiné is een der baanbrekers geweest op het gebied der nieuwe richting in de medailleerkunst en vervaardigde zelf zeer mooie gedenkpenningen (1 en 2). Chaplain kreeg ook eenen tweeden en eersten Prix de Rome, in 1864 vertrok hij naar Rome na bekroond te zijn voor een relief dat als onderwerp had: ‘Mercurius doet een panther drinken’, waar haalt men toch zulke onderwerpen van daan! Vier jaar bleef hij in Rome en exposeerde na zijn terugkomst veel op tentoonstellingen en in de salons. Ook hij kreeg den regen traditioneele Fransche eerbewijzen: medailles, legioen van Eer, lidmaatschap van het Instituut enz. Gedurende korten tijd was hij Directeur van de porceleinfabriek te Sèvres, maar spoedig keerde hij terug tot de medailles en daar deed hij wel aan, want Chaplain is een groot kunstenaar, zijn portretten staan zeker even hoog als die van Roty, in zijn symboliek en allegoriën is hij én in de gedachte én in de uitvoering zwakker. Onder de portretten noemen wij de voortreffelijke beeltenis van Jules Garnier met zijn
j.c. chaplain. gréard.
| |
[pagina 19]
| |
waaiende haartooi (43), van Jules Simon (19) met zijn goed ernstig gelaat, van den vicaire général Louis Legrand met zijn gefigeerde priestergelaat (23) van Charles Roux den député van Marseille (25), van Delaunay den schilder (21), van Jules Ferry den staatsman (30), van Joseph Bertrand en Paul Tillaux (35 en 33) de beroemde geleerden. Onlangs werd zeer verdienstelijk door Chaplain in metaal geëerd de oud Gouverneur-Generaal Van der Wijck (286).
j.c. chaplain. madame bartet.
Een drietal portretten verdient eene bizondere vermelding, vooreerst dat van Camille Sée (25) een uiterst gedistingueerde en sympathieke kop; voortreffelijk is hier de wijze van behandeling van haar en baard, ook de kleeding is prachtig. Dan Gréard, de vice rector der Universiteit gehuld in zijn statig ambtelijk gewaad (37). De handen liggen leunend op een boek, houding, gelaatsuitdrukking, alles is even smaakvol en volkomen in harmonie met geheel de persoonlijkheid. Bizonder mooi doet ook op deze plaquette het in een der bovenhoeken geplaatste kijkje op de Sorbonne.
j.c. chaplain. jeanne mathilde claude.
In de derde plaats is de aandacht overwaard het portret van Casimir Périer (39). Uitstekend is weergegeven het eigenaardige, wat platte hoofd van dezen Franschen staatsman met de door en door fatsoenlijke gelaatsuitdrukking, de eerlijke oogen en sympathieke trekken. Ook de vrouwenportretten van Chaplain zijn zeer mooi, zoo de naast elkander geplaatste meisjesbusten van Anna en Germaine en van Hélène en Anna de Brancovan, (26 en 28), zoo het karaktervolle portret van Laetitia Raphael (22), waarbij zoo uitstekend is partij getrokken van het avondtoilet, dat zich heerlijk om den mooien hals drapeert, terwijl een bonten sortie de schouders omgeeft en in haar harige donzigheid afsteekt tegen de zachtheid van het vleesch van armen en hals. Jeanne Julia Bartet de beroemde comedienne van het Théatre Français is ook door dezen kunstenaar geconterfeit (34), voor allen mooi is het portret van Maria Gortchacow Stourdza (40) onze afbeelding geeft maar een zwak beeld van de groote schoonheid van dit stuk. Men moet zich in het algemeen wel wachten om de moderne medailles te beoordeelen naar reproductiën, hoe goed die ook zijn; nooit kan men wedergeven het effeet, dat bereikt wordt door het relief der stukken en door de kleur van het metaal óf het zacht wit van het matte zilver óf het streng bruine van het brons. Evenmin als de beschouwer dit vergeten | |
[pagina 20]
| |
moet, mag het wel den kunstenaar in herinnering worden gebracht dat hun grondstof metaal is en dat sommige voorstellingen, eigenlijk ‘genrestukjes’, zich weinig leenen tot het overbrengen op metaal. Als voorbeeld geven wij hier weer een medaille van Chaplain. Geslagen voor de ‘Société Française des habitations à bon marché’; de grondgedachte is wel aardig. In plaats van te geven een reeks arbeiderswoningen die stijf naast elkander staan, zooals b.v. op een Nederlandsche medaille van 1860, geslagen ter eere van Hogendijk van Domselaar, die te Tiel 70 woningen voor den ambachtsstand stichtte, zien wij het gevolg
f. vernon. clémence de vernon.
van een goede woning: een gelukkig gezin, waar moeder de vrouw de soep opschept en de vader, van zijn werk teruggekeerd, zijn bébé spelende opheft; en toch heeft deze voorstelling op metaal bijna iets ridicuuls, ook al wil men nog niet zeggen, dat het er wel wat van heeft of de gelukkige vader zijn kindje uit de soepterrine gehaald heeft. Toch kunnen eenvoudige zachte motieven wel op medailles aangenaam aandoen; wij zagen de geniën bij Roty en vooral bewonderen wij ook de zachte kinderportretten bij Chaplain. Wij geven als voorbeeld een allerliefste penning, waar de kunstenaar zijn vier kinderen op vereeuwigde, bovenaan staat Maurice een twee-jarig kaasbolletje, wiens bavetje artistiek om het halsje is gedrapeerd, dan daar rechts onder Suzanne, oud vier jaar; de door een lintje opgehouden haren vallen sluik langs het hoofdje, neus en mond zijn pedant naar voren gestoken, dan Marcel die in 1879 zijnen vader met zijn verschijning kwam verheugen en die in 1886 als een fatsoenlijk Fransch jongetje wordt afgebeeld, eindelijk onderaan een oudste meisje Louise, een niet mooi kind, maar juist dat niet ‘mooi’ zijn dezer kinderen is de groote verdienste van dit werk en van heel den kunst-arbeid van Chaplain, hij flatteert nooit maar geeft eenvoudig en waar weder zooals hij de menschen ziet en begrijpt. Waar Roty eerst uitvoerige schetsen voor zijne medailles pleegt te teekenen, vangt Chaplain terstond met boetseeren aan. Voor de portretten werkt hij eerst naar photografie, dan naar het model zelf. Even moeten wij hier een tusschenbedenking invoegen. Wij wezen er op, dat om goede medailles te krijgen er vraag moet zijn en nu is het ongelukkig welke verkeerde gedachten het groote publiek soms over het maken van een gedenkpenning heeft. Stel ge ontdekt, dat een professor over vier weken 25 jaar lang zijn gulden lessen zal hebben uitgestort over zijn leergierig gehoor, hoe zal ik hem dan eeren, wel de médailles zijn nog al in de mode, dus als wij hem eens in metaal lieten vereeuwigen - maar hij mag er zelf niets van merken, ik heb nog een photografie van 10 jaren geleden, die snel opgezonden, en dan zal over vier weken alles wel in orde zijn. Zonder poseeren, naar een oude photografie een medaille maken, dat zou een Roty of Chaplain niet kunnen! - Het maken van een goede portret-medaille kost tijd en ernstig poseeren is noodig wanneer men ten minste het levendige ware beeld wil zien van den te huldigen persoon; er moet dus over de geheimzinnigheid worden heengestapt en de professor moet tijden vooruit poseeren, en praten met den kunstenaar opdat deze hem leert begrijpen. Doch wij dwalen af. Chaplain's ideeën neergelegd in de allegoriën op de keerzijde zijn minder geslaagd, zeiden wij; één groote uitzondering is er | |
[pagina 21]
| |
j.c. chaplain. goedkoope woningen.
echter. Aan onzen kunstenaar werd opgedragen om na Carnot's dood een penning te slaan op de verkiezing van Casimir Périer. Op diep gevoelde wijze concipieerde hij de keerzijde van dit stuk; in plaats van te vervallen tot zware symboliek plaatste hij eenvoudig eene in treurgewaad gekleede vrouw, die den sluier van haar bedroefd gelaat terugslaat en het stembiljet in de urn werpt. Aldus wordt gepersonifieerd het treurende Frankrijk, dat den opvolger van den gevallen Carnot kiest.
f. vernon. medisch congres te parijs.
De andere keerzijden zijn minder; de voorstelling van Madame Bartet (34), die voor het Théatre Français staat, terwijl uit de wolken een genius haar een krans aanbiedt, is niet mooi, evenmin de medaille van Hélène Bibesco (31), waar een genius boven een piano zweeft, bloemen strooiende. De Mercurius die boven de haven van Marseille zweeft (medáille op Roux) (25), de ‘Apollo’ op den penning van Delaunay (21), pakken ons niet zooals Roty's mooie en fijn gevoelde voorstellingen. Het verschil van beiden op dit punt is gelijk aan dat wat er bestaat tusschen iemand die wel een ‘lief’ vers maakt en den werkelijken dichter. Naast deze beide groote figuren op het gebied der medailleerkunst staat Vernon een jonge kunstenaar, leerling van Tasset. Tasset zelf is een uitstekend artist die o.a. den heer Reuchlin uit Rotterdam zeer verdienstelijk op een medaille bracht (317). Hij heeft zich de laatste jaren echter voornamelijk toegelegd op het bedienen der reduceer machine, en is er in geslaagd zijne machine schier tot volmaaktheid te brengen. Wanneer de Fransche moderne medailles zoo bewonderenswaardig zijn, dan is dat voor een deel ook aan hem te danken, de medailleurs toch geven hem hun model, hij reduceert dat en maakt de stempels. Vernon dan, geboren in 1859, kwam op twintigjarigen leeftijd op de Ecole des Beaux Arts, in 1887 kreeg hij den prix de Rome voor het onderwerp ‘Jason het gulden vlies veroverend’ Vooral zijne portretten zijn mooi, hij maakte de beeltenis van zijne moeder en tante, hoe mooi is niet in de door ons afgebeelde plaquette de behandeling van de onderdeelen van dat oude gezicht, zonder eenigszins te idealiseeren heeft hij voortreffelijk den goeden kalmen berustenden ouderdom weten te treffen. Over heel Vernon's werk o.a. een zeer mooie plaquette Rosa (100) een jong meisjes kopje, ligt een groote zachtheid. Hij maakte nog een herinnerings-medaille om uit te reiken bij de eerste communie: Christus aan een jong meisje den ouwel reikend.
p. tasset. jhr. otto reuchlin.
| |
[pagina 22]
| |
Reeds wezen wij op de vraag naar medailles in Frankrijk, maar niet alleen wordt het meer en meer gebruik om groote mannen aldus te eeren ook doop-, huwelijks- en verlovingsmedailles worden veel gemaakt en gevraagd, verder geven de eerste communie en kerkelijke feestdagen aanleiding tot het koopen van penningen. Zoo kan er geen congres worden gehouden of men maakt herinnerings-draagteekens voor de leden, zoo maakte Vernon een lief insignetje voor het in 1900 gehouden internationaal medisch congres, aan de voorzijde zien wij een vrouwen-figuurtje, de medische wetenschap, met een slip van haren mantel beschermend een lampje dat dreigt uit te gaan. De keerzijde vertoont een mooi gezicht op Parijs.
a. patey. bestuurbare luchtballons.
Wij onthielden ons tot nu toe van toespelingen op toestanden ten onzent maar kunnen toch niet nalaten het volgende, kenmerkend voor den stand der ontwikkeling in deze materie binnen onze landsgrenzen, mede te deelen. Niet lang geleden zou er een groot internationaal congres in Amsterdam zijn, men stelde toen aan de Nederlandsche regelings-commissie voor, om ook eens een smaakvol penninkje als souvenir te doen maken maar men wilde niet; dat was, zoo zeide men, een liefhebberij om over te laten voor kippententoonstellers en zangvereenigingsleden! maar niet voor wetenschappelijke mannen!!!
legastelois. jong meisje.
Noemen wij nog den zeer talentvollen Daniel Dupuis wiens ‘Nest’ wij reeds afbeeldden, dezelfde groote gratie vinden wij op zijne plaquette: ‘De Bron’, een drinkend meisje. Ook Daniel Dupuis maakte zeer mooie portretten. Ten slotte willen wij nog een tweetal medailleurs noemen: Patey, chef van het atelier der Munt aan de Quai Conti te Parijs en Legastelois. Patey heeft een zeer groot talent, zijn plaquette met de portretten van zijn vader en moeder is uitnemend fraai (192), ook het door ons afgebeelde stuk geeft een bewijs van zijne groote gaven. Te herdenken was de uitvinding der ‘ballons dirigeables’ nu zien wij Icarus die zijn zoon Daedalus de vleugels aangespt, de zittende figuur van den vader naast de slanke staande gedaante van den zoon doet uitstekend. Aan de keerzijde wijst eene zittende vrouwengestalte naar een in het luchtruim zwevenden ballon. Van Legastelois geven wij een meisjesportretje. Hoe lief en smaakvol dat kopje ook is, toch geeft ze eene bedenking, eene bedenking trouwens, die bij le Nid en la Source ook reeds rees. Wij zetten voorop, dat de medaille, dus ook de plaquette, een of ander feit herdenkt, hetzij dat het geldt om een gebeurtenis in de geschiedenis der volkeren te herdenken, of een bewijs van vereering van vrienden te geven of eenvoudig slechts een familielid te eeren maar dan heeft het stuk toch altijd een basis, en dit mist Legastelois' meisjeskopje en dat voelt men des te meer daar er geene inscriptie op staat, wie is dat meisje? Is het misschien de verpersoonlijking der lente? | |
[pagina 23]
| |
j.c. chaplain. g. en e. wallon.
Hier staat men op de grens van het gebied van den medailleur, hij moet zich niet te los maken van de grondgedachte: gedenkpenning. Ook vinden sommige jongere artisten het wenschelijk om de onmogelijkste vormen aan hun stukken te geven: happen er uit, armen die over den rand steken, groote blokken met onzinnige vormen en relief, een angstig zoeken naar originaliteit en naar nieuwheid. Dergelijke uitersten mogen wel eens het naderend verval van eene kunst aankondigen doch te veel vrees behoeft men daarvoor in Frankrijk nog niet te hebben. Wanneer men na eeuwen zoo ver, b.v. als wij nu van de Italiaansche Renaissance afstaan, terug zal zien op dien bloei der medailleerkunst, dan zal men het land gelukkig roemen waar zooveel werkelijk groote mannen konden worden gehuldigd door zulke hoogstaande kunstenaars, want als wij nu terugdenken aan de Renaissance dan zien wij, dat vele dier mannen, die op de gedenkpenningen prijken, de geschiedenis met bloed plachtten te schrijven, terwijl de breede trits mannen als Chevreul, Pasteur, Delaunay, Garnier, Bertrand, Gérard, Jules Simon, enz. enz., heel andere diensten aan de menschheid en de wereldontwikkeling bewezen hebben. Ten slotte eene opmerking nog: wij hopen onze lezers te hebben kunnen overtuigen, dat het maken van penningen niet is een daad der kunstnijverheid, maar der vrije kunst, wel is een der termen in het vormingsproces de machine, maar toch is de rol van den artiest, die zijn onderwerp concipieert, zijn model boetseert, overwegend boven dat der machine. In ons vaderland begint gelukkig ook deze gedachte en waardeering door te dringen en wij hopen dat spoedig voorbij is de tijd, dat men de medaille terugwijst naar kippententoonstellingen en zangwedstrijden! |
|