een vooruitspringende, heldere vlek: het witte paardje, dat nog hier en daar blauwachtig grijs getint is; daarnevens het bruine of rosachtig vale; dikwijls op den witten schimmel een ruiter met schitterend roode jak en dan verder menschen en bijzaken, huizen en landschap, verdoovende van toon, maar altijd teer en zacht van kleur. Hier en daar een flikkering op een harnas, op een pluim, een sjerp, een hoed, maar verder altijd alles stil, wasemig, dommelig, zonder krachtige schaduwen evenals zonder kruimige verfbrok. De hemels nu eens helder dan donkergrijs, dan warm bedampt, dan bruin gezengd, maar nooit in volle blauw of zilverwit, of akelig donker. En tegen die dunne, geblazen luchten teekenen de figuurtjes hunne lodderige omtrekken duidelijk af, stevig in vergelijking van het dampige, pittig in tegenoverstelling met het vlokkige. Het is eene kunst van half en half, niet warm of niet koud, maar koel en zwoel nevens elkander en met elkaar verbonden; niet helder of donker, maar in glimmende schemering; zonder eenige ruwheid, maar zonder kracht; fluweelig van uitzicht, pluimachtig van vorm, niet vertroeteld noch gepeuterd, maar met zeer vlugge hand vluchtig gepenseeld.
Deze algemeene kenmerken gelden ook voor de 53 stukken der Ermitage. Wel heeft men gepoogd eenig verschil te vinden tusschen de werken zijner opeenvolgende tijdperken, maar de grondslagen, waarop men dit onderscheid zou kunnen vestigen, zijn al bijzonder schaarsch. Van al de stukken, die de Ermitage bevat is er slechts één gedagteekend, en wel Nr. 1021, verbeeldende een Gevecht van Poolsche tegen Turksche ruiterij, dat het jaartal 1656 draagt. Bode heeft de meening geopperd, dat Wouwerman in den loop der jaren zijn monogram wijzigde, dat hij eerst vóór de W, die zijn familienaam aangeeft, een dooreen gevlochte P en H plaatste, dan er eene L en eindelijk eene S bijvoegde. In dezen laatsten vorm zou het naamcijfer gedurende heel den bloeitijd des meesters gediend hebben; in de laatste jaren werden die letters losse, onduidelijke teekens. Van de 53 stukken uit de Ermitage zijn er 45 geteekend, 39 ervan dragen vóór de W de dooreen getrokken letters P H L S, éen de P H L alleen, vier de onduidelijk geteekende voornaam en een enkel de letter W. Van de 61 stukken te Dresden zijn er vijf ongeteekend, vier onduidelijk, in vier bestaat de voornaam uit de letters P H, in één uit de letters P H L; in één zijn de teekens losser; in de 46 andere bestaat de monogram uit de letters P H L S. Onder de werken zijner eerste jaren telt Bode en ook Waagen, die hem hierin was voorgegaan, de warmere, bruinere stukken, zwaarder van toon; de heldere, zilverige, fijnere zouden tot de middeljaren, en de nog vlotter en vluchtiger geschilderd tot zijne laatste jaren behooren. Best mogelijk en waarschijnlijk zelfs, maar zonder veel belang is dit onderscheid, in aanmerking nemende het kleine getal stukken met den afwijkenden monogram.
Onder de werken van Filips Wouwerman in de Ermitage behandelt het eerste in de rei een uitzonderlijk onderwerp, namelijk het Kattentrekken, een spel dat in vroeger tijd in de Hollandsche dorpen in eere was en dat men ten onzent op den buiten nog wel weervindt in den vorm van ‘Kattenknuppelen’ of ‘Haantrekken.’ Eene kat is met de achterpooten aan een koord opgehangen, dwars over den weg; de boeren rijden onder de koord door en trachten het dier te pakken om het los te trekken: eene gelegenheid om velerlei paarden te schilderen, voortdravende of stilstaande. Behalve de hoofdhandeling heeft men de gewone bijzaken tot aanvulling: een paar schilderachtige dorpshuizen aan de eene zijde; in het verschiet een gezicht op het landschap met lieden die zich baden in de rivier; op den voorgrond spelende kinderen; het witte paard dat steigert op het oogenblik dat de ruiter zich in den zadel gaat zetten; een waard, die de kampers bedient, en meer andere personages van ondergeschikten aard.
De overige werken vervallen in de gewone onderverdeelingen: tien jachtstukken, vier ruiterij-gevechten, twee stallen, twee tooneelen uit het boerenleven, vier rijscholen in de open lucht, twee marketensters; verder reizigers die halt maken, paarden in de weide, voerlieden die over den weg trekken, paarden die door een rivier waden. Enkel op een drietal stukken vindt men geen paarden; het