Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 11
(1901)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 726]
| |
HET HUTJE IN HET BOSCH NAAR EEN SCHILDERIJ
| |
[pagina 727]
| |
L.W. van Soest
| |
[pagina 728]
| |
berkenlaantje te soeren
naar een schilderij uitgevonden moest worden, zou zeker Van Soest de baanbreker daarvan niet zijn geweest. Hij gevoelde zich niet in de eerste plaats aangetrokken door de bewegelijkheid in de natuur, door hare grootsche effecten; hij streefde niet naar een nieuwe en kunstmatige visie van de dingen; trachtte niet opzettelijk de natuur te zien met een ander oog dan de kunstenaars uit het verleden; deed allerminst pogingen om de techniek der schilderkunst te dwingen tot analyses van de natuur. Veeleer ging hij van meet af aan opbouwend te werk. Bij zijn studiën stelde hij zich niet tevreden met het opteekenen van vluchtige indrukken in een schetsboek, maar zette er zich toe om zich van alle bijzonderheden nauwkeurig rekenschap te geven, een boom te schilderen compleet en plein air, zoo ook de gronden, de gebouwen, het water, de landwegen. Zoo werd zijn werk allengs, en zonder dat hij zelf er zich van bewust was, tot een compromis tusschen de schoolsche opleiding en de hartstochtelijk coloristische en naturalistische school. Van Soest heeft nooit een akademie bezocht en herinnert zich zelfs niet ooit opzettelijk van een onderwijzer teekenen te hebben geleerdGa naar voetnoot*). Maar behalve dat hij van de natuur een rijken aanleg voor de kunst had, was hij ook een kind van zijn tijd en groeide op te midden van de nieuwe denkbeelden en van den weder opbloei der Hollandsche schilderkunst. Deze beide factoren werkten zoo sterk op hem in, dat zij hem alle bezwaren deden overwinnen, die aanvankelijk aan zijn met volle vrijheid volgen van de kunstenaarsloopbaan in den weg gelegd werden. Louis van Soest was aanvankelijk bestemd voor de ingenieursstudie. Hij zou dan later naar Indië, waar hij in 1867 geboren werd, terugkeeren en in de suikerindustrie werkzaam zijn. Zijn vader, wijlen de heer J.W.A. van Soest, beheerde daar, na den lande bij het binnenlandsch bestuur op hoogst eervolle wijze gediend te hebben, de bekende suikerfabriek Kalibagor. Op de Hoogere Burgerschool te Amsterdam maakte de jonge Van Soest zijn voorbereidende studiën en vertrok toen naar het Polytechnicum te Aken, waar hij den drie-jarigen cursus met plichtmatigen ijver volbracht en vóór dien tijd zelfs nog een tijd lang in een machine-fabriek te Helmond, zich voor de praktijk bekwaamde. Toen kwam de keer in zijn leven. Natuurlijk was zijn besluit lang voorbereid en gerijpt. Reeds te Amsterdam op de Hoogere Burgerschool, later te Aken en vooral op | |
[pagina 729]
| |
zijn vacantiereizen, had hij zijn lust in teekenen en schilderen steeds den vrijen teugel gegeven en zijn ouders in Indië hadden daarvan reeds menige verrassende proeve ontvangen. Zoo gebeurde het te Aken, dat hij bij gelegenheid van de zilveren bruiloft zijner ouders (in 1887) een album teekende, gevuld met illustraties uit zijn vader's Delftsche studentenjaren. Het was in die dagen dat de jongelui aan de Koninkl. Academie, waar toen nog ingenieurs en indische ambtenaren gezamenlijk hun opleiding ontvingen, ter viering hunner lustra maskerades gaven, die in luister sedert niet overtroffen zijn. Tijdgenooten zullen zich nog wel den gecostumeerde optocht herinneren, die in 1860 te Delft
orchideëen
naar een teekening gehouden werd, voorstellende het gezantschap van den Sultan van Atjeh, dat in 't begin der 17e eeuw naar Prins Maurits werd afgevaardigd. Tot de sierlijkste figuren in dien optocht behoorde een schotsch edelman, die werd uitgebeeld door den student J.W.A. van Soest. Zijn zoon had dit jugendbild zijns vaders in het album niet vergeten, evenmin afbeeldingen uit de dagen, toen zijn vader kort vóór zijn vertrek als ambtenaar naar Indië, zich verloofde met mejuffrouw van Rossem van Vlaardingen. Naar verluidt heeft dit curieuse album er veel toe bijgedragen om in de familie het beeld van den toekomstigen ingenieur, dat men zich van Louis droomde, te doen verbleeken. Het zou niet lang duren, of de jonge schilder zou de trots zijner familie worden, vooral van zijn moeder, aan wie hij zijn eerste schilderijen naar Indië zond. Eigenaardig zijn die eerste werken, echt naïef ook als compositie en als keus van natuurschoon. In het huis zijner ouders hebben die eerstelingen altijd een eereplaats gehad. Toen ik ze dezer dagen onder de oogen kreeg, vond ik in die eerste proeven, hoe onvolmaakt ook, reeds het ernstige streven dat de nu zoo veel rijpere kunst van v. Soest kenmerkt, om de dingen in de natuur ongekunsteld, eerlijk en nauwgezet weer te geven. Zoo schilderde hij in die dagen, heel nuchter, een Gooisch landschap, de lucht met honderden schapenwolkjes, allen even uitvoerig, de grond niet minder angstvallig eerlijk, benevens het langs den weg rijdende karretje. Van plein air is in dit werk nog geen sprake, wel van reeds veel vorderingen in de techniek. In zijn studententijd, waaruit die eerstelingen dagteekenen, had Van Soest zelfs de vermetelheid een schilderij naar een tentoonstelling te Berlijn te zenden. Maar nog merkwaardiger feit: het schil- | |
[pagina 730]
| |
boerderij bij loosduinen
naar een schilderij derij werd daar verkocht. En het allermerkwaardigste: de jonge student liet zich daardoor niet van zijn stuk brengen en bleef wiskunde studeeren. In 1889 maakte hij zelf een wetenschappelijke reis naar Engeland om de brug over de Forth, die toen in de ingenieurswereld veel opzien baarde, te bestudeeren en tegelijk in Kensington studiën te maken van de beroemde verzameling machine-modellen in het museum aldaar. Van deze gelegenheid maakte hij echter gebruik om naar hartelust te teekenen. Als een braaf student maakte hij een 80-tal teekeningen naar machineriën, maar zijn hart was meer bij de verrukkelijke gezichten rondom en op het eiland Wight en op de Krijtbergen, en in Londen haalde hij zijn hart op aan gezichten op de Theems en schetste hij in de metropool al wat hem aan mooie gebouwen en straattooneelen voor oogen kwam. Van die reis bracht Van Soest een geheel album meê, waarop - vreemd genoeg - in die dagen geen uitgever beslag heeft gelegd. De auteur had het reeds, gereed voor de uitgaaf, van een titelblad voorzien, maar vóór hij er eigenlijk goed werk van kon maken, hadden familieleden het reeds geplunderd. Van Soest ging toen heel vlug en artistiek met de pen om. Op kleine blaadjes, niet grooter dan één of twee vierk. centimeters, teekende hij volledige landschappen, breed en krachtig niettegenstaande de minuscule afmetingen, vol atmosfeer en juiste toon expressie. Als etser zou hij ongetwijfeld groot succes hebben gehad. Maar zijn hartstocht voorschilderen nam zijn geheelen tijd en zijn gansche denken in beslag. Al spoedig na zijn vestiging in Den Haag (in 1891) werd hij werkend lid van Pulchri Studio, en betrekkelijk zeer vlug werd zijn werk opgemerkt. De schilderijen en teekeningen, die hij exposeerde, hadden dadelijk succes bij het ontwikkeld publiek en zij hadden dit vooral te danken aan een bij beginners in de kunst ongewone mate van distinctie, die al spoedig ook door zijne kunstbroeders begon opgemerkt en gewaardeerd te worden. Daarbij trok hij iedereen aan door zijn beminnelijke persoonlijkheid, zijn eenvoud en bescheidenheid, zijn geestdrift voor het werk van anderen, die hij gevoelde dat ver boven hem stonden. Toevallig ontdekte hij in 1892 een plekje van ons aan natuurschoon zoo rijk gezegend land, dat een beslissenden invloed zou hebben op zijn verdere ontwikkeling als kunstenaar. Te Laag Soeren, waar zijn ouders logeerden,
wintermorgen
naar een schilderij | |
[pagina 731]
| |
vond hij die stille majesteit in het landschap, die rustige kalmte en verrukkelijke stemming, die hem vóór alles aantrokken. Hij koos daar voorloopig zijn domicilie in het hotel-Horsting; van weken werd het maanden, van maanden jaren, en ongemerkt vertoefde Van Soest daar van 1892 tot 1897, vijf volle jaren, alleen afgebroken door den drukken tijd van het vreemdelingenbezoek; dan ontvluchtte hij het oord dat met de menschen uit de steden zijn karakter voor hem verloor.
een hoekje van den tuin
naar een teekening Wanneer de getrouwe tentoonstellingbezoeker zich uit die dagen de landschappen van Van Soest herinnert, dan zal hij ongetwijfeld met genot daaraan terugdenken. Er was een dichterlijke stemming in die werken en tegelijk een hoogst aantrekkelijke realiteit. Met liefde schilderde Van Soest de gevlekte berken stammen in de fijne atmosfeer, de blonde landwegen en de toonvolle schakeeringen van het licht uit de klare luchten. Zijn beschaafde manier van schilderen, die nooit door eenige ruwheid ontsierd werd, en tegelijk dat groote karakter dat hij in zijn beste werken niet verloochende, gaf iets geheel persoonlijks aan zijn werk. Vooral zijn sneeuwlandschappen bij dag en bij avond, als het licht de boomen blauwgrijze schaduwen doet werpen over het sneeuwkleed, werden algemeen bewonderd. In den zomer van 1899 had Van Soest in Pulchri een besneeuwden boschweg bij maanlicht geëxposeerd, die door de kritiek algemeen geprezen, door het publiek beschouwd werd als een der favorietstukken van de tentoonstelling. Gelijk de eenzaamheid en de rust der natuur weldadig werken op de door het bezige leven moede geworden zinnen, zoo oefent ook de uitbeelding van die natuur een verkwikkenden invloed op den mensch, en in hooger mate doet zij dat wanneer een kunstenaar van een diep teeder gevoel en van een fijne, gevoelige techniek die rust en die eenzaamheid vertolkt. Wat de mensch dikwijls gedachtenloos in de natuur voorbijgaat, afgeleid of gestoord door weer andere indrukken, dat voelt hij plotseling in volle kracht op zich inwerken bij het zien van een geschilderd tafereel. Dat Van Soest die aandoening weet te wekken, duidt op een zeer persoonlijk talent, dat bij hem tot ontwikkeling kwam door dagelijks om te gaan met die stemmingvolle natuur en door zijn techniek steeds door vernieuwde oefening te rijpen. Zijn eigen geaardheid en gemoedsstemming werken daartoe in hooge mate meê. Wanneer hij een enkele maal uit den band springt, is dat gemeenlijk een uiting van bewondering voor zijn kunstbroeders, die zich door machtiger en brutaler effecten laten aangrijpen. Dan schildert hij bij wijlen een impressie van louter licht en kleur en geeft hij een bewijs van zijn coloristisch vermogen, al is zijn eigen kunstenaarsziel er ook maar half bij. Op een tentoonstelling in de provincie zond hij eens een studie in van een eenvoudig gegeven, wat boomen en struiken met een door de zon fel beschenen rood dak en schitterend wit muurtjeGa naar voetnoot*). De kracht en het | |
[pagina 732]
| |
magische effect van die studie, die al zijn buren doodsloeg, waren te danken aan een lucht van louter zon, van de kracht van Jaap Maris. In een paar uur had Van Soest die licht uitstralende studie op het doek gesmeten. Op de tentoonstelling had dit schilderij groot succes, vooral onder de vakgenooten, maar de auteur zelf liep er niet meê weg. Hoe kan het ook anders, waar Van Soest's stemming er niet door teruggegeven werd. Zijn ziel lag er niet in. Dat die in zijn beste werken wordt gevonden, is de reden van de aandoening, van den machtigen indruk dien zij op den beschouwer maken. Op de wereldtentoonstelling te Parijs was ook Van Soest in de Hollandsche afdeeling van de decennale expositie vertegenwoordigd met een ‘wintermorgen’. Ik geloof niet dat hij voor dien tijd te Parijs exposeerde, althans hij was daar zoo goed als onbekend.
eerste sneeuw
studie Maar dadelijk trok ook daar zijn intieme kunst de aandacht van de kritiek, en twee der voornaamste kunstbeoordeelaars, Arsène Alexandre in de Figaro, en Léonce Bénédite in de Gazette des Beaux Arts, spraken met geestdrift over dat zeer bijzondere doek. De eerste noemde het schilderij van v. Soest ‘une des peintures les plus fines, les plus lumineuses et du sentiment le plus vrai que nous ayons vues dans le groupe’. En Léonce Bénédite zeide er van: ‘ce petit tableau rit joyeusement dans une lumière vive, qui rend infiniment délicate la ténuité extrême des valeurs. C'est une vision tout à fait exquise’. Dit werk van v. Soest werd dan ook, tegelijk met een schilderij van Briët, voor het Musée du Luxembourg aangekocht en de auteur zag zich met de 2e medaille bekroond. Overal in het buitenland, waar men het intieme in het Hollandsche landschap nog meer waardeert dan de gemiddelde Hollander zelf, kwam men onder de bekoring van zijn werk. Ongeveer hetzelfde motief als te Parijs, een huisje in de sneeuw te Dieren, was ook te Venetië een succes voor den jongen meester. Het werd daar aangekocht voor een collectie te Grätz. Ook te Dresden, hoewel daar nog slechts een enkele maal ingezonden hebbende, heeft hij reeds naam gemaakt. Men wilde daar absoluut een dergelijk schilderij als te Parijs hebben, maar aan dien wensch kon hij bezwaarlijk voldoen. Een stemming laat zich niet commandeeren. Vroeger, in 1897, had Van Soest te Brussel een zeer gelukkige inzending van een ‘winterlandschap’ (schilderij) en een aquarel. Beide werken bleven daar in een collectie en van de vijf 2de medailles werd er hem één toegekend. Zijn eerste landschap, door hem te Laag Soeren gemaakt, zond hij naar München en hij zag het niet meer terug. Eindelijk valt | |
[pagina 733]
| |
zomernacht
naar een schilderij nog te vermelden, wat het buitenland betreft, zijn expositie in 1895 in de Royal Academy te Londen. Voor ter nauwernood tien jaren werken is een dergelijk succes in den vreemde voor een jong kunstenaar inderdaad iets zeldzaams. Maar boven alles wat hij op buitenlandsche tentoonstellingen zond en boven de werken, waarmede hij zich ook hier de meeste bekendheid verwierf, staat mijns inziens een andere kunstuiting, waarmede Van Soest nog pas zeer onlangs op een paar speciale keuze-tentoonstellingen, in de Lakenhal te Leiden, en bij den heer Voskuil te Amsterdam, de kunstvrienden verrastte. Ik was nog onder den indruk van werken uit zijn eerste periode, die ik in de collectie van wijlen zijn vader had gezien: een warmen dag in Laag SoerenGa naar voetnoot*), mulle zandweg met aan weerszijden berkenboomen en overal de atmosfeer doortinteld van puren zonneschijn; een zeer intiem, eenzaam plekje met boomen in den hoogen grond, een beekje rechts op den voorgrond, op den achtergrond een lichtende warmgrijze lucht en een drietal boomen aan den horizon: het geheel buitengewoon fraai van toon en van stemming; maar ik had ook onder het groote, zonnige schilderij een klein paneeltje gezien, een eenvoudig geval langs den boschrand, dat mij nog meer dan het groote schilderij het gevoel van rust en eenzaamheid gaf, den indruk van stille majesteit, ondanks zijn kleine afmetingen. Zoo was ik voorbereid om die heele reeks kleine intieme werken te zien, waarmede Van Soest op genoemde tentoonstellingen onverwachts voor den dag kwam. Hij had ze louter voor zijn studie, voor zijn artistiek genoegen gemaakt, en er heel lang in stilte aan gewerkt. Zij waren voor velen een openbaring van een geheel nieuwe en verrassende uiting in Van Soest's kunst, niet zoo zeer in opvatting van de natuur, want daarvan was hij gelukkig niet afgeweken, maar veeleer in de techniek. Wat zoo direct naar de natuur onmogelijk verkregen kan worden, die rijpe emailglans over de kleuren, die malsche toon in de schaduwen, waarin de ouden zoo uitmuntten, zag men hier op die reeks landschappen, meerendeels van kleine af- | |
[pagina 734]
| |
het witte huisje
naar een teekening metingen. Ik herinner mij een leliëntuin in blauw groenen avondschemer, van een breedheid en tevens uitvoerigheid vooral in de tonaliteit, die aan de voorwerpen zulk een bijzondere, expressieve waarde geeft; iets dergelijks, nog rijper misschien, een pittig groene weî met een viertal knoestige boomstammen op den achtergrond, met fel licht, stralend uit grillig gevormde wolken; dan een paar kleine schilderijtjes, met een wijd en ver uitgestrekt panorama, de grondjes met verwonderlijke juistheid van toon en van waarde tegen elkaar gezet, een wereld van schoonheid op enkele centimeters oppervlak; ook zag ik daar een afzanderij, dat mij vooral boeide als zuivere kleurstudie, raak van toon en soliede van factuur; en om nog iets te noemen, de schets van een simpel wit muurtje op een boerenerf, waar een paar kippen rond woelen in het warme zand, dat mij door zijn rake toetsen bijzonder in 't oog viel. Al deze uitvoerige en toch breed en kloek opgezette, door en door rijpe werkenGa naar voetnoot*), zijn voor mij het zekere bewijs dat Van Soest nog pas aan het begin is van zijn loopbaan als artist. Zij zijn het resultaat van het dagelijks intiem omgaan met de natuur, van het nauwgezet studeeren van de dingen, zooals zij zich daarbuiten aan het oog van den gevoeligen waarnemer voordoen, en welke studie vooraf moet gaan om in het atelier de techniek eerst goed tot haar recht te laten komen. Dat Van Soest in dit opzicht nog op verre na niet bereikt heeft, wat hij als zijn ideaal beschouwt, opent hem nog een heerlijk voor uitzicht en belooft ons nog menige schoone verrassing van zijn kunst. Toen ik hem onlangs op zijn atelier in de Riouwstraat bezocht, kon hij mij slechts zeer weinig van zijn kunst laten zien. Alles was heinde en ver verspreid. Ik verlustigde mij in eenige pittige werken van zijne kunstbroeders, nog meer in de enthousiaste bewoordingen waarin van Soest aan zijn bewondering voor die werken lucht gaf. Zijn vriend Arntzenius is daar met een geniale proeve vertegenwoordigd; niet minder Jacob Maris; van Höppe zag ik een klein schilderij van zeldzame kracht; van
bouwland
naar een schilderij | |
[pagina 735]
| |
v.d. Weele een rund zooals hij er vermoedelijk geen tweede ooit geschilderd heeft; zoo ook van Haverman, Mesdag, Bilders-van Bosse, Bauer, Salberg, superieure proeven van elks bijzondere kunst. Zoo ervoer ik al weer, dat de artisten op elkaars ateliers altijd het best vertegenwoordigd zijn. Wat Van Soest mij op zijn atelier van zijn eigen werk liet zien, was geen landschap, geen aquarel, geen typisch werk van den landschapschilder, neen het was de beeltenis in olieverf van zijn oudsten zoon Johan Leeudert, een allerliefst blond knaapje, dat mij door de zielvolle gelijkenis met het origineel bijzonder trof. En nu ik toch van den zoon spreek, die natuurlijk de oogappel van zijn vader is, mag ik niet onvermeld laten het groote geluk dat Van Soest heeft gevonden in het bezit van een lieve vrouw, die natuurlijk de eerste deelgenoote is van al zijn lief en leed in zijn kunstenaarsloopbaan. Moge deze, ten spijt van het ars longa vita brevis, nog van zeer langen duur zijn tot roem van de Nederlandsche schildersschool.
soerensche bosschen
naar een schilderij |
|