Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 11
(1901)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 654]
| |
zilveren plaat uit de school der van vianens. 17e eeuw.
mozes en aäronskerk te amsterdam. (⅓ der ware grootte).
gedenkp. op den dood van marten harpenz. tromp door w. muller, 1653. rijksmunt.
| |
[pagina 655]
| |
Antiek Nederlandsch goud- en zilverwerk.
| |
[pagina 656]
| |
enkel woord over de vraag, in hoever het bedrijf van den ciseleur, repousseur en graveur in edele metalen in 't algemeen mag gerekend worden tot het gebied der kunst, en hoe het soms zich uitstrekt en verheft tot de grens van monumentalen arbeid. Want het is onnoodig hier op te merken dat niet elk goud- of zilverwerk daaronder kan gerangschikt worden.
tabaksdoos, 18e eeuw.
eigendom van jhr. e. berg v. dussen muilkerk. Wie nooit den kunstdrijver, hetzij hij het metaal met den pons- of drijfhamer bewerkt, of daarop met een graveerijzer de versiering aanbrengt, aan het werk gezien heeft, kan zich geen juist denkbeeld maken van de wijze, waarop teekeningen en relief, niet slechts op vlakke metaalplaten, maar on de in alle richtingen gebogen gladde oppervlakten van bekers, vazen, schalen, en andere luxe-voorwerpen aangebracht worden. Vooral moet hem het werk onbegrijpelijk schijnen, wanneer hij verneemt dat de hamerslagen aan de achter- of keerzijde der plaat of aan de binnenzijde der vaas moeten treffen. Want de hals of de mond van vele, zoo niet de meeste vazen is nauwer dan de buik; een hamer, veel minder eene hand kan die enge ruimte binnendringen. Na met behulp van aanbeeld en hamer aan de te bewerken zilver- of goudplaat den vereischten vorm te hebben gegeven, vulde men het voorwerp met pek, teekende de figuren op het oppervlak en fixeerde de teekening door middel van ingedreven punten. Vervolgens werd het pek weer uitgesmolten en de drijfarbeid voltooid door uitdrijvers, zijnde ijzeren gebogen stangen, waarvan het eene uiteinde - dat verschillend van vorm was, al naar gelang men rechte of kromme, scherpe en glanzende, of ruwe en matte lijnen, punten, hoeken, parelen enz. verlangde - door den hals op de te treffen plaats van den binnenwand werd gebracht. Door voorzichtig hameren op het andere uiteinde worden alsnu de vereischte verhoogingen verkregen. Den aldus ontstallen relief-arbeid zou men derhalve ook kunnen kenschetsen als een kunstig gegroepeerde verzameling van groote en kleine deuken.
glazen beker op verguld-zilveren voet met deksel. antwerpensch werk der 16e eeuw. museum van het kon. oudheidkundig genootschap te amsterdam.
Intusschen behoeft het geen betoog, dat de kunstvaardige, door ervaring geleide hand van den drijver slechts voltooit, wat zijn hoofd of dat van een ander vooraf heeft ontworpen en vastgesteld, waaruit volgt dat de technische uitvoering, hoe volmaakt ook, niet dan een deel is van datgeen dat een tot stand gekomen werk tot een kunstwerk stempelt. Geen gemis aan genialiteit van conceptie, aan harmonie tusschen bestemming, vorm en versiering, en aan juistheid van teekening dezer laatste kan door een onberispelijke | |
[pagina 657]
| |
uitvoering, zooals b.v. bij Lutma's werk, goed gemaakt worden. Slechts waar al deze eigenschappen te zamen gaan of vereenigd gevonden worden, is een voortreffelijk kunstwerk te wachten, en gelukt het aan enkelen gelijk Cellini en onzen Adam en Paul van Vianen daaraan het karakter te geven van monumentale kunst. Van onze nationale kunstenaars weten wij nog maar weinig, wat niet te verwonderen is, wanneer men zich herinnert op welk een achtelooze wijze men vroeger het herkennen en determineeren van kunstvoorwerpen behandelde. Gelijk nu de Leeuwarder tentoonstelling van 1877 den Poptaschat aan het licht bracht en een heerlijk werk van Paul van Vianen, een laag-relief-medaillon met Minerva, Juno en Venus ontdekte, zoo deed de Artitentoonstelling van 1880 een aantal andere werken van Adam I en II en van Paul van Vianen; die van 1900 te Leeuwarden werken van een Bolswarder meester C. Baardt; en de Utrechtsche van dit jaar wederom nieuwe meesterstukken bekend worden als even zoovele bouwsteenen voor de geschiedenis van het kunstambacht der goudsmeden. Maar de hierboven genoemden zijn allen 17de eeuwers; van hunne voorgangers weten wij zoo goed als niets! En wat deze hebben geleverd op het gebied der drijfkunst, doet des te meer betreuren dat alle gegevens betreffende hun leven en werk ontbreken. Hoe gaarne zouden wij den naam
deksel van den glazen beker op blz. 656, 16e eeuw.
gekend hebben b.v. van dien Zuid-Nederlandschen meester, die de maker geweest is van den glazen beker, zoo vol distinctie en met dat hoogstsierlijke profiel van het Kon. Oudheidk. Genootschap te Amsterdam; of van den drijver van den met zulk een kloeke hand bewerkten zilveren drinkschaal van 1580 van Zierikzee en van den Antwerpenaar, die in 1581 den fraaien vergulden drinkschaal voor Jan Godin bewerkte! Nu moeten wij ons vergenoegen met deze en andere pronkstukken in de herinnering te bewaren evenals de emotie van geopenbaarde schoonheid, welke zij opwekten bij het aanschouwen. Aleer wij van deze groep afscheid nemen, zouden wij nog wat willen opmerken over de groepeering en de uitbeelding van die zoo goed gemodelleerde figuurtjes, welke de wanden versieren van een verguld zilveren hostiedoos der 16e eeuw, op bladzij 655 afgebeeld. Men schrijft ze toe aan een Haarlemschen meester, en dit is niet onwaarschijnlijk, daar de samenstelling der tafereelen en de uitdrukking der gelaatstrekken aan de Noord-Hollandsche school denken doet.
driekantig bodestokje der ‘desolate boedelkamer’ te amsterdam. eigendom van jhr. e. berg v. dussen muilkerk.
Als voor het eerst tentoongesteld mag hier voorts herinnerd worden aan het zeer belangrijke laag-relief-medaillon van Adam I van Vianen, toebehoorende aan Jhr. A. van Schuylenburch van Bommenede. Het stelde voor: Saulus, de Christenvervolger, op den weg naar Damaskus. Het is een landschap met ver | |
[pagina 658]
| |
zilveren plaat van adam i van vianen, begin 17e eeuw. eigendom van jhr. a. van schuylenburch v. bommenede.
(⅓ der ware grootte). zich uitstrekkend perspectief; op den voorgrond Romeinsche ruiters en voetknechten, in wier midden Saulus te paard, met blindheid geslagen door de verschijning van den Heer; op de tweede en achterwaarts gelegen plannen dravende ruiters, eenige reizigers, die zich spoeden over een brugje; het profiel eener stad, en zeer delicaat aangegeven boomgroepen. Zooals in meer plaquettes van zijne hand, die nu voor elken kunstliefhebber tot geringen prijs in afbeelding te verkrijgen zijn,Ga naar voetnoot*) onderscheidt zich deze plaat door het modelé der talrijke figuren, de bewegelijkheid der groepen, en de juiste verdeeling der ruimte van het terrein, dat tot aan den gezichteinder met groote
deksel van een trouwdoosje, 17e eeuw. eigendom van jhr. e. berg v. dussen muilkerk.
gevoeligheid is weergegeven. Geen forschheid en toch klaarheid; geen schetsen en toch dat twijfelachtige, gelijk het oog in de natuur waarneemt. Een bijna onmerkbaar relief en toch kan men met het gewapende oog ieder blaadje, iedere plooi der kleedij ontdekken. En in weerwil der fijne afwerking ontvangt men geenszins den indruk van peuterigheid. Wanneer wij hier spreken van Adam I van Vianen, dan bedoelen wij daarmede den oudste der kunstenaars van dien naam, die omstreeks 1573 het levenslicht zag en in 1628 als overleden vermeld wordt. Hij ook is de maker van het beroemde schenkblad met kan van 1614, met de afbeelding van den slag bij Nieuwpoort in 1600 en van andere krijgsbedrijven van Prins Maurits, toebehoorende aan de gemeente Amsterdam. (Zie de afbeelding bij D. v.d. Kellen Jr., Nederlands oudheden, Amsterdam 1861, pl. 11, 12). Hij valt wel te onderscheiden van den later (1595-1660) levenden, minder begaafden en meer bizarren Adam II, wiens portret door Van Kessel geëtst is en wiens modellen met de zoogenaamde dolfijn- en kwab-ornamenten in druk zijn uitgegeven door Christ. van Vianen. Behalve dit, waren er nog een drietal belangwekkende medaillons, die hier beter tot hun recht kwamen dan op de zooveel grootere Arti-tentoonstelling van 1880, waar zij in de massa van het tentoongestelde als verzonken. Deze stelden voor het oordeel van Paris, de bekeering van S. Hubertus en de Wonderbare vischvangst. Het laatstgenoemde medaillon is omgeven door een rand van | |
[pagina 659]
| |
tafereelen, waarin het visschersbedrijf is voorgesteld, zeer modern van opvatting en de figuren hoogst natuurlijk van beweging en groepeering. De beide andere mogen door een Nederlandsch kunstenaar zijn gedreven, dan toch zeker naar Italiaansche en Fransche modellen of ontwerpen, en dit is wel verklaarbaar, daar de Nederlandsche goudsmeden zeer veel naar Italiaansche modellen gewerkt hebben, en Paul van Vianen zelfs zóo naar Italiaanschen stijl zich gevormd heeft, dat sommige zijner werken aan Cellini werden toegeschreven. Wie van beiden genialer was, Adam I of de jongere Paul, is niet uit te maken. Daartoe wordt een grondige studie vereischt, gebaseerd op een groot aantal werken van beider hand niet alleen, maar ook op een rijk materiaal van kunsthistorische gegevens, zooals ontwerpen, gravures, teekeningen op het goudsmidsvak van hun tijd betrekking hebbende. Wel kan van hen geconstateerd worden dat zij een veelzijdige ontwikkeling toonden, daar zij tegelijkertijd drijvers, beeldhouwers, graveurs en medailleurs waren. Een van Pauls hoofdwerken is in het bezit van de Portugeesch-Israëlitische Gemeente te Amsterdam. Het is een schenkkan met schotel, waarop de ontvangst van de Koningin van Seba aan Salomo's hof is uitgebeeld. De kan vertoont de ontmoeting van Jacob en Jozef, terwijl de leeuw van Juda op het hengsel is uitgedreven. Een ander, een pronkschotel met afbeeldingen van landbouwers en herders, was omstreeks 1858 in 't bezit van een lid der familie Enschedé te Haarlem, maar is in later dagen - het is bijna ongeloofelijk - spoorloos verdwenen! (Zie de afbeelding in D. v.d. Kellen Jr., t.a.p., pl. 42.) Doch de meeste zijner kunststukken berusten in het buitenland, o.a. bij de Rothschilds. Ter tentoonstelling was van Paul geen oorspronkelijk werk ingezonden, wèl een uitmuntende Eng. electro-type naar zijn in goud gedreven kop van 1610, die weleer Z.K.H. Prins Frederik der Nederlanden toebehoorde, en waarop de geschiedenis van Diana en Acteon is uitgebeeld.
draagteeken der rederijkerskamer liefd' is 't fondament. door b. dolendo, 16e eeuw.
eigendom van jhr. mr. f. beelaarts v. blokland. Beiden waren ontegenzeggelijk kunstenaars van groote beteekenis, die door een spaarzaam relief het gewilde effect wisten te bereiken. Dit voorschrift is in lateren tijd niet altijd wèl begrepen of liever, het is uit het oog verloren. Hoe hooger relief, hoe schooner, zoo dacht men. Men gevoelde niet dat op die wijze de techniek geweld deed aan het artistieke element, zooals te zien is in den avondmaalschotel van Moordrecht, van 1660, door een Amsterdamschen meester vervaardigd. Daarin ontwaart men aanstonds een gemis aan perspectief, een verwarring van voor- en achtertergrond, die niet kan worden goed gemaakt door de krachtige lichtspeling van het hoogrelief. Hier en daar is het alsof de beeldjes - het middenstuk is zoowel als de rand verdeeld in afdeelingen, bevattende tafereelen uit het leven van den Zaligmaker - inplaats van achter elkaar te staan, de hoofden bij | |
[pagina 660]
| |
deksel eener snuifdoos met opgelegde arlequinade-figuren. 17e eeuw. eigendom van jhr. e. berg v. dussen muilkerk.
elkaar steken. Het bovenlijf is hoog uitgedreven; het onderlijf komt nauwelijks uit den achtergrond te voorschijn. En toch gold deze schotel op de historische tentoonstelling te Delft van 1867 voor het schoonste drijfwerk, dat ginds aanwezig was! Naast de Utrechtsche meesters Van Vianen zouden werken van Lutma den Oude en den Jonge een goede maatstaf van vergelijking op de tentoonstelling hebben kunnen aanbieden. Maar het toeval heeft gewild dat juist deze kunstenaars niet dan door éen enkelen penning vertegenwoordigd waren. Deze afwezigheid van werk der Lutma's en het volslagen gemis van belangrijken émail-arbeid waren twee in het oog vallende leemten. Onze 16e eeuwsche en 17e eeuwsche goud- en zilversmeden toch hebben een veelvuldig en schoon gebruik van email gemaakt, en wisten dat in allerlei kleuren aan te brengen, zoowel op gladden als op oneffen grond. En wat de Lutma's aangaat, zoude men gaarne hebben kennis gemaakt met hun werk, dat onder hunne tijdgenooten zeer gewaardeerd werd en menigen kooper vond onder de leden der Amsterdamsche magistraat, al kan het met dat der Van Vianens niet op éene lijn worden gesteld. Hun drijfwerk moge uit een technisch oogpunt aan het volmaakte grenzen, onverdedigbaar wil het ons schijnen, dat een ornament, oorspronkelijk bestemd tot randversiering van een cartouche, door hen verheven werd tot een hoofdmotief, dat de lijnen van het voorwerp in zijne plooien verborg. Aan het dolfijn- en kwab-ornament der Van Vianens ontnamen zij zijne bevalligheid en veerkracht en misvormden het aldus tot een décadence-stijl, waarvan gemis aan proportie een der kenmerkende eigenschappen was.
gedenkpenning op j. corver te amsterdam, door de wijs, 1716 rijsmunt.
Dan doet zich het werk van den Leeuwarder meester, aan wiens werkplaats de verzameling, bekend onder den naam van Popta-schat, te danken is, vrij wat artistieker en harmonieuser voor. Zijne verbeeldingskracht zij niet zoo groot en rijk geweest als die der Van Vianens, zoodat hij voor zijne ontwerpen te rade moest gaan bij anderen, b.v. Goltzius en Dirk Barendsen, toch komt hij genen zeer nabij in zijn hoofdwerk, dien prachtigen schenkkan, en die twee schotels met den kandelaar, alle behoorende tot de verzameling van het Popta-gasthuis, in bruikleen bij het Friesche Museum, welks bestuur niet heeft kunnen besluiten om deze schatten ter tentoonstelling af te staan,
gedenkpenning op den moord der gebr, de witt door r. arondeaux, 1677. eigendom van mevr. b. te utrecht.
| |
[pagina 661]
| |
kleinodieënkistje van filigraanwerk, 18e eeuw. eigendom van mevr. b. te utrecht.
om redenen, die met de bevordering der kunst weinig of niet te maken hadden. Gelukkig stelde de Directeur van het Ned. Museum te Amsterdam met machtiging van den Minister van Binnenlandsche Zaken, de zeer goede electro-typen naar de origineelen ter beschikking, zoodat den bezoekers het gezicht van deze waarlijk schoone voorwerpen niet onthouden werd. De Leeuwarder was een man, die met krachtigen slag zijn beeld dreef, hier en daar een hoog relief makende om de noodige schaduwwerking te verkrijgen. Wat hij door den slag meevoerde van datgene dat den grond moest vormen, moest hij wegsteken; de omtrekken moest hij om die reden als het ware griffen op den grond. Zijn krachtige hand verleidt hem tot gespierder beeldplastiek dan de teekenaar van zijne modellen bedoeld heeft. Zijne figuren op den tweeden grond, waar hij minder en relief kan werken, zijn daarom - waar hij ze bewerkt - gelukkiger, hoewel de harde omtrekken soms hinderlijk voor het oog zijn. Dit valt te meer op bij den achtergrond, die natuurlijk nog minder relief heeft. Vandaar een gebrek in het perspectief, dat slechts door die overdreven lichaamsvormen der hoofdfiguren wordt opgewogen. Niettegenstaande dit alles zijn de figuren schoon, zoowel, gekleed als naakt, al verraden zij niet het minste streven naar een meer verheven of edeler type. Minder rijk van inventie, maar niet minder artistiek waren de beide schotels van den Bolswarder meester C. Baardt; de eene met zijn rand van naar de natuur gedreven bloemen in origineele grootte geboetseerd; de ander, wiens bladeren-, vruchten- en
theecomfoortje, style empire. eigendom van mevr. b. te utrecht.
| |
[pagina 662]
| |
zilveren beker van jr. johan van welvelde, door hem in 1649 geschonken aan de kerk te eelde. begin 17e eeuw. eigendom van den heer h.j. heshuijsen te haarlem.
dierenornamenten tot een verbazend rijk en harmonieus geheel zijn verwerkt. De hierboven besproken voorwerpen vormden met een aantal uitnemend bewerkte, doch welbekende gildebekers van Haarlem, Kampen en Middelburg, draagteekens van Amsterdam, Arnhem, Haarlem, Kam pen en Leiden, gouden lijfsieraden, een uitgezochte verzameling gedreven en gegraveerde gedenkpenningen, tal van drinkschalen, molen en stortebekers, historische drinkkoppen o.a. van Corn. Tyloos en Laurens van de Spieghel, mooi filigraanwerk, vele serviesstellen der 18e eeuw enz. de pronkstukken der verzameling. Van filigraanwerk gesproken: het was een algemeen verbreide meening, dat de meeste van die aardige en coquette byouteriekistjes, breimandjes, schaar-étuis en naaldenkokers van zilverdraadwerk en zoovele andere snuisterijen, waarin onze voorouders zulk een behagen schepten, dat men ze in den inventaris van bijna elken 18e eeuwschen inboedel aantreft, geen inlandsch fabrikaat, maar geïmporteerd zouden zijn, òf uit Oostersche landen òf uit Italië. Veel van dat gezellige goedje is nu van Hollandsche afkomst gebleken, daar er op de tentoonstelling zilverwerk met Holl. meestermerken voorkwam, overtrokken of opgelegd met filigraan-arbeid. Te Dordrecht o.a. en in Friesland bestonden werkplaatsen van goud- en zilverdraadwerken. Een goed specimen van Nederl. werk geeft het hiervoren afgebeelde byouteriekistje van Mevr. B. te zien. Verder trof men er twee groote verzamelingen van étagère-zilver aan, ingezonden door Mevr. Wed. Houttuijn te Wormerveer en Mr. J.G. Wurfbain te Rheden, die misschien niet zoo algemeen de aandacht hebben getrokken, als zij wel verdienden. Menig bezoeker zal wellicht gemeesmuild en bij de aanschouwing gedacht hebben: was dat | |
[pagina 663]
| |
nu der moeite waard om als artistiek werk ten toon te stellen? En daarom is het niet ongemotiveerd bij deze gelegenheid eens in 't licht te stellen, waarom dat ‘silveren poppengoed’ de aandacht der kunstliefhebbers waard is. Men vindt daarbij op verkleinde schaal terug alle gebruiks-voorwerpen eener hollandsche huishouding der achttiende eeuw. Keukengereedschap, zaalmeubilair, serviezen van allerlei soort, zoowel kandelaars en stoelen, als arresleden en spinne wielen, sleepkoetsen, vogelkooien, ja wat niet al! En de sierlijkheid van vorm dezer kostbare snuisterijen, weleer dienende tot stoffeering der zoogenaamde ‘poppenhuizen’, waarmede de jeugd der gegoede klassen zich vermaakte, wordt door hun meesterlijke bewerking geevenaard. Wij zagen er, geheel gedreven uit éen stuk, die een zoo uitnemend fraai profiel vertoonden, dat zij daarin met grootere voorwerpen om den voorrang konden dingen. Weer andere stukken, meest beeldjes zooals spelende kinderen, ruitertjes, boerinnetjes en dierenfiguurtjes, waren gegoten en geciseleerd, en bijzonder goed gemodelleerd in houding en beweging, als waren zij bestemd tot kleine statuetjes.
ananasbeker, begin 17e eeuw. museum van het kon. oudheidk. genootschap te amsterdam.
Bij de kenners wordt dit zilverwerk, waarvan het beste gemerkt is met een hoornschildje en den Amsterdamschen stempel, zeer gezocht en sinds jaren duur betaald, in weerwil van de meesterlijke moderne nabootsing, die ook op dit gebied niet is uitgebleven. Ook uit den tijd der Fransche overheersching, die haar stempel drukte op het gebied der kunst door invoering van den zoogenaamden empire-stijl, waren eenige met zorg gekozen modellen aanwezig. Daarbij onderscheidde zich o.a. door zijn bijzonder sierlijk profiel een koffiekan op onderstel, een voorwerp, zoo sober mogelijk versierd, maar ondanks zijn eenvoud eerbied afdwingende voor den artistieken zin des makers, die zich voor de gewilde stijfheid van den empire-stijl met veel tact wist te hoeden. Hiermede meenen wij het belangrijkste te hebben gereleveerd dat te zien was op de jongste tentoonstelling van Antiek Nederl. goud- en zilverwerk, die geenszins om de hoeveelheid der uitgestalde voorwerpen, maar wel om het kunstgehalte van het geëxposeerde en wegens het beginsel, waarvan hare ont-
zilveren koffiekan, style empire. eigendom van den heer g. schoorl, amsterdam.
| |
[pagina 664]
| |
drinkschaal (hansje-beker). begin 18e eeuw. museum kon. oudheidk. genootsch. amsterdam.
werpers zijn uitgegaan, in Nederland een feit van beteekenis op kunstgebied genoemd mag worden. |
|