Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 11

[p. 643]

Gedichten
door Joh^a. W. Bakker.

I.

Met vreugdebloemen hemelblauw
Wil ik uw hoofd omgeven;
Op ieder blaadje staat getrouw
Mijn liefdewoord geschreven.

Met zachte ranken immergroen
Wil ik U, Lief, omhangen;
Die zullen U gedenken doen
Aan mijn gestaâg verlangen.

Mijn donk're treurviolen wil
Ik aan Uw harte steken;
Zij zien u aan, zoo droef en stil,
En kunnen van smart niet spreken...

[p. 644]

II.
Nachtliedje.

Zoo moeitevol is wel mijn dag,
Dat ik aan u
Niet denken mag.
Ik kan nu nimmer bij u zijn,
Hoe gaarn' ik wilde, Liefste-mijn!

Maar in den koelen, klaren nacht,
Als alles zwijgt,
Dan sluip ik zacht
Door 't open kamervensterkijn,
En kom tot u, o Liefste mijn!

Gij hoort mij niet, gij ligt zoo stil,
Dat ik uw slaap
Niet storen wil.
Gij ligt zoo kalm, zoo engelrein....
Slaap rustig voort, o Liefste-mijn!

't Waar zonde, als ik u wekken zou;
Het is als speelde
Een glimlach flauw
Om uwen mond, zoo zacht en fijn....
Droomt gij van mij nu, Liefste-mijn?

De nachtwind suizelt door de blaân,
En maant mij, dat
Ik heen moet gaan.
Ik mag niet langer bij u zijn....
Vaarwel.... slaap zacht.... o Liefste mijn!