Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 11(1901)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 618] [p. 618] Gedicht. Door Johanna Diepenhorst. Lief Santje stond des avonds Te loeren vlak voor de ruit; Zij keek door heel klein een kiertje, Want 't meisje wilde er uit. ‘De ruiten zijn bevroren, Ja, zeker een vinger dik!’ Dacht San en was om dien ijzel Volstrekt niet in haren schik. Ze gluurde en ze tuurde, Waar of toch ‘Hij’ wel zou staan, Maar door die bloemen en veeren Haar oogjes niet konden gaan. Zij blies uit alle krachten Haar adem die bloemen in Zoo maklijk smolt niet die ijskorst, Maar San kreeg eind'lijk haar zin. En daar, waar 't ijs gesmolten Een open plaatsje gaf, Ziet San een jongen loopen, Het straatje op en af. En vlug in twee, drie tellen Pakt zij een hoed en doek, En sluipt dan op d'r teenen Naar 't poortje aan den hoek. En trekt en rukt aan 't deurtje. Helaas! het loopt niet vlot. Och San, je bent bedrogen! De poortdeur is op slot. Vorige Volgende