Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 11(1901)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 571] [p. 571] Twee sonnetten Door Edward B. Koster. Avondlaan. 'k Loop in de koele lafenis der laan, De tarwe wiegelt langzaam 't bruin-geel goud, Er waren fluisteringen door het hout, Geruisch van vogeltjes die huistoe gaan. Koel-ruiz'lig schuif'len siddert door de blaân, Waar wind zijn luchte tenten heeft gebouwd; En sterrelend doorblinkt de hemelblauwt' Der hooge kruinen langgestrekte paân. De zon is dalend; rustig-roode gloor Glijdt sober-pralend langs de stammen door, En doopt in vreemden gloed het avondwoud. Een laatste rosse streeling, eer het licht, Ten avonddood gedoemd, zacht-vallend zwicht, Stil staat het bosch te staren, grijs en koud. [pagina 572] [p. 572] Zomerbosch. 't Bosch is één luide zomerlustigheid, Der voog'len wildzang relt er schallend door; Waarheen 'k moog schrijden, oov'ral treft mijn oor Een jubileering en een blij jolijt. Zij maken zingzang voor den zomertijd, En oef'nen zich in wisselkleurig koor; Eén geeft den toon aan, zilver-zuiver; - hoor! De nachtegaal, wiens galm door 't loover glijdt. Gij, duizendstemmig woud, groen zangprieel, Gij, wonder, vol van glans en melodie, Vol schaduwlaaf'nis en muziekgestreel; Gij veelbesnaarde harp, wier zoet geschal De ziel doet gaan in lachte harmonie, Laat mij u prijzen, prijzen boven àl! Vorige Volgende