| |
Iets over Finland en Finsche huisindustrie
Door L. Lacomblé.
In het afgeloopen voorjaar vertoefden eenige Finsche vrouwen in Nederland, die belangstelling hebben trachten op te wekken voor hun land, door in verschillende steden, Haarlem, Utrecht, den Haag en Amsterdam producten van daar ginds ten toon te stellen, die eenigszins een denkbeeld konden geven van hetgeen de bevolking van het natuurschoone Suomi weet voort te brengen op gebied van kunstnijverheid, meer in het bijzonder van huisindustrie, zooals die als eene natuurlijke behoefte van het volk beoefend wordt. Het is naar aanleiding van deze tentoonstellingen, daartoe ook opgewekt door de edele beweegredenen van bovenvermelde Finsche vrouwen, dat ik het een en ander over het land en deze voortbrengselen van kunst wil mededeelen. De schetsen, die dit artikel illustreeren, zijn vervaardigd naar voorwerpen welke op die tentoonstellingen te zien waren en moeten dienen ter verduidelijking van het weinige dat ik over Finland en zijne bevolking zal zeggen.
Finland heeft lang behoord tot die landen, waarin wij Europeesche Westerlingen zoo goed als geen belang stelden en het is eerst in de laatste jaren, dat West-Europa zich tot het dichterlijke Suomi, het land van de duizend meren aangetrokken heeft gevoeld en zijne belangstelling is gaan toonen in de aangelegenheden van daar ginds.
fig. 5.
De bijzondere ligging van Finland, zich uitstrekkende tusschen 60 en 70 N.B., de eigenaardige formatie van den bodem, de geschiedkundige gebeurtenissen, die in het land plaats grepen, zijn alle factoren welke hunnen invloed hebben doen gelden op de cultuur van het land, en waarmede rekening gehouden moet worden bij de beoordeeling van zijne kunstproducten. Zoo zullen wij beter nog de pogingen waardeeren van hen, die onder veel ongunstiger omstandigheden dan wij zich hebben kunnen ontwikkelen.
Bovendien zullen genoemde factoren beter bestaande toestanden verklaren, die in zoo nauw verband staan met de voortbrenging van bepaalde producten van kunstnijverheid, waarmede wij ons meer in het bijzonder zullen bezighouden.
Het schijnt, dat reeds in het steenen tijdperk relaties hebben bestaan tusschen Finland en Zweden, af te leiden uit den vorm der steenen voorwerpen gevonden in het Z.W. van Finland, alsook door de overeenkomst, die de daar zich bevindende ‘cairns’ of graftombes vertoonen met de ‘tumulus’ van midden Zweden en Norrland, ook de enkele bronzen voorwerpen in Finland gevonden, wijzen door hunne ornamentatie op bepaald Vikingschen invloed. Weinig is omtrent de geschiedenis uit deze tijden bekend, alleen zijn legendarische herinneringen bewaard gebleven en in dichtvorm tot ons gekomen door het epische gedicht de Kalewala. Van eene eigenlijke geschiedenis van Finland is eerst sprake na de komst van Erik den Heilige, Koning van Zweden, die
fig. 10.
| |
| |
fig. 7.
in 1156 in Nyland landde, om het Christendom te gaan verbreiden onder de Heidensche Finnen. Van dien tijd af werd Finland het aambeeld, waarop beurtelings de naar macht strevende Zweedsche koningen en de roofzuchtige Russische Czaren eeuwen lang geslagen hebben. Het werd het tournooiveld waarop de Zweden en de Russen hunne geschillen beslechtten; doch niet dat van ridders, maar van woeste horden, die het land plat liepen, de bevolking uitmoordden, de steden in brand staken. Het is te begrijpen, dat onder dergelijke omstandigheden van eene rustige ontwikkeling en eene geleidelijke cultuur geen sprake kon zijn; wat er voor de ontwikkeling van het volk gedaan werd, kwam meer uit Zweden, dat eigenlijk zelf nog niet bogen kon op groote beschaving. Per Brahe, die in de eerste helft der 17 e eeuw uit Zweden kwam en als stadhouder van Finland den naam heeft verkregen van landsvader, stichtte de universiteit van Åbo, de eerste in het land, en later naar Helsingfors overgebracht.
fig. 1. finsche beddesprei 1798.
Terwijl in dien tijd in ons land eene schitterende schilderschool krachtig voortbrengt, en de bevolking op elk gebied eene energie ontwikkelt, waardoor zij zich zelf overtreft, is Finland nog in diepe rust. Het schijnt alsof de menschen sinds eeuwen aan den langen winterslaap gewend, die hen tot inertie doemt, zich eerst heel langzaam aan dezen verlammenden invloed gaan onttrekken om ten slotte op het einde der 19e eeuw een gelijken rang te gaan innemen naast andere kleinere staten en toonen in zich eene innerlijke kracht te bezitten, die slechts gunstiger voorwaarden eischt om daarmede de hoogste ontwikkeling te bereiken.
fig. 8.
Sprekende over deze cultuur moeten wij wel in het oog houden, dat deze zich eigenlijk ontwikkelt langs de kusten van de Bothnische en Finsche golf, te midden van eene bevolking van Zweedsche afstammelingen, wel is waar ook gemengd met de eigenlijke Finnen, en dat daarnaast nog eene boerenbevolking leeft in het middengedeelte van het land, die niet geheel aan deze cultuur deelneemt en lang nog heel oude gebruiken en zeden bewaart, heel lang nog vast blijft houden aan oude tradities. Terwijl op het oogenblik in Finland, schilders als Axel Gallen, Ero Järnevelt, Edelfelt, Westerholm, Ahlstedt en vele anderen, werk produceeren, dat naast het beste mag staan wat in andere landen in dezen tijd wordt voortgebracht, waren in het midden der 18e eeuw de schilders nog met een lantaarntje te zoeken; een hoogst enkele naam van een beeldhouwer of portretschilder uit Zweden stammende, ver-
| |
| |
fig. 2. finsche beddesprei 1792.
vult de rol van vertegenwoordiger eener schilderschool, die eigenlijk dien naam niet verdient. Deze jeugdige en krachtige verschijning van een schilderschool in dezen tijd, ontstaan om zoo te zeggen door bevruchting van de kunst uit den vreemde, voornamelijk uit Frankrijk, dient wel als een bijzonder verschijnsel te worden geconstateerd, omdat deze school nu moet blijken sterk genoeg te zijn, om eene verdere cultuur in die richting te kunnen dragen. Het is waarschijnlijk aan de energie van die mannen dan ook gedeeltelijk te wijten, dat in Finland de impulsie tot ontwikkeling grooter is geworden (een verschijnsel dat wij bij ons in den lande ook hebben kunnen waarnemen bij de Haagsche schilderschool van '70); dat meerdere bekendheid wordt gegeven van hetgeen Finland wenscht en wil; dat ook een tak der volkswelvaart, de huisvlijt en huisindustrie, grooten steun heeft gevonden bij een zeker intellectueel deel der bevolking, dat inziet, dat voornamenlijk door de bevordering der welvaart van den boerenstand en door bescherming van zijne huisindustrie ook de algemeene welvaart van het land bevorderd wordt en zijne innerlijke kracht versterkt.
Behalve de vereenigingen: Finska handarbetets vännor en Finlands allmänna Slöjd-förening, die de bevordering van de volksindustrie behartigen, bestaan in Finland nog een 68tal scholen waar onderwijs gegeven wordt in slöjd, aan boerenjongens en meisjes. Tot beter begrip van het hier voorafgaande, dienen wij even na te gaan onder welke omstandigheden de boerenbevolking leeft, wat eigenlijk de beteekenis is van de reeds eenige keeren genoemde huisindustrie. De groote uitgestrektheid van het land, de hoogst eigenaardige meerenformatie en de overal weelderig tierende bosschen, de vooral in het noorden zich doende gevoelen lage wintertemperaturen zijn zoovele oorzaken, waarom de bevolking, voor zoover die niet in steden woont, vrij ver uit elkaar in de overige deelen van het land verspreid leeft. Bijaldien het verkeer slechts langs de kuststreken en met eene enkele gelegenheid naar het midden van het land door middel van spoorwegen plaats heeft, leeft de bevolking nog geïsoleerd en is elk individu min of meer aan zichzelf overgelaten, en moet hij bijgevolg zooveel mogelijk voorzien in eigen behoeften. Nog vrij lang heeft het aartsvaderlijk familieleven bij de Finnen bestaan, waarbij kleine groepen van menschen als groote families te zamen leefden, waarbij de oudste zooveel als het hoofd, de raadgever en bestuurder was. Deze toestanden zijn evenwel langzamerhand in de 19de eeuw verdwenen. Het grondbezit is verbrokkeld geworden, en elk individu heeft zich op zijn eigen stukje land afgesloten van het gemeenschappelijk samenzijn en tracht door eigen arbeid zooveel mogelijk te voorzien in de meeste zijner behoeften. Tot voor 50 jaar was de huisindustrie om zoo te zeg- | |
| |
gen de eenige produceerende werkkracht in Finland: de vrouwen sponnen de wol van eigen schapen en het vlas en de hennep van eigen bouwgronden, zij weefden grof en fijn linnen, beddetijken, grove wollen stoffen, tapijten, dekkleeden
enz., vervaardigden hare eigen kleêren en vaak ook die van hare mannen.
fig. 11.
De mannen zelf bouwden hunne huizen, vervaardigden de weefgetouwen voor de vrouwen, het overige huisraad, sleden, karren, booten, zij maakten zelf hun bier en brandewijn. Nadat de spoorwegen gekomen zijn, en ook in sommige plaatsen fabrieken, spinnerijen, weverijen zijn opgericht, en bijgevolg ook winkels, die de waren verkoopen, is de taak van den boer en de boerin wel wat verlicht, doordat het hun nu gemakkelijker werd gemaakt, om zich sommige benoodigdheden door aankoop te verschaffen, waardoor hun heel wat arbeid uit de handen genomen werd. Ofschoon er nu fabrieken
fig. 3. finsche beddesprei 1774.
fig. 15. fragment messing buikriem.
zijn, heeft de boerenbevolking toch niet hare huisindustrie laten varen; zij is voor haar eene levensbehoefte, want hoezeer het ook in den aard van het individu ligt toe te geven aan gemakzucht, hij gevoelt dat zijn energie en kracht alleen door arbeid bewaard kan worden en dit bewustzijn spoort hem aan tot werken. Wat zouden de boeren moeten doen gedurende de lange winters, die half September aanvangen om aan te houden tot half Mei? En bovendien, ook in den zomer, wanneer de boer naar zijn land is, en de vrouw alleen tehuis, zal zij te midden van de haar omringende stilte behoefte gevoelen haar spinnewiel te laten snorren en daarin eene afleiding vinden.
fig. 6.
Sedert de vroegste tijden waren het spinnen en weven takken van huisindustrie, die in Finland trouw beoefend werden; in het Kalewalagedicht wordt van weven op verscheidene plaatsen melding gemaakt en ook de bepaald Finsche benamingen voor verschillende zaken op het weven betrekking hebbende, wijzen er op, dat reeds voor de komst van de Zweden, deze industrie bij de oude Finnen bekend was. Zooals reeds vermeld, wordt tegenwoordig zooveel mogelijk de bloei van deze huisindustrie bevorderd en terecht, want deze arbeid, die niet alleen intelligentie en smaak, maar ook veel geduld vereischt, houdt den geest wakker en verschaft den mensch de zoo noodige afleiding, daár, waar hij anders licht onder
| |
| |
den indruk zou komen van de hem omgevende stilte der eenzaamheid.
fig. 12. modern finsch tapijtje.
De Finsche boerinnen weven niet alleen de gewone linnen of wollen stoffen ter aanwending voor kleeren, ofschoon minder dan vroeger, maar houden zich ook veelal bezig met het weven van tapijten, dienst doende als wandbekleedingen of als beddespreien en dekken, portières en die in het algemeen ook bij de bewoners der steden als huishoudelijk artikel of ook wel als luxe-artikel toepassing vinden.
Het weefsel heeft veel overeenkomst met de Smyrna tapijten; de hier afgebeelde bedspreien en wandtapijten, zijn niet alleen opmerkelijk door hunne ornamentatie, maar zijn bovendien fraai van kleur. Soms is de rand goudachtig bruin met zachtroode ornamenten. de bloemen zijn heel licht blauw met chocolaadbruine contourlijnen; het middenvak is blauwgrijs, de hertjes zijn zachtrood, het schild en de overige figuren geelbruin in verschillende nuanceeringen (fig. 1). Ook is de buitenkant wel blauw met matgele en roode strepen, de tweede rand is zacht rood, terwijl de ruiten saamgesteld zijn uit bruin, geel en lichtblauw; het middenvak is donkerbruin, het vierkantje groen met rooden rand, de figuurtjes roodachtig (fig. 2). Op een ander is de rand blauw, het zigzag-ornament goudachtig geel, het middenvak heeft een roode fond, waarop de verschillende figuurtjes afkomen in lichtrose, lichtgroene, blauwe en gele kleuren en hier en daar eene sterkere noot van diep bruin (fig. 3). Elders heeft het tapijt een rooden grond: het middenvak bestaat uit eene groene ruit met blauwe driehoeken, de twee andere paneelen vertoonen een zwarte fond met S-vormige roode ornamenten (fig. 4).
fig. 4. finsche beddesprei 18de eeuw.
Deze tapijten dragen de jaartallen 1798, 1792 en 1774, zij werden als beddespreien gebruikt en door de bruiden voor haar huwelijk vervaardigd; de figuurtjes van een mannetje en een vrouwtje wijzen op die gebeurtenis en de verdere figuren, die in het tapijt geweven zijn, als: ganzen, koeien, honden, hertjes, gestyleerde kerstboompjes verraden de gedachten, die de weefster gedurende haren arbeid bezig hielden en hoe zij die motieven met een bepaald gevoel voor decoratief schoon wist toe te passen in haar werk.
Tegenwoordig worden nog dergelijke tapijten vervaardigd, doch zijn evenwel somberder van kleur; veelal vertoonen nu de motieven der nieuwere weefsels geometrische figuren (fig. 5, 6, 7, 8, 9, 10), die veelal af te leiden zijn uit het zoogenaamde hakkros-ornament (fig. 11), wat hetzelfde is als het svastica-ornament bij de Chineezen en Indische volken. Tot de meer moderne weefsels behoort het tapijtje door Gallen ontworpen,
| |
| |
(fig. 12) eene kleurencombinatie vertoonend van blauw, groen, bruin en lichtgrijs.
fig. 13. houten botervat.
Zooals reeds ter loops werd opgemerkt houdt de Finsche boer zich in zijne vrije uren bezig met het in hout vervaardigen van de huishoudelijke zaken, die hij in zijn bedrijf noodig heeft; doch behalve deze vervaardigt hij ook voorwerpen, waarbij hij zich tevens toelegt om deze te versieren met ingekerfde ornamenten, die hij ook soms kleurt en welke voorwerpen dan afzet vinden in de steden en min of meer als luxe-artikelen beschouwd moeten worden. Van dergelijke voorwerpen zien wij afbeeldingen in fig. 13 en fig. 14, zij zijn opgesmukt met roode, gele, blauwe en groene kleuren; uit een ethnografisch oogpunt hebben deze voorwerpen minder waarde, doordien zij versierd als zij daar zijn, niet bepaald dienst doen bij het bedrijf van den Finschen boer, doch in vorm wel overeenkomen met bij het bedrijf gebruikelijk vaatwerk.
fig. 9.
De Finnen dragen veelal een mes aan een gordel, bevestigd ter linkerzijde van het lichaam. In Österbotten zijn deze gordels sierlijk bewerkt en van messing vervaardigd (fig. 15); een gevolg van het dragen van deze messen is eene belangrijke messenindustrie; de centra van deze huisindustrie worden gevon den in Kauhawa in Österbotten ten Z.O. van Wasa. Een meer aan den Finschen boer eigen industrie is die der berkenbast, welke voornamelijk in Tavastaland, Savolax en Karelen beoefend wordt en sedert de oudste tijden bekend; men vervaardigt er schoenen, ransels, messcheeden, korven en meerdere zaken van, die in het huishouden aanwending vinden.
Als een onderdeel van de Finsche huisindustrie waren op de tentoonstellingen ook voorwerpen, die door Laplanders gedragen worden en gedeeltelijk ook door hen vervaardigd. Groot is de weelde niet, die de Laplander kent, wanneer hij 's zomers met zijne kudden rendieren uit is; zijne woning bestaat uit een paar palen, bedekt met wat grof serge en eenige oude tapijten, daar binnen een stookplaats van steenen, eenige rendiervellen om op te liggen, twee of drie leeren zakken voor zijne kleederen bestemd, voorts eenige houten schotels (fig. 16). Aan zijn leeren gordel (fig. 17) hangt een kokertje om zijn naaigerij te bewaren, zijn mes (fig. 18) en een beenen lepeltje met ringetjes versierd; deze gordel met beenen plaatjes vormt met hetgeen er aan hangt een karaktervol geheel. Opmerkelijk is de bij de Lappen veelvuldig voorkomende versiering van een lossen ring, (fig. 16 en fig. 17) en doelt deze losse ring oorspronkelijk waarschijnlijk op welvaart, daar de ring reeds in de oudste tijden een geliefkoosd sieraad bij de volken in
fig. 14 houten melkvat.
| |
| |
fig. 19 lapsch vrouwensieraad.
het noorden is geweest en het bezit van vele een teeken van rijkdom was; hoe dan ook, deze versieringswijze is opvallend en uit een ethnografisch oogpunt wel belangrijk.
Eenige vrouwensieraden afkomstig uit Torneå, en allerwaarschijnlijkst door Zweden vervaardigd, worden door Lapsche vrouwen bij feestelijke gelegenheden gedragen; zij wijzen op eene wonderlijke ineensmelting van Heidensche en Christelijke versieringskunst; wij zien in die voorwerpen (fig. 19, 20, 21, 22) uit zilver en verguld zilver vervaardigd nog den vorm van de oude Vikingsche gespen; doch hier zijn aan toegevoegd musiceerende engelen en byzantijnsche kruisjes. Ofschoon die voorwerpen dus door hun heterogeen karakter niet dat cachet van echtheid bezitten, toch hebben zij iets typisch. Een versiersel als fig. 20, bestaande uit een matzilveren plaatje met gebombeerden rand en cirkelvormige gaten en daaraan loshangende verguld zilveren ronde holle glimmende bekkentjes, moet een hoogst eigenaardig effect te weeg brengen op de grove kleeding van de Lapsche vrouw, met hare ravenzwarte haren en olijfkleurige gelaatstint.
De primitieve versieringen, die wij op de bepaald typisch Laplandsche
fig. 17. gordel laplander.
fig. 18. mes laplander.
voorwerpen aantreffen, wijzen er wel eenigszins op hoe dit volk wat hun versieringskunst aangaat, feitelijk nog even ver staat als in het steenen tijdperk en laat zich dit ook gemakkelijk verklaren, doordien de levensomstandigheden van die menschen sedert eeuwen dezelfde zijn gebleven en hunne behoeften zich tot de meest eenvoudige blijven bepalen. Nog lang nadat het bronzen en ijzeren tijdperk voor de eigenlijke Finnen was ingetreden, gebruikten de Lappen nog steenen bijlen; langzaam zich uit het midden van Finland door het opdringen der Finnen naar het noorden verplaatsend, heeft de Lapsche bevolking al hare vindingrijkheid moeten gebruiken om zich tegen de strenge en langdurige winters te beschutten en den vernietigenden invloed
fig. 21. lapsch vrouwensieraad.
er van trachten te keeren door practische lichaamsbekleedingen uit te vinden. Dat zij aan deze een bepaald karakter hebben weten te geven, wijst op vroegere cultuur, die niet geheel verloren schijnt te zijn gegaan. Als een gevolg van de lange winters en ook door de isolatie, waarin de Laplander leeft op de uitgestrekte boschgronden van Uleå-
fig. 20. lapsch vrouwensieraad.
| |
| |
fig. 16. houten nap van laplander.
borgslän en de toendra's van Lappmarken met hunne naakte rotskoppen, voorziet hij natuurlijk zooveel mogelijk in eigen behoeften en is dan ook in die streken de huisindustrie om zoo te zeggen de eenige produceerende werkkracht.
fig. 22. lapsch vrouwensieraad.
Gebonden als wij zijn aan eene beperkte plaatsruimte, zijn wij verplicht hier afscheid te nemen van een onderwerp, waarmede wij ons gaarne nog langer hadden bezig gehouden. Mogen deze korte regelen eenigszins belangstelling hebben opgewekt voor het Finsche volk, dat moeielijke tijden doorleeft, een volk, dat arbeidt en denkt, dat zijn land en zijn vrijheid lief heeft.
Rijswijk, April 1901.
|
|