machtige poëzie en zwakker techniek wat Bosboom in onzen tijd met hoogeren kunstzin uitvoerde.
Hem volgden Emanuel De Witte en Hendrik van Vliet twee meesters in het vak, Gerrit Houckgeest, Isaac van Nickele, Hans van Baden, Antonis Delorme, Hendrik van Streeck, om nog niet te spreken van de schilders van gebouwen van allerlei aard, die in Zuid- en Noord-Nederland werkten, zooals Dirk van Delen, Willem van Ehrenberg, Job en Gerrit Berckheyde, Jan van der Heyden en anderen meer. Van meestal deze kunstenaars bezit de Ermitage uitmuntende stukjes en geen museum ter wereld bestaat er waar men ook dit deel der Nederlandsche kunst beter bestudeeren en de schilders met elkander vergelijken kan. De ouderen verschillen van de jongeren doordien de eerste zich vooral toeleggen op verzorging van de bijzaken en op keurigheid van uitvoering, terwijl de lateren losser schilderden. De beste onder hen geven de werking van het licht met goed gevolg weer, terwijl de mindere nuchtere afbeeldingen van ziellooze lijnen en vlakken leveren.
De kerkschilders uit de familie Neefs behooren tot de oudere groep. Zij zijn drie in getal; Peeter, de vader, Peeter en Lodewijk de zonen. Peeter, de oudere, werd geboren te Antwerpen, vermoedelijk in 1578, in 1609 werd hij als meester ontvangen in de Sint-Lucas-Gilde; den 30en April 1612 huwde hij Maria Louterbeens. Van zijne vijf kinderen werd het tweede, Lodewijk de schilder, geboren den 22en Januari 1617 en de derde, Peeter, de jonge, den 23en Mei 1620. Men houdt hun vader voor een leerling van Hendrik van Steenwijck den oudere en zoo het al weinig waarschijnlijk is, dat hij persoonlijk lessen ontving van zijnen voorganger, die te Antwerpen in 1577 als meester ontvangen werd en rond 1603 te Frankfort stierf, zoo valt het toch niet te betwijfelen, dat hij hem trouw navolgde in de keus zijner onderwerpen en in hunne uitvoering. Wij weten niet met juistheid wanneer hij stierf, maar daar wij zijnen naam nog aantreffen in een notarieele akte van 26 Februari 1656 en Cornelis De Bie hem in 1661 onder de overleden kunstenaars noemt, moet hij tusschen die twee datums gestorven zijn.
Van Peeter Neefs, den jongere, weten wij behalve den datum zijner geboorte bijzonder weinig; de Liggeren der Lucasgilde vermelden hem niet; wij vinden in de parochieboeken van St. Jacobs het huwelijk aangeteekend van een Peeter Neefs met een Maria Neefs, op 8 Augustus 1649 en vermoeden, dat het hier onzen schilder geldt, maar zekerheid bezitten wij niet over dit punt. Van Lodewijk Neefs weten wij nog minder, zoo mogelijk. Het museum van Dresden bezit een Binnengezicht van O.L.V. kerk te Antwerpen, geteekend Frater Lodevicus Neeffs An. 1648 en D. j. ffranck in. et f. wat te beduiden schijnt, dat de kunstenaar in een klooster was getreden.
Wat wij wel weten is, dat alle drie de Neefs'en hoofdzakelijk kerkgezichten schilderden en dat zij het in zoo volkomen gelijkaardigen trant deden dat zij van elkander niet te onderscheiden zijn. De twee Peeter's plachten hunne werken met hunnen naam te teekenen en voegden er zeer dikwijls het jaartal der uitvoering bij. Zoo bezitten wij stukken gedateerd van 1604 (Stockholm), 1605 (Dresden), 1636 (Amsterdam, Florence, Cassel, Madrid), 1637 (Rijsel), 1644 (National Gallery, Londen), 1646 (Weber te Hamburg), 1651 (Gent), 1652 en 1653 (Schwerin), 1654 (den Haag), 1658 (Turijn en Dresden), 1660 (Paleis Corsini te Rome en Meiningen), 1675 (Kasteel van Feldsberg). Dit laatste stuk is het eenige, dat onbetwistbaar aan den jongeren Peeter moet toegeschreven worden; die van 1604 tot 1637 komen op rekening van den vader; voor die van 1644 tot 1660 wijzen de datums niet uit door wie van de twee, vader of zoon, zij geschilderd werden. De eenige toetsteen, die wellicht met nut kan aangewend worden om uit te maken aan wie de stukken uit dit tijdperk dienen toegeschreven is de wijze waarop zij onderteekend zijn. Met de vrijheid van spelling, welke in dien tijd heerschte schrijven de Neefs'en hunnen naam: nefs, p. neefs, peeter nefs, petrvs nefs, p. neffs, p. neefs, peeter neeffs, peeter neeffs, Peeter neeffs en Peeter Neefs. Op de stukken met de oudste datums vinden wij al de ver-